Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Massamedia

Beoordeling 8
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas havo | 1712 woorden
  • 26 februari 2004
  • 15 keer beoordeeld
Cijfer 8
15 keer beoordeeld

Hoofdstuk 1: massamedia Paragraaf 1: Communicatie: het proces waarbij een zender, bedoeld of onbedoeld, een boodschap overbrengt aan een ontvanger. Communicatie is mogelijk met of zonder taal en met of zonder directe mogelijkheid. Vormen van communicatie:  Zender en ontvanger beide lijfelijk aanwezig directe reactie mogelijk (feedback)  Zender en ontvanger maken gebruik van een communicatiemiddel. Soms directe reactie mogelijk(TELEFOON) soms niet(brief)  De zender richt zich tot een groot publiek, heel soms reactie mogelijk (lezing) meestal niet (televisie, radio) Boodschap is de kern van een communicatieproces, de boodschap bevat informatie en als het goed is wordt daar correct op gereageerd en anders is er een communicatiestoornis
Gesproken taal: verbale communicatie

Gebaren: non-verbale communicatie
Bij telefoneren wordt er gebruik gemaakt van 2 medium:  Taal  Een technisch apparaat
Massacommunicatie: een vorm van communicatie waarbij de zender met technische hulpmiddelen in staat is om grote aantallen mensen met een boodschap te bereiken. Massamedia hebben een aantal kenmerken:  De geboden informatie is openbaar en voor iedereen toegankelijk.  De informatie die wordt overgebracht is in principe bedoeld voor een groot, heterogeen en anoniem publiek  Meestal verloopt de communicatie eenzijdig. Aan deze kenmerken voldoen:  Gedrukte media, kranten, tijdschriften  Audiovisuele media, radio en tv Paragraaf 2: Welke functies vervullen de media in onze maatschappij? De 4 functies: 1. Nieuws: kranten bestaan vooral uit nieuws maar bij radio en tv is nieuws ook belangrijk. Nieuws is een echte publiekstrekker. Het nieuws en zo’n reportages halen hoge kijkcijfers. 2. Amusement: quizzen, shows en soaps. De hoofdmoot bij commerciële zenders. Publieke omroepen minder amusement
3. Educatie: programma’s waarin informatie wordt uitgezonden waar de kijker iets van kan leren. Of bijvoorbeeld programma’s ten behoeve van het onderwijs
4. Opinievorming: discussieprogramma’s en sommige talkshows zijn daar goede voorbeelden van. In de gedrukte media vindt ook opinievorming plaats: de hoofdredactie geeft in punten de mening van de redactieleden weer. Ook staan er in kranten vaak rubrieken waar mensen hun mening kunnen geven
De meeste televisieprogramma’s vervullen meerdere functies. Je kunt beter spreken van mengfuncties. De politieke functies van de massamedia: 1. Woordvoerders- of spreekbuisfunctie: de massamedia verwoord de in de maatschappij bestaande standpunten. Bijvoorbeeld enquêtes, de resultaten worden gepubliceerd in kranten of tijdschriften. 2. Informatieve functie: de overheid verspreid hun informatie door massamedia omdat het anders niet snel genoeg bij de mensen is. Ook is er een staatsblad waarin deze informatie staat maar dat lezen maar heel weinig mensen. 3. Commentaarfunctie: de massamedia levert commentaar op de politieke besluiten, direct of indirect. 4. Onderzoeksfunctie: journalisten onderzoeken ook achtergrondinformatie over bepaalde onderwerpen. Informatie die wordt achtergehouden bijvoorbeeld. 5. Controlerende functie: deze functie vloeit voort uit de voorgaande functies. De resultaten van beleid of juist het ontbreken ervan geven aanleiding tot publicaties. Wat voor de algemene functies van massamedia geldt, namelijk dat ze in praktijk vaak met elkaar vermengd zijn, geldt ook voor de politieke functies. Paragraaf 3: Hoe wordt de maatschappij door de massamedia beïnvloed? Vier theorieën over de invloed van massamedia: 1. De selectieve perceptietheorie: In het algemeen stelt de selectieve perceptie theorie dat mensen hun waarnemingen selecteren, waarbij hun voorkeur natuurlijk uitgaat naar feiten die passen bij hun normen en opvattingen. Informatie die daar niet bij past wordt niet, minder goed of vervormd waargenomen. 2. De agendatheorie: De massamedia bepaald wat er wordt uitgezonden en het publiek heeft geen inspraak

3. De injectienaaldtheorie: De mens wordt gezien als een weerloze, passieve spons die niks te zeggen heeft en geen kritiek mag leveren. Het is mogelijk dat de massamedia de samenleving kan indoctrineren en dat de machthebbers de massamedia gebruiken als propagandamachine. Ze willen de samenleving manipuleren. 4. De aanhaaktheorie: Deze theorie gaat er ook vanuit dat de meeste mensen niet in staat zijn een afgewogen oordeel te geven. Daarom wordt hier aangehaakt bij de mening van een politicus of ander bekent persoon waarvan de mening wel invloedrijk is. Reclame is niet meer weg te denken uit de samenleving. De reclamemakers denken dat de reclames de mensen heel duidelijk beïnvloeden waardoor zij het geld wat ze aan reclame uitgegeven hebben makkelijk terugverdienen. Om een consument zo goed mogelijk te beïnvloeden maakt men in reclames gebruik van een aantal trucs:  Een bekend persoon die binnen de doelgroepen positief wordt opgenomen  Wetenschappelijke thermen, moeilijke woorden waar mensen de betekenis niet van weten maakt indruk  Termen uit andere talen, dit klinkt heel mooi  Een product aan een bepaalde sfeer te koppelen, bijvoorbeeld heel gezellig  In spelen op specifieke gevoelens van de mensen, voor uw eigen veiligheid een brandalarm  Muziek, dan kan de consument de reclame herkennen aan het deuntje dan spreekt het echt aan  Inspelen op trends, bijvoorbeeld ‘light’ is nu een trend daar veel producten van maken  Gericht benaderen van doelgroepen,  Humor, dan blijft de consument geïnteresseerd naar je spotje kijken  De consument aan het woord laten
Het grootste succes van een reclamemaker is als de productnaam tot soortnaam benoemd wordt, bijvoorbeeld “maggi” Socialisatie: de overdracht van normen en waarden, je aanpassen aan de normen en waarden van de groep het gezin of wat dan ook waar je bij hoort. De verscheidenheid van jeugd subculturen verschilt niet alleen in bijvoorbeeld muziek smaak maar ook in kleding, taal, haardracht en speciale uitdrukkingen. Het veelvuldige kijken naar geweld op televisie leidt tot agressief gedrag. Hiermee wordt het bewust aanbrengen van schade op anderen bedoeld. Drie meningen over televisiegeweld:  De reductiethese: de aanhangers van deze theorie zeggen dat de televisie een socialiserende rol heeft, kinderen leren door tv kijken  De geen-effectthese: een belangrijk persoon hiervoor is socioloog Halloran, hij stelt dat je, je voor een goed begrip van de oorzaken van geweld zult moeten richten op de samenleving en niet op de televisie.  De stimulatiethese: de geweldscènes in films worden overgenomen door kinderen, zij zien hierin hoe ze agressief moeten zijn. Relatie tussen de soorten geweld en agressie: hoe realistischer het geweld op tv hoe sneller het wordt geïmiteerd. Beleid: ouders en opvoedkundigen willen het geweld op tv verminderen de overheid wil dit ook of in ieder geval, geen geweld meer voor 21.00. het commissariaat voor de media moet toezien op de naleving van deze richtlijnen Paragraaf 4: Welke media hebben de meeste invloed in onze samenleving? De krant: het oudste massamedium, de boekdrukkunst is rond 1450 uitgevonden. In 1619 zag het eerste periodiek in Nederland het licht dat als voorloper van de krant beschouwd wordt. Hierin stonden vooral dingen die belangrijk waren voor de handel zoals het aanbod en de prijzen van verschillende goederen op de markten en beurzen. In 1848 werd de grondwet veranderd en kwam er persvrijheid dit was nodig voor de democratie. In 1848 werd de krant niet meteen een massamedium, hij was voor veel mensen te duur om te kopen. In 1869 kwam er een dagbladzegel, hierdoor werd de krant ook voor normale burgers betaalbaar. De industrialisatie maakte massaproductie mogelijk en massaproductie veronderstelt massaconsumptie. Reclame werd een doeltreffend middel om de consument tot kopen te verleiden. De infrastructuur verbeterde waardoor het mogelijk werd informatie op grote schaal en snel door te geven. De bevolking wilde sneller dingen te weten komen over de politiek, politieke emancipatie. Ook hierdoor is de krant gegroeid tot massamedium. Pluriformiteit: veelvormigheid. Verzuiling: het uiteenvallen in gescheiden levensbeschouwelijke groeperingen. Sommige dagbladen zijn gericht op bepaalde doelgroepen. Je kun dagbladen ook indelen in kwaliteitsbladen (nrc) en populaire bladen (telegraaf). Een krant verkrijgt zijn nieuws uit verschillende bronnen, hun vaste journalisten of het algemene Nederlandse persbureau. Agence france press in frankrijk, reuter in gb en associated press in de vs. Via computernetwerken verspreiden ze nieuws. De inkomsten van dagbladen komt voor een beperkt deel uit abonnementskosten en de rest halen ze uit advertentieruimten. Weekbladen en andere tijdschriften: er zijn misschien wel honderden verschillende tijdschriften in Nederland. Opiniepers: ze verschijnen wekelijks en leveren nieuws op politiek en cultureel gebied. Maar vooral op een beschouwende wijze. Vb: de groene Amsterdammer en hervormd Nederland. Gezinsbladen en de sensatie pers: de sensatiepers in Nederland in vooral roddelbladen zoals privé en story. Er staat alleen maar flauwekul in maar het is wel leuk om de lezen. Radio en televisie: ze zijn niet meer weg te denken uit de huidige samenleving. De radio: de radio werd eind 19e eeuw uitgevonden. De eerste zending in Nederland was in 1916.daarna volgden snel de radio omroepen NCRV, AVRO, VPRO, KRO, VARA. Dit waren levensbeschouwelijke zenders. In de 2e WO de radio een belangrijke rol. Radio oranje hield vanuit Londen stiekem de verzetsmensen op de hoogte. Ook de mensen wat ondergedoken zaten. Opkomst van de televisie: in 1951 werd er een begin gemaakt aan experimentele televisie uitzendingen. Binnen enkele jaren waren de verzuilde radiozenders verzuilde televisieomroepen geworden. In de jaren 60 kwamen er radiozenders die niet verzuild waren en die bleken enormveel luisteraars te trekken. De TROS is de eerste niet verzuilde televisie omroep. Iets later kwam Veronica als radiozender en nog later als tv-zender. Er kwam een omroepbestel dat via de mediawet van 1988 door de overheid werd gereguleerd. De zendgemachtigde publieke omroepen moesten voldoen aan een aantal eisen:  De omroep diende een bepaalde culturele maatschappelijke of geestelijke stroming te vertegenwoordigen en niet gericht zijn op winst maken.  Een omroep diende gevarieerde programma’s te bieden: 25% informatief, 25% cultureel, 5% educatief, 25% amusement en 20% vrij in gevuld.  Een omroep diende minstens 150.000 leden te hebben. Er kwam een hele nieuwe situatie toen re commerciële zenders kwamen, zij waren wel degelijk uit op winst. Hun inkomsten kwamen uit reclame en sponsoring van programma’s. Veronica veranderde van publieke omroep in commerciële zender en Sbs6 en RTL4 maakten hun intrede. Tegelijkertijd kwamen de kabelmaatschappijen op. Zij moesten verplicht de publieke Nederlandse zenders laten doorkomen en de Nederlandstalige Belgen. Verder mogen ze het zelf weten. Nu hoeft er niet meer met antennes gewerkt te worden. Paragraaf 5: Welke ontwikkelingen op mediagebied zijn te verwachten? Telefonie: mobiele telefonie is in, steeds meer mensen willen overal en door iedereen bereikbaar zijn. Dagbladen: ondanks de toenemende mogelijkheden nieuws elektronisch op te vragen zullen de dagbladen er niet onder lijden. De dagbladen hebben zelf ook hun sites. De radio: de afgelopen jaren zijn er themazenders gecreëerd waardoor de zenders door hun doelgroep herkend worden. De televisie: de commerciële zenders zijn de laatste paar jaren heel erg doorgebroken. Reality-tv en emotie-tv zijn ook grote publiekstrekkers. Soaps zijn ook echte publiekstrekkers. Internet: internet kent geen grenzen en wordt steeds verder ontwikkeld. Het is een betaalbaar medium. Verdere ontwikkelingen: de geurenkleuren televisie is het meest haalbare op dit moment.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.