Hoofdstuk Parlementaire democratie
Paragraaf 1: Wat is politiek?
1.1 Het belang van politiek
Politiek: de land waarop een land wordt bestuurd. De meeste onderwerpen waarmee de politiek zich bezighoudt zijn van algemeen belang en iedereen heeft er direct mee te maken. Het is belangrijk dat je de politiek volgt en je stem laat horen.
Het grootste dilemma:
· Efficiënt besturen: doelmatig resultaat
· Maximale participatie: democratische besluitvorming met afweging van verschillende belangen.
Politieke macht:
· De mogelijkheid om invloed en controle uit te oefenen op politieke besluiten.
· In Nederland: representatieve of parlementaire democratie.
1.2 Dictatuur
Dictatuur komt voor in bijvoorbeeld Noord-Korea en Iran.
Basiskenmerk: de drie machten (wetgevende, uitvoerende en rechterlijke) zijn niet van elkaar gescheiden, maar in handen van kleine groep mensen.
Andere kenmerken:
· Beperking individuele vrijheid. (Geen grondrechten)
· Geen politieke vrijheid. (Tegenstanders worden soms vermoord)
· Er is veel overheidsgeweld. (Leger staat aan hun kant)
· Er bestaat geen onafhankelijke rechtspraak. (Rechters staan aan hun kant)
· Censuur (Verkeerde dingen worden gefilterd en mensen worden gearresteerd)
Twee soorten dictaturen:
1 Autocratische dictatuur:
· 1 leidersfiguur heeft macht, vaak militair om kleine machtige elite te beschermen.
· Soms wordt de leider geholpen door een junta: een militaire regering
· Bevolking wordt onderdrukt, maar geen ideologie aanwezig.
2 Totalitaire dictatuur:
· Grote groep aan macht door een ideologische revolutie.
· Politieke, economische en sociale leven gereguleerd.
· Indoctrinatie
· Censuur
· Speciale vorm is de theocratie: godsdienst is verheven tot staatsideologie.
1.3 Democratie
Het volk regeert. Vroeger was er directe democratie maar dat is tegenwoordig niet meer mogelijk. In sommige bestaat als overblijfsel van de directe democratie het referendum: een volksstemming bepaald over een wetvoorstel.
Basiskenmerk:
Tegenwoordig indirecte of representatieve democratie waarbij het volk vertegenwoordigers kiest die de beslissingen nemen en met een zekere regelmaat bij verkiezingen aan de bevolking verantwoording moeten afleggen over hun beleid. De macht is ook verspreid en meestal is een democratie ook een rechtsstaat.
Kenmerken:
· Individuele vrijheid. (Grondrechten)
· Politieke grondrechten. (Stemrecht)
· Politie en leger hebben beperkte bevoegdheden. (Niet zomaar geweld)
· Onafhankelijke rechtspraak. (Rechterlijke macht is gescheiden)
· Persvrijheid. (Geen censuur)
Binnen landen met een representatieve democratie heb je twee stelsels.
1 Parlementaire stelsel
· Participatie bevolking
· Parlement is hoogste machtsorgaan
· Kabinet die verantwoording moet afleggen.
· Soms constitutionele monarchie, dan is eer niet gekozen staatshoofd aan macht
2 Presidentieel stelsel
· President en parlement wordt gekozen
· Daadkracht
· President staat aan hoofd
· Uitvoerende macht kan ministers benoemen
· Ontbindingsrecht (Recht om het parlement te ontbinden)
Waarden vrijheid en gelijkheid heel belangrijk, staan in onze grondwet:
· Taken en bevoegdheden van de drie politieke machten staan beschreven
· Alle Nederlanders vanaf 18 jaar mogen kiezen en gekozen worden
· De regels voor politieke besluitvorming staan vast
· De overheid laat de media vrij
Oligarchie: een heerschappij van weinigen.
Regentencultuur: politici en bestuurders regelen onderling de politieke zaken en schuiven elkaar de belangrijkste baantjes toe.
Paragraaf 2: Politieke stromingen
2.1 Ideologieën
Ideologie: een samenhangend geheel van ideeën over de mens en de gewenste inrichting van de samenleving.
In Nederland drie ideologische, politieke stromingen:
- Het liberalisme
- Het confessionalisme
- Het socialisme
Standpunten die uit ideologieën voorkomen hebben te maken met:
- Normen en waarden
- Sociaaleconomische verhoudingen
- Machtsverdeling
2.2 Kompas om te kiezen
Progressief of conservatief:
- Progressief: vooruitstrevend, veranderingsgezind en gericht op de toekomst.
- Conservatief: behoudend en is gerecht op heden en verleden.
Reactionair: conservatieven willen vervanging van de regels terugdraaien, achteruitstrevend.
Veel partijen hebben progressieve en conservatieve standpunten.
Links of rechts:
Deze termen gebruiken we voor de verschillende visies op de rol van de overheid met betrekking tot de sociaaleconomische verhoudingen.
Links: gelijkwaardigheid, gelijke kansen, actieve rol overheid. (PvdA, SP, GroenLinks)
Rechts: vrijheid, eigen verantwoordelijkheid, passieve rol overheid. (VVD, PVV)
Politieke midden: tussenpositie, gezamenlijke verantwoordelijkheid, voor zichzelf zorgen tenzij dit niet lukt. (D66, CDA)
2.3 Stromingen
1 Liberalisme:
- Individu moet zich kunnen ontplooien
- Mensen niet gelijk, wel gelijkwaardig
- Vrijheid, individuele verantwoordelijkheid en tolerantie
- Persoonlijke en economische vrijheid
Liberalen nu:
- Vrijemarkteconomie
- Overheid beperken tot kerntaken
- VVD
2 Socialisme:
- Gelijke kansen
- Vrijheid en gelijkwaardigheid
- Solidair zijn: de sterkste schouders moeten zwaarste lasten dragen
- Socialisten waren verdeeld. (Communisten en sociaaldemocraten)
Communisten: Via revolutie macht overnemen.
Sociaaldemocraten: Maatschappelijke verbeteringen via parlement. Kennis, inkomen en macht eerlijker verdelen. Verzorgingstaat behouden. (SP en PvdA)
3 Confessionalisme:
- Op basis van geloofsovertuiging
- Organische staatsopvatting: samenleving is vergelijkbaar met menselijk lichaam waarin onderdelen afhankelijk zijn en alleen samen kunnen functioneren.
Christendemocraten nu:
- Rentmeesterschap: mens heeft de taak om goed voor de door god aan ons toevertrouwde aarde te zorgen.
- Solidariteit: zorg voor kwetsbaren in de samenleving.
De samenvatting gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden