Samenvatting Massamedia
1 Socialisatie en cultuur
Cultuur= alle waarden, normen en andere aangeleerde kenmerken die de leden van een groep of samenleving met elkaar gemeen hebben en dus als vanzelfsprekend beschouwen. Vb. gekleed over straat, beleefd zijn tegen oudere mensen, je houden aan verkeersregels.
Natuur= datgene wat aangeboren is. Gedrag van mensen is aangeboren èn aangeleerd. Vb. het vermogen om klanken voort te brengen is aangeboren, maar wèlke taal iemand spreekt is aangeleerd en is dus onderdeel van de cultuur.
Naast normen (gedragsregels) en waarden (principes) zijn er cultuurkenmerken zoals kennis, gewoonten, opvattingen, kunst, sport, symbolen en feestdagen.
Culturen verschillen per plaats, tijd en groep. Verschilt per generatie, per samenleving.
Socialisatie= het proces waarbij iemand de waarden, normen en andere cultuurkenmerken van zijn samenleving of groep aanleert. Doel: aanpassing van het individu aan zijn omgeving en instandhouding en continuering van de cultuur over een periode van vele jaren. Zorgt voor geordende samenleving. Gewoonten worden aangeleerd en afgeleerd.
Je gaat om met anderen, socialiserende instituties: instellingen, organisaties en overige collectieve gedragspatronen waarmee de cultuuroverdracht in een samenleving plaatsvindt. Collectieve gedragspatronen: gemeenschappelijke gebeurtenissen zoals carnaval.
Behalve het gezin zijn er 5 andere belangrijke socialiserende instituties:
1. School (discipline)
2. Werk (prestatie leveren)
3. Maatschappelijke groeperingen (zoals sportclubs + geloofsrichtingen=
teamgeest ontwikkelen + leren gedragen naar normen, waarden
4. Overheid (regels + wetten)
5. Media (beïnvloeden je gedrag)
Daarom is er sociale controle: de wijze waarop mensen andere mensen stimuleren of dwingen zich aan de geldende normen te houden. Vaak in de vorm van sancties, waarmee mensen ervoor zorgen dat anderen zich gedragen naar de geldende formele en informele normen. Je hebt daarvoor beloningen en straffen. Er zijn 4 vormen van maatregelen: Formele positieve sancties, zoals diploma. Formele negatieve sancties, zoals boete. Informele positieve sancties, zoals applaus. Informele negatieve sancties, zoals kind dat naar kamer wordt gestuurd. Internalisatie= dat mensen sommige aspecten van hun cultuurgroep zo eigen hebben gemaakt, dat zij zich automatisch gaan gedragen zoals de groep dat van hen verwacht. Vb. kinderen leren naar de WC te gaan. Een kind kan ook hun ouders nabootsen. Andere vb: dragen van kleding, aanpassing van verkeersregels.
Schema
2 Media en communicatie
Communicatie= het proces waarbij een zender bedoeld of onbedoeld een bepaalde boodschap overbrengt aan een ontvanger. Het medium waarlangs de boodschap wordt verstuurd, kan bv. bestaan uit gesproken of geschreven woord en gebaren. Wanneer de ontvanger op een boodschap reageert ontstaat er feed-back of terugkoppeling.
Communicatie is een sociaal proces: de ene mens heeft de ander nodig. Communicatie heeft ook economische aspecten: mensen moeten goed met elkaar samenwerken.
Soorten communicatie:
Directe en indirecte communicatie. (Direct= face-to-face contact, indirect: niet).
Eenzijdige en meerzijdige communicatie. (Eenzijdig= eenrichtingsverkeer zoals radio- en tv-programma’s, meerzijdig= als deelnemers zender en ontvanger zijn).
Verbale en non-verbale communicatie. (Verbaal= gesproken + geschreven woord, non-verbaal= overgebrachte informatie via o.a. symbolen, tekeningen en lichaamstaal).
Massacommunicatie
Kenmerken massacommunicatie:
Informatie die ze overbrengen is bedoeld voor een groot en anoniem publiek.
Informatie is openbaar en voor iedereen toegankelijk.
Relatie tussen zender en ontvanger is onpersoonlijk.
Communicatie verloopt meestal eenzijdig.
(Ontvanger bijna alleen indirect en achteraf reageren, weinig feed-back, zenders kunnen vaak niet meteen controleren of boodschap wordt begrepen).
Soorten boodschappen: amusement nieuws meningsvorming cultuur educatie en onderwijs
Functies van media voor de samenleving: instandhouding van de democratie cultuuroverdracht
3 Soorten media
Verschillen in gedrukte media: Tijdschriften Kranten Huis-aan-huisbladen
Kranten zijn te verdelen in landelijke en regionale kranten. Ook is er onderscheid tussen populaire kranten en kwaliteitskranten. Populaire kranten leggen de nadruk op sensationeel nieuws, kwaliteitskranten op politieke ontwikkelingen en de achtergronden van het nieuws.
Tijdschriften zijn te verdelen in: jongerenbladen (jeugdbladen, zoals Hitkrant) vrouwenbladen (Libelle, Margriet) roddelbladen (schrijven voornamelijk over bekende Nederlanders) special interest bladen (bladen over 1 specifiek onderwerp) vakbladen (bedoeld voor een bepaalde beroepsgroep) ● opiniebladen (geven achtergrondinformatie en commentaar bij politieke, economische, culturele en maatschappelijke kwesties) omroepgidsen (zoals Veronica-gids)
3 soorten televisie- en radiozenders: publieke omroepen regionale en lokale omroepen commerciële omroepen
Publieke omroepen: zenden uit op Nederland 1,2 en 3. Iedere stroming of zuil kreeg een eigen zender. Ze moeten een deel van hun zendtijd aan culturele of informatieve programma’s besteden. Publieke omroepen krijgen hun geld van de omroepbijdrage die iedereen met een radio of televisie moet betalen.
Ook zijn er nog regionale en lokale omroepen.
Commerciële zenders moeten hun opbrengsten uit reclameboodschappen halen. Ze beschouwen daarom hun zender als een product waar zoveel mogelijk mensen naar moeten kijken.
We hebben in Nederland dus een duaal bestel (duaal= tweeledig).
Er zijn tegenwoordig nieuwe media. Met nieuwe media bedoelen we: de nieuwe informatiebronnen naast gedrukte media, radio en televisie. Dus computers, e.d. Computerschijfjes kunnen enorm veel informatie bevatten. Met internet kun je wereldwijd internetten. Daar heb je een modem voor nodig. Daarmee kunnen signalen via de telefoonlijn worden verzonden van de ene naar een andere computer. Na 1990 kwamen er pas gebruiksvriendelijke programma’s. Je kunt met internet op het world wide web, je kunt e-mailen en er staan nieuwsgroepen op. Je kunt hiermee praten over bepaalde onderwerpen met anderen.
4 Hoe komt het nieuws tot stand?
Kwaliteit van berichtgeving hangt nauw samen met objectiviteit. Objectiviteit= een beschrijving van feiten en meningen die in overeenstemming is met de werkelijkheid. Nieuws wordt altijd geschreven vanuit een bepaald referentiekader: de persoonlijke waarden en normen, de eigen ervaringen en gewoontes spelen altijd een rol als je iets beschrijft. Journalisten maken ook selecties uit het nieuwsaanbod. Journalisten moeten daarom in ieder geval: 1. een scheiding maken tussen feiten en commentaar. 2. het principe van hoor en wederhoor toepassen. (Nieuwsfeiten moeten van meer dan één kant belicht worden door meerdere mensen aan het woord te laten). 3. over kennis van zaken beschikken.
Leiding van een krant: directie, is verantwoordelijk voor het zakelijke en financiële management. redactie, heeft de inhoudelijke verantwoordelijkheid.
Het redactiestatuut staat beschreven in de CAO van dagbladjournalisten en waarborgt in hoge mate de onafhankelijkheid van de redacties. De identiteit van de krant is er ook in beschreven.
De samenvatting gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden