Massamedia 1 t/m 4

Beoordeling 8.6
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 2763 woorden
  • 23 april 2004
  • 9 keer beoordeeld
Cijfer 8.6
9 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Samenvatting hoofdstuk 1 t/m 4 Hoofdstuk 1. Zenders en ontvangers. Communicatie -> een doorlopend proces, waarbij een zender bedoeld of onbedoeld een boodschap (info) overbrengt aan een ontvanger. Zender -> degene die iets meedeelt. Ontvanger -> degene die de boodschap krijgt. Het referentiekader van de ontvanger bepaalt wat hij met de boodschap doet/kan. Referentiekader -> al je kennis die wordt gevormd door waarde en normen die jouw eigen zijn gemaakt door socialisatie. Feedback -> reactie van de ontvanger naar de zender, dit kan verbaal en non-verbaal. • Communicatie - directe -> zonder technische hulpmiddelen. - indirecte -> met technische hulpmiddelen. Bij directe heb je: - verbale communicatie -> gesproken/geschreven woord. - non verbale communicatie -> gezichtsuitdrukking/ lichaamstaal. Bij indirecte; - verbale communicatie -> gesproken/geschreven woord. - non verbale communicatie -> achtergrond muziek bij film • Eenzijdige communicatie -> indirecte communicatie tv/radio. Kan niet terug reageren. • Meerzijdige communicatie -> directe communicatie, klas. Kan meteen terug reageren. • Encoderen: het verpakken van de boodschap in een code (door zender) • Decoderen: vertalen en interpreteren van code (door ontvanger) • Informatie -> nieuws en kennis
Nieuws is datgene dat wetenswaardig is. Kennis is datgene dat iemand weet. Om een feit voor iemand nieuws te maken moet het aan het volgende voldoen: 1. Het moet uitzonderlijk zijn. 2. Het moet een zekere samenhang vertonen met andere feiten. Als het feit helemaal geen relatie heeft tot de rest van de werkelijkheid zoals die begrepen wordt, door de gene die het nieuws verneemt, dan heeft het voor hem geen betekenis. 3. Het feit kan die samenhang alleen vertonen als degene die het verneemt een zekere voorkennis heeft. • Massa communicatie > is gericht op het publiek, het is openbare communicatie. 1. het is openbare communicatie

2. iedereen kan van de uitgezonden informatie kennis nemen. Maar de zander kan nauwelijks invloed uitoefenen hoe de ontvanger met de boodschap omgaat. 3. bijna altijd eenzijdig. 4. meestal indirect. 5. draagt voor een belangrijk deel mee aan de publieke opinie. 6. ontvanger en zender zelf onbekend. De meeste massacommunicatie vindt plaats met behulp van de massamedia > de technische hulpmiddelen. Effectieve communicatie > de goede combinatie van verbale en non-verbale communicatie. Bijvoorbeeld met een spannende thriller. Wanneer de achtergrondmuziek uitvalt is het meteen niet meer spannend. • Socialisatie -> je opvoeding tot lid van de maatschappij via je gezin, vrienden, school. • Waarde -> ideeën die groepen mensen in de samenleving belangrijk vinden. • Normen -> (on)geschreven regels van gedrag om je waarden te kunnen bereiken. Hoofdstuk 2. • De media kunnen 4 taken vervullen (LOKV); 1. Leverancier van informatie. 2. Opinies en gedrag beïnvloeden. 3. Kennis en inzicht vergroten. (educatieve programma’s) 4. Verstrooiing bieden. • Massamedia heeft 5 verschillende functies (CBKOM); 1. Cultuuroverdracht
2. Blik verruimen
3. Kennis en Informatie overdragen
4. Overdracht van kennis en informatie tussen overheid en burgers
5. Meningsvorming
Cultuur > - Het geheel van de normen, waarden, gewoonten en gebruiken van een volk of groep. - Kunst. Waarden > ideeën die groepen mensen in de samenleving belangrijk vinden
Normen > (on)geschreven regels van gedrag om je waarden te kunnen bereiken. Vooroordelen > negatieve oordelen, gebaseerd op het gebrek aan kennis. Stereotype > cliché beelden. Maar het vervullen van de taken van de media gaat niet altijd optimaal; De meeste media zijn marktgericht. Dus willen ze een groot publiek en gaan ze alleen de makkelijke, interessante nieuwsfeiten vermelden. Er is sprake van eenzijdige communicatie. Beantwoorden dus niet alle maatschappelijke behoeften. Voor nieuwsvoorziening hebben heeft de media vaak persbureaus ingeschakeld. We kunnen op 2 manieren onderscheiden waarop de massamedia de meningvorming beïnvloeden. 1. Waarover de mensen praten denken 2. Hoe mensen erover denken en praten. ze vormen de publieke agenda. Publieke agenda > de media, actie groepen, politieke partijen selecteren het nieuws waar wij over gaan praten/denken. Hoofdstuk 3. Selectieve perceptie > dat mensen slechts gedeeltes opnemen van wat er wordt verteld. De gedeeltes passen goed in hun referentiekader. De kleuring van de werkelijkheid zit in de keuze van de nieuwsfeiten en de manier waarop die feiten worden weergegeven. Persbureaus : • AP, Associated Press. USA • UPI, United Press International USA • Reuter, ENG • Agence France Presse, AFP • Algemeen Nederlands Persbureau, ANP

In hetgene wat je leest zit altijd een subjectief en selectief element. Selectieve perceptie > Dat je datgene waarneemt wat jij interessant vind. Stappen van het selecteren van nieuws. 1. Verzamelen van gegevens. Dit doen journalisten die in dienst zijn van een krant/omroep/persbureau= bureau dat nieuws verzamelt en dan door verkoopt. 2. Verwerking op de redactie. 3. Eindredacteur. 4. Opmaakredacteur gaat in overleg met de hoofdredacteur. Ze bepalen waar de artikelen komen te staan en of er een foto bij komt. 5. Laatste selectie zijn de lezers. Zij selecteren alleen de dingen die hen aanspreken. Selectiecriteria 6; Gebeurtenissen of uitspraken moeten uitzonderlijk zijn. Alleen als ze opvallend zijn en zich niet dagelijks herhalen hebben ze nieuwswaarde. Gebeurtenissen moeten gevolgen hebben voor een grote groep mensen. Hoe groter de gevolgen, en hoe groter de groep mensen die erbij betrokken is, hoe meer nieuwswaarde gebeurtenissen en uitspraken hebben. Een verlaging van de WAO-uitkeringen is een vb. Gebeurtenissen moeten actueel zijn. Wat er gister uitgebreid in het nieuws was vind je vandaag niet meer terug in het nieuws, behalve als er ontwikkelingen in de zaak zitten. Gebeurtenissen moeten van belang zijn voor de doelgroep van het medium. Gebeurtenissen waarover gedurende langere tijd kan worden gepubliceerd hebben meer nieuwswaarde dan eenmalige incidenten. Gebeurtenissen moeten eenvoudig zijn uit te leggen aan het grote publiek. In het nieuwsaanbod moet afwisseling zitten. (Er moeten film beelden bij zijn, alleen voor televisie. Het film materiaal mag niet te duur zijn.) De criteria zijn niet voor alle media gelijk. Voor massakranten hebben moorden, ongelukken en rampen meer nieuwswaarde dan voor kaderkranten. Objectiviteit en subjectiviteit; Om een nieuwsvoorziening zo objectief mogelijk te vermelden moeten de journalisten zich aan bepaalde journalistieke normen houden: Ze moeten de informatie die binnenkomt uit zoveel mogelijk andere bronnen checken. Ze moeten hoor en wederhoor toepassen. Informatie van opinie scheiden. De objectiviteit van het nieuws wordt bovendien bevorderd doordat de media pluriform zijn. Hoofdstuk 4. De injectienaald theorie (ITSA); De media is gekleurd door normen en waarden, vooroordelen en stereotypen. Ze ziet men als weerloze wezens die met een injectienaald informatie krijgen ingespoten zonder dat zij zich ertegen verzetten. Ze leggen de nadruk op dat mensen gemanipuleerd worden door de media. Er zijn optimisten en pessimisten. Vb. > Teletubies, powerrangers, enz. Nadeel > De theorie klopt niet. Er zullen gerust mensen zijn die labiel/onvolwassen zijn en wel als weerloze sponzen voor de tv zitten. Maar deze theorie gaat niet op voor de gemiddelde burger. Het Tweetrapsmodel (ITSA); Gaan uit van een veel beperktere invloed van de media op de mens. Er wordt de nadruk gelegd op het netwerk waarbinnen massacommunicatie plaatsvindt. Het publiek bestaat uit 2 delen. Opinieleiders en Volgers. Vb > reclame van xinifresh
Nadeel > Volgers praten alleen met volgers en opinieleiders alleen met opinieleiders. Selectiviteitstheorieën (ITSA); De ontvangers bepalen zelf hoe ze met de informatie omgaan. Ze kijken wat in hun referentiekader past en dat selecteren ze. Vb > zappen bij programma’s
Nadeel > Door deze manier worden oordelen steeds bevestigt. Dus speelt de media nauwelijks een rol in het tot stand brengen van meningen. En alleen de slimmere mensen discussiëren over het nieuws en zo kan hun mening verandert worden. Ze geven een eenzijdige kijk op de zaak. De agendatheorie (ITSA); De media bepaalt waarover mensen gaan praten. De mensen bepalen wel zelf hoe ze erover gaan praten. Deze theorie ligt tussen de injectienaald- en selectiviteittheorie in. Vb~ de krant, RTL nieuws. Nadeel~ Je mist veel ander belangrijk nieuws. Hoofdstuk 5. Pers en omroep. De pers ~ alle gedrukt massamedia. De omroep ~ de radio en tv. Marktmechanisme ~ de wet van vraag en aanbod. • De bladen zijn afhankelijk van winst. Ze hebben geen toestemming nodig van de overheid. Ze zijn commercieel. • De gewone ondernemingen (uitgeverijen van boeken en bladen) krijgen hun inkomsten uit abonnementsgelden, de verkoop van losse nummers en uit advertentieopbrengsten. • De omroepen kunnen commercieel zijn of niet-commercieel. Voor de omroeporganisaties in Hilversum is winst maken niet nodig. Ze MOGEN geen winst maken. De omroep is georganiseerd binnen een door de overheid geschapen wettelijk kader. De omroeporganisaties hebben toestemming nodig van de overheid. De overheid verleent hun zendmachtiging. Om zendmachtiging te krijgen moeten ze aan door de overheid gestelde voorwaarden voldoen. Ook de commerciële zendstations, moeten zich aan bepaalde eisen houden. Nederland is een democratie en belangrijke kenmerken daarvan zijn; - vrijheid van meningsuiting 6 - vrijheid van godsdienst en levensovertuiging. 7
De zaken staan ook in de universele verklaring van de rechten van de mens van de VN. Hoewel je je aan de wet moet houden geldt voor de pers: A. De overheid heeft geen preventief toezicht, dus geen censuur. B. Er is geen vergunning nodig om iets te publiceren. C. Mocht de kant de wet wel overtreden dan kan de krant gedwongen worden tot rectificatie. D. Journalisten hebben verschoningsrecht. > recht om bronnen geheim te houden, tenzij de rechter bepaald dat ze hun bronnen wel moeten openbaren. Doen ze dat niet dan kunnen ze worden gegijzeld. Censuur is het controleren en eventueel verbieden van teksten voordat ze in het openbaar verschijnen. Krant / Tijdschrift. Links Rechts  Voor zoveel mogelijk gelijkheid  Werknemers  Grote overheidsinvloed: Publieke zenders  Ver veranderen in de maatschappij.  Progressief -> Voor zoveel mogelijk vrijheid.  Werkgever  Particulier initiatief voor commercieel media  Weinig veranderen in de maatschappij.  Conservatief
SP Groen links PvdA D66 CDA VVD LPF Christen U SGP Volkskrant Trouw NRC AD/Telegraaf

Groene Adammer. Vrij NED HP de tijd Hervormd NED Elzevier
Internationale spelregels; Nederland moet zich als medeondertekenaar aan het verdrag van Rome houden. De verdrag garandeert de vrijheid om ‘inlichtingen en denkbeelden te ontvangen of door te geven, zonder inmenging van overheidswege en ongeacht grenzen’. De staten mogen WEL regels stellen voor de omroep en de vrijheid is gebonden aan hun wetten. In Ned. Mogen rechters wetten in formele zin niet toetsen aan de grondwet, maar wel aan de internationale verdragen. Daardoor is het verdrag veel belangrijker dan de grondwet. Omdat als de regering samen met het parlement een wet maakt, dan moeten de rechters dat accepteren, ook al vinden ze zelf dat de wet in strijd is met de grondwet. Maar als de wet in strijd is met een internationaal verdrag, kunnen ze hem ongeldig verklaren. Door de EU unie worden regels voor de media gesteld waaraan de lidstaten zich te houden hebben. Uitgangspunten van het overheidsbeleid; De vrijheid van meningsuiting De bescherming van de pluriformiteit De democratie De bevordering van de pluriformiteit van de massamedia
Pluriformiteit > dat je het van meerdere kanten bekijkt. Zorgfunctie > de overheid moet ervoor zorgen dat de media hun werk optimaal kunnen verrichten. Hoofdstuk 6. De inhoud van de dagbladen (BH VOPA); 1. Beleidsinformatie > nieuwsfeiten en achtergronden van politieke en maatschappelijke ontwikkelingen. 2. Human-interest > Artikelen en stukjes over alledaagse of juist bijzondere mensen en gebeurtenissen. Deze worden opgenomen om lezers te vermaken. 3. Verstrooiing > Strips, sportberichten enz. 4. Opinie > commentaar op het nieuws. 5. Praktische informatie > weerbericht, beursberichten, kooktips enz. 6. Advertenties > advertenties vallen niet onder de verantwoording van de redactie van de krant. Landelijke en regionale bladen. Landelijke bladen; publiceert alles wat voor het hele land van belang is en zijn in het hele land te koop. (Telegraaf, AD, de Volkskrant, NRC, Trouw). Regionale bladen; berichtgeving gericht op een bepaalde streek. (NH dagblad, Alkmaarse courant, De Gelderlander). Semi-regionale bladen; Ze jn in het hele land te koop maar hebben verreweg de meeste abonnees in een bepaalde regio. ( Het Parool, Het Vrije Volk) Ochtend en avondbladen; Ochtendkrant is ’s nachts gedrukt en brengt het nieuws van de hele vorige dag. ( De Telegraaf, Trouw, AD) Avondkrant is ’s middags gedrukt en brengt nieuws van de nacht en de ochtend en ook van het nieuws van de vorige dag. (NRC, Het Parool, Het Vrije Volk) Algemene en Richtlijnen krant; Algemene krant; niet gebonden aan levensbeschouwing of godsdienst. Richtlijnen krant; wel gebonden aan bepaalde richting. (Trouw) Progressieve en Conservatieve krant; Progressieve krant; hecht aan maatschappelijke veranderingen. Conservatieve krant; hecht aam traditie en gezag
Populaire massa kranten en Kaderkranten; Populaire massakrant; - gericht op breed publiek - luchtige aanpak - amuseert ook - makkelijk taalgebruik - opmaak veel kleur grote koppen en foto’s - veel sport, sterren, ongelukken. (De Telegraaf, AD) Kaderkrant; gericht op mensen met een hoog niveau enz enz (NRC, Trouw, Volkskrant). Maar kaderkranten beginnen steeds meer op massakranten te lijken. Zelf geven ze ook achtergrond artikelen.  Tijdschriften; => gedrukte massamedia die periodiek uitkomen.  Opiniebladen; => ze hebben tot doel de lezer te informeren over de achtergronden van maatschappelijke, ec, politieke en culturele ontwikkelingen  Huis-aan-huisbladen; Hoofdstuk 7. Marktgerichtheid => het streven naar een zo groot mogelijk publiek
In de jaren zestig is een groot aantal dagbladen verdwenen omdat (OOSA); 1. Ontzuiling. 2. Opkomst TV
3. Invoering STER-reclame
4. Advertentie inkomsten voor kranten steeds belangrijker. STER- reclame => De kranten moesten een deel van de reclamegelden voor de tv innen. Zodat ze toch nog konden rondkomen. Persconcentratie en monopolievorming; Persconcentratie; 1. de oplagespiraal – het verband tussen oplage, advertentie inkomsten en kwaliteit van de bladen. Goede afweging tussen die 2 is belangrijk. 2. Technologische veranderingen: alleen bedrijven van bladen die goed draaien kunnen mee komen met de tn.-ontwikkelingen i.v.m. de investeringen. Monopolievorming; Houdt in dat uitgeverconcerns bepaalde deelmarkten (bijna) volledig in handen gekregen hebben. Het verschil tussen persconcentratie en monopolievorming is dat persconcentratie is het aantal uitgaven dat wordt verkocht en monopolievorming is dat een bedrijf bepaalde deelmarkten totaal in handen heb gekregen. Dus dan heb je geen concurrentie. De markt segmentering. => voor iedere doelgroep een eigenblad. De marktsegmentering is te verklaren zowel uit het oogpunt van de consument als dat van de producent. De consument is geïndividualiseerd en welvarende. Hij wil zijn individuele interesses bevredigen en heeft daar het geld en de tijd voor. De producent is opzoek naar nieuwe markten. De persconcentratie, monopolievorming en marktsegmentatie konden plaatsvinden omdat de uitgeversconcerns gewone ondernemingen zijn, die economisch handelen. Zij zijn gericht op hun voortbestaan en op het maken van winst. Ze doen dat om nieuwe doelgroepen te bereiken, de concurrentie te bestrijden, hogere advertentie-inkomsten te krijgen of de productiecapaciteit optimaal te benutten. Bedrijfskolom ~ de redacties, drukkerijen en de distributie. Directie ~ is verantwoordelijk voor de zakelijke kant. Redactie ~ is verantwoordelijk voor de inhoud van het blad. Redactiestatuut ~ daarin is de identiteit van de krant vastgelegd en is de verhouden tussen de redactie en directie geregeld. Overheid en pers in Nederland. De steun van de overheid; 1. Een deel van de STER inkomsten werden gegeven aan de pers. 2. 1974 stelt de overheid het Bedrijfsfonds voor de Pers in. 3. Het verplichte redactiestatuut bij de dagbladen. 1977
Hoofdstuk 8

De belangrijkste kenmerken van het publieke bestel zijn;  Het bestel is publiek. Het maken van winst is verboden. Dus wordt de omroep grotendeels betaald uit gemeenschapsgelden en uit een gemeenschappelijke reclamepot. De Stichting Ether Reclame STER, verkoopt de reclamezendtijd uit de adverteerders. Het geld dat daarmee verdient wordt, wordt verdeeld over de zendgemachtigden.  Het bestel is open. Dat betekend dat iedereen die aan de wettelijke voorwaarden voldoet, zendtijd en financiële steun van de overheid kan krijgen. Maar in de praktijk betekent dit dat het grootste deel van de zendtijd verdeeld is tussen omroepverenigingen.  Het bestel ken programmatische autonomie. => dat de zendgemachtigden zelf de volledige vrijheid hebben om hun programma’s te vullen. Er zijn verschillende omroepinstellingen:  Omroepverenigingen= vereniging of stichting met een minimum aantal leden, die vanuit een eigen id. radio en tv-programma’s brengen.  De Nederlandse Omroep Stichting NOS  De Stichting Ether Reclame STER  Educatieve omroep instellingen  Lokale en regionale omroep instellingen. Om zendmachtiging te krijgen met je aan de voorwaarden van de Mediawet voldoen; 1. eigen id. hebben. 2. georganiseerd zijn als een vereniging of stichting.= geen winst. Maar naast de STER hebben ze ook nog ledencontributies. Merchandising is de verkoop van artikelen die met de omroepverenging en haar programma’s samenhangen. 3. Totaalprogramma brengen. 4. Minimum aantal betalende leden hebben. Totaal programma; 20 % culturele programma’s
25 % informatieve
25 % verstrooiende
5 % educatieve
25 % vrije programma’s
De omroeporganisaties; AVRO – algemene vereniging radio-omroep. TROS – Televisie en radio omroepstichting. KRO – Katholieke Radio-omroep
NCRV – Nederlandse christelijke radiovereniging. VARA – Vereniging van Arbeiders Radio Amateurs. EO – Evangelische omroep
VPRO - Vrijzinnig protestantse Radio omroep. Om te concurreren met de commerciele zenders mocht de STER ook zwevende reclame blokken hebben. Lokale en regionale omroepen; 1. Mag maar 1 per gemeente. 2. Ze moeten een algemeen karakter hebben. 3. Hun karakter moet blijken uit hun programma’s. Hoofdstuk 9
De omroep de weg naar de commercie. Katholieke zuil Protestants christelijke zuil Algemene zuil de Volkskrant De Maasbode De Tijd KRO Het Vrije Volk Het Parool NCRV EO CNV De Telegraaf AD Nieuws van de dag de Nieuwe Rotterdammer AVRO
De gevolgen van de TV. 1. De toegenomen kwantiteit kan ten koste gaan van de kwaliteit. 2. De ideële functie van de publieke omroepen kunnen verminderen ten gunste van amusement. 3. de nationale id. kan verminderen

4. De nationale culturele eenheid kan verminderen. Vervlakking => dat de omroepverenigingen zich minder gingen richten op het publiek in hun eigen zuil.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.