Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

massamedia

Beoordeling 0
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas havo | 1544 woorden
  • 5 februari 2009
  • nog niet beoordeeld
Cijfer
nog niet beoordeeld

1.1
Massamedia zijn de middelen tot communicatie, tot massacommunucatie.

Comunicatie: een doorlopend proces waarbij een zwender bedoeld of onbedoeld een boodschap overbrengt aan de ontvanger.

Zender: degene die iets meedelt

Ontvanger: degene die iets krijgt, ontvangt.

1.2
Eenzijdige communicatie: als de zender een bericht doorgeeft aan de ontvanger en de ontvanger geeft hier geen reactie op.

Meerzijdige communicatie: als zender en ontvanger direct op elkaars boodschappen kunnen reageren. Dit is een feedback, dit is dat de zender dan de ontvanger wordt en de ontvanger wordt de zender.

Verbale comunicatie: d.m.v gesproken of geschreven woorde, ook worden die een duidelijk afgesproken betekenis hebben.


Non-verbale communicatie: zonder woorden.

Directe communicatie: communicatie zonder hulpmiddelen

Indirecte communicatie: communicatie die plaatsvindt met behulp van technische hulp middelen.

1.3
Als de audiovisuele informatie goed op elkaare is afgestemd kan deze sterker zijn dan al1 non-verbale of verbale communicatie.

Een goede combinatie van beeld, geluid en tekst biedt een grote beïnvloeding.


1.4

Referentiekader: het geheel van van kennis, ervaringen en verwachtingen

De uitleg van de boodschap is afhankelijk van het referentiekader.

Communicatiestoornis: als iets in de communicatie verkeerd wordt geinterpeteerd.

Socialisatie: het proces waarbij de mens wordt voorbereid op een rol in de samenleving.

1.5
Informatie: nieuws en kennis

Nieuws: datgene wat wetenswaardig is
|
/
uitzonderlijk.
samenhang met andere feiten
kennis over feit


Kennis : datgene wat iemand weet

Nieuws is subjectief omdat wat voor de ene persoon interessant is hoeft het voor de andere tog nog niet te zijn

Kennis is subjectief omdat het verschil ook in kennis zit. De een heeft meer kennis van een bepaald onderwerp dan een ander.

1.6
Massacommunicatie is gericht op het publiek = openbare communicatie

Massamedia: de meeste communicatie vindt plaats met behulp van technische middelen.

2.1
4 taken van media:
1. leverancier van informatie
2. opinies en gedrag beïnvloeden
3. kennis en inzicht vergrote
4. verstrooiing bieden

2.2
Functie: elk objectief waarneembaar effect of gevolg van een menselijke activiteit voor een groep mensen of voor de samenleving

2.3
Cultuur: het geheel van normen en waarden, gebruiken en gewoonten van en volk.

Vooroordelen: negatieve oordelen, gebaseerd op gebrek aan kennis

Stereotypen: clichébeelden


2.4
Massamedia speelt een rol bij het meningsvormingsproces
|
ˇ
Beïnvloed door:
1. vorming publieke agenda : waar mensen over denken en praten
2. hoe erover gepraat en gedacht wordt

2.5
X

2.6
Media vervult niet alle functies even succesvol door:
1. de meeste media is marktgericht
2. er is sprake van eenzijdige communicatie
3. voor nieuwsvoorziening sijn ze afhankelijk van pers en omroep en die zijn commercieel.

3.1
Selectieve Perceptie: mensen nemen slechts een deel van wat gebeurt waar, dit is onvermijdelijk
|
/
Gebeurt systematisch

3.2
De kleuring van de werkelijkheid zit in de keuze van de nieuwsfeiten en de manier waarop die feiten worden weergegeven.

3.3
Persbureaus : Associated Press (AP) , United Press International (UPI) ( USA) Reuter ( eng) , Agence France Presse (AFP) (fr)


Het selectieproces vind voortduurend en op verschillende niveaus plaats


3.4

Journalistieke regels / criteria:
1. de gebeurtenissen of uitspraken moeten uitzonderlijk zijn
2. gebeurtenissen moeten gevlogen hebben voor grotere groepen mensen
3. gebeurtenissen moeten actueel zijn
4. gebeurtenissen moeten van belang zijn voor de doelgroep van het medium
5. gebeurtenissen waarover gedurende langere tijd kan worden gepubliceerd hebben meer nieuwswaarde dan eenmalige incidenten
6. gebeurtenissen moeten eenvoudig zijn uitteleggen aan het grote publiek
7. in het nieuwsaanbod moet een zekere afwisseling zitten


3.5

Journalistieke normen:
1. ze moeten de informatie uit zoveel mogelijk bronnen halen
2. Ze moeten hoor- en wederhoor toepassen
3. informatie en opinie moeten ze scheiden

Pluriformiteit: * veel vormigheid , * veel meningen, * informatie

vanuit verschillende richtigen.

|
/
Dit is een voorwaarde voor een goed werkende democratie


3.6
Derde wereld landen zijn met informatievoorziening afhankelijk van de grote persbureau’s


3.7
Televisie amusement is ook een belangrijke informatiebron

4.1
Injectienaald theorie: deze theorie legt er de nadruk op dat met de media mensen gemanipuleerd kunnen worden. Mensen zijn weerloze sponzen

4.2
Multiple – step – flow: theorie van de opinieleiders : theorie van het tweetrapsmodel |
/
Het publiek bestaat uit twee delen : de opinieleider en de volgers

4.3
De vorige 2 theorieen vroegen zich af wat de media met de mens doet

De selectiviteitstheorie vroeg zich af wat de mens met de media doet

|
/
Hier wordt ervoor uit gegaan dat de ontvanger zelf bepaalt door wat hij zich laat beïnvloeden

4.4
Moderne theorie : agendatheorie

Agendatheorie: massamedia heeft een beperkte invloed

De media bepaalt wat er op de maatschappij wordt over gebracht, dus beïnvloed waar de mensen over gaan denken maar niet hoe de mensen erover gaan denken.

5.1
Pers: alle gedrukte massamedia

Omroep: radio en televisie

Marktmechanisme: de wet van vraag en aanbod bepaalt welke bladen groot kunnen worden en welke moeten verdwijnen

5.2
Grondwet: in een democratisch land de meest fundamentele wet. Er staat in wat de verhouding tussen burger en overheid is en welke taken de overheid ten aanzien van de burger heeft.

Vrijheid van meningsuiting: staat in artikel 7 van de grondwet en hier wordt onderscheidt gemaakt tussen de pers, omroep an andere manieren om meningen te uiten

Censuur: het controleren en eventueel verbieden van teksten voordat ze in het openbaar verschijnen.


5.3
X

5.4
X

5.5
Vrijheid van meningsuiting is het eerste uitgangspunt voor het overheidsbeleid

Vrijheid van meningsuiting is kenmerkend voor democratische landen

Pluriformiteit wordt ook beschermt

Pluriformiteit: verscheidenheid van media , ook op cultuur gebied

Zorgfunctie: de overheid moet ervoor zorgen dat de media hun werk optimaal kan verrichten

5.6
Commerciële omroep leeft van winsten maar de publieke omroep niet , deze leeft van belastingsgelden

6.1
Kranten kunnen 6 soorten berichten overbrengen:
1. beleidsinformatie: nieuwsfeiten en achtergronden van politieke en maatschappelijke ontwikkelingen
2. human interest : artikelen en stukjes tekst over allerdaagse of juist bijzondere mensen of gebeurtenissen (vermaak)

3. Verstrooiing: strips, feuilletons, sportberichten e.d
4. praktische informatie: heeft direct praktisch nut voor de lezer
5. opinie: redactioneel commentaar
6. advertenties: een boodschapin de krant die wordt gekocht door adverteerders en hier heeft de redactie geen verantwoording over.

6.2
Landelijke dagbladen: zijn in alle delen van het land verkrijgbaar

Regionale bladen: in regio verkrijgbaar

De landelijke bladen brengen binnenlands en buitenlands nieuws, binnenlands nieuws is van nationaal belang

De regionale bladen brengen nieuws uit de regio

6.3
Ochtendbladen: brengen ’s morgens het nieuws van de dag ervoor

Avondbladen: brengen ’s avonds het nieuws van diezelfde dag

6.4
Populaire massakranten: brengen veel human-interest en verstrooiing

Kaderkranten: leggen de nadruk op beleidsinformatie

6.5
Volkskrant: progressief , links pvda


Trouw: protestants – christelijk (links)

Nrc handelsblad: Liberaal

Telegraaf: rechts conservatief

Ad: neutraal

Identiteit: karakter van de krant

6.6
Vrouwen/ dames bladen: meest gelezen tijdschriften , voor de vrouw

Familie bladen: richten op gezin

Mannenbladen: voor de man

Gossip/ roddel bladen: brengen human intrest , breeg publiek

Jongeren bladeren: veel subcategorieën, voor de jeugd

Omroepbladeren: bevatten programma voor de week voor tv en radio

Verdere bladen: hobby bladen, sportbladen, vaktijdschriften

6.7
Opiniebladen:vormen een belangrijke categorie tijdschriften
|
/
Hebben tot doel de lezer te informeren over achtergronden van maatschappelijke, economische, politieke en culturele ontwikkelingen.

7.1
Ontzuiling : secularisering : verwereldlijking  niet meer door godsdienst e. d bepaalt


marktgerichtheid: streven naar een zo groot mogelijk product

7.2
Persconcentratie: Het aantal verschillende dagbladen wordt minder maar er wordt meer geproduceerd(van minder soorten). Steeds minder uitgevers krijgen een groter deel van de bladenmarkt in handen.

Oplagespiraal: het verband tussen de oplage, de advertentie inkomsten en de kwaliteit van de bladeren

Monopolievorming: de uitgeversconcerns hebben bepaalde deelmarkten (bijna) volledig in handen gekregen

Monopolievorming heeft dezelfde oorzake als persconcentratie

7.3
Marktsegmentering: publiek is in steeds meer verschillende groepen opgedeeld waardoor afzonderlijke bladen ontstonden

Special interest bladen: Adverteerders willen adverteren bij een blad dat met hun product te maken heeft

7.4
X

7.5
X

7.6
Bedrijfsfonds voor de pers: met het geld hiervan worden dagbladen en tijdschriften in nood gesteund. Voorwaarde is dat de bladen van belang zijn voor de politieke meningsvorming

8.1
Mediawet: deze gaat ervan uit dat het Nederlandse omroepstelsel een publiek bestel moet zijn


Omroepstelsel: De gehele organisatie van de Nederlandse omroep

Commercieele activiteiten: activiteiten gericht op winst

Publiek bestel:
1. het bestel is niet commercieel maar het publiek
2. het bestel is open
3. het bestel kent programmatische autonomie

programmatische autonomie: dat de zendgemachtigden zelf de volledige vrijheid hebben om hun programma’s te vullen
|
/
Komt voort uit vrijheid van godsdienst, levensovertuiging en meningsuiting

8.2
Mediawet onderscheidt:
1. omroepverenigingen
2. de Nederlandse omroepstichting
3. de stichting ether reclame
4. educatieve omroepinstellingen

voorwaarden zendmachtiging:
1. eigen identiteit
2. georganiseerd als vereniging of stichting
3. ze moeten een totaalprogramma brengen
4. moeten een minimum van betalende leden hebben
Merchadising: verkoop van artikelen die samenhangen met de omroepverrenigingen

Totaalprogramma: dit bestaat uit 4 soorten pogramma’s namelijk culturele, informatieve, educatieve en verstrooiende programma’s


Aspirant omroep: als je als nieuwe omroepvereniging begint, ze moet aan alle zelfde voorwaarden doen als andere omroepverenigingen behalve aan het ledental

9.1
Verzuilde samenleving: verdeeld in streng gescheiden groepen, die we zuilen noemen (godsdienstig)

9.2
Ontzuiling: deze leidde tot individualisatie en de groepen vielen uit elkaar

Omroepwet:: leek al sterk op de mediawet, maar was de voorganger

9.3
Vervlakking: de omroepverenigingen gingen zich minder richten op het publiek in hun eigen zuil en gingen hun programma’s meer en meer afstemmen op het totale publiek.

Vertrossing: dit is een andere naam voor de verzuiling en komt van de TROS omdat zijn de grote aanstichter ervan zijn

9.4
X

9.5
Commercieele omroep: vrijwel geheel afhankelijk van de reclame inkomsten

Sponsers: de sponsers van bepaalde programa’s zullen bepaalde eisen aan de programma’s stellen

9.6
Talkshows: onderwerpen zijn sensationeel en onbenullig, informatief programma waarover ze luchtig doen


Prime time: dan wodrt de meeste tv gekeken, tussen 7 en 10 uur ’s avonds

Sandwichformule: dan plaatsen ze minder populaire programma’s tussen populaire programma’s in

Luister- en kijkonderzoeken: spele grote rol bij omroepverenigingen

Kijkcijfers: hoeveel mensen naar een programma kijken

Waarderingscijfers: deze drukken uit hoe de mensen het programma waarderen

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.