1.1 Criminaliteit is ernstige vorm van onmaatschappelijk gedrag. Rechtsregels belangrijk richtsnoer voor gedrag.
Rechtsregels zijn een belangrijk instrument om:
- Ongewenst gedrag tegen te gaan
- Orde aan te brengen in de maatschappij
- Conflicten naar behoren te regelen
- Onafhankelijke rechtspraak en rechtvaardigheid te waarborgen
Twee redenen voor aanpassing wetboek, normen en waarden veranderen en de samenleving is complexer geworden.
1.2 Misdrijven zijn ernstiger dan overtredingen. Overtredingen zijn géén crimineel gedrag. Criminaliteit is alle misdrijven die in de wet staan omschreven.
1.3 De door de politie verzamelde cijfers geven alleen een beeld van de geregistreerde criminaliteit, alleen de dingen die zijn aangegeven, mensen doen niet altijd aangifte, en diverse delicten worden nooit ontdekt (milieumisdrijven). Het is lastig te zien of criminaliteit afneemt, ook door opsporingsactiviteit. Als politie meer zoekt komen er meer misdrijven aan het licht. Ook gebeurt de registratie niet nauwkeurig genoeg. Slordigheidfouten treden op, en subjectieve oordelen spelen een rol bij omschrijven van met misdrijf. Om betrouwbaarheid misdaadstatistieken te vergroten houdt CBS slachtofferenquêtes. Hier zitten ook nadelen aan: het is géén objectieve mening, het CBS meet alleen veelvoorkomende delicten, en bv dronken rijden valt erbuiten. Hierom ook daderenquêtes. Meer geweld door meer alcohol- en drugsgebruik. Gevolgen van criminaliteit zijn materiële schade en immateriële schade.
2.1 Crimineel gedrag, biologisch bepaald of vanuit de sociale omgeving? Aangeboren eigenschappen zoals een driftige aard kunnen bijdragen aan agressief gedrag. Ook kunnen mensen als gevolg van een psychische stoornis bv pyromaan zijn.
2.2 Criminaliteit wordt veroorzaakt door de sociale omgeving op 2 niveaus: het niveau van de primaire socialisatie van het individu (microniveau), en het niveau van de maatschappelijke omstandigheden waarmee het individu te maken heeft (macroniveau). Micro: Als foute dingen niet door opvoeders worden gecorrigeerd zal de normvervaging steeds meer toenemen. Ook gezinsproblemen kunnen leiden tot latere gedragsstoornissen. Jeugdcriminaliteit is gevolg van bepaald rollenpatroon. Jongeren die mislukken op school hebben meer kans in aanraking te komen met justitie. Macro: mensen die zich in een uitzichtloze situatie bevinden kunnen het vertrouwen in de samenleving verliezen en trekken zich niets meer van de maatschappij aan. Ook vervaging normen en waarden, afnemende sociale controle en afnemende pakkans.
2.3 Veel delicten zijn leeftijdsgebonden. Mensen plegen delicten vooral in hun puberteit. De meeste stoppen er daarna mee, meestal omdat ze dan een gezin hebben. Sommigen gaan echter door. Allochtonen plegen vaker misdrijven omdat er onder hen vaak werkloosheid heerst, en de ouders kennen gezagsproblemen.
2.4 Persoonlijkheidstheorie van Sigmund Freud: elke persoonlijkheid is opgebouwd in drie delen, het id, het ego en het superego. Het id bevat aangeboren instinctieve driften in het onderbewuste van de mens zoals sex en agressie. Het ego is het bewuste deel van de persoonlijkheid dat de overhand krijgt als we volwassen worden. Het superego ontwikkelt zich doordat de samenleving op mensen inwerkt. We vormen een geweten en ontwikkelen gevoelens van schuld en schaamte. Wanneer de balans tussen deze delen van de persoonlijkheid verstoord wordt kan dit leiden tot afwijkend of crimineel gedrag. De anomietheorie van socioloog Merton zoekt verklaring voor crimineel gedrag tussen levensdoelen die mensen voor zichzelf opstellen en de beperkte middelen. Mensen reageren verschillend op mislukkingen, sommigen crimineel. Volgens de etiketteringtechniek van Becker gaan mensen zich juist crimineel gedragen als ze het etiket crimineel opgeplakt krijgen. De aangeleerd-gedrag-theorie van Sutherland bewijst dat jongeren die omgaan met criminele jongeren zelf vaak ook crimineel worden. Volgens de bindingstheorie van Hirschi heeft iedereen wel een misdadiger in zich, maar wordt dat tegengehouden doordat er bindingen zijn met andere mensen, vrienden of familie.
3.1 De overheid bestrijdt criminaliteit volgens een tweesporenbeleid, preventie en bestraffing. Er zijn verschillende soorten misdrijven: delicten tegen openbare orde en gezag, misdrijven tegen leven en persoon, ruwheidmisdrijven, vermogensmisdrijven, seksuele misdrijven, verkeersmisdrijven, misdrijven tegen de Opiumwet, economische delicten en milieudelicten. Ook onderscheid tussen veelvoorkomende en zware criminaliteit. Georganiseerde criminaliteit zijn organisaties met de volgende kenmerken: aanwezigheid eigen sanctiesysteem, gebruik van geweld om eigen positie in criminele wereld te versterken, witwassen van geld, plegen van meerdere soorten misdrijven, gebruik van dekmantels en activiteiten in meerdere landen tegelijk. Vooral actief in drugs en prostitutie.
3.2 Tweesporenbeleid: bij kleine criminaliteit word gezocht naar alternatief, bij zware juist hogere straffen. Overheid stimuleert preventieprojecten zoals HALT. Meeste projecten zijn gebaseerd op investering in sociale toezicht en versterking binding jongeren aan samenleving. Winkeliers nemen maatregelen tegen winkeldiefstal door technische maatregelen te nemen, meer personeel in dienst te nemen of personeel beter te trainen. Overheid registreert winkeldieven in computer en probeert heling zwaarder aan te pakken. Maatregelen tegen voetbalvandalisme: meer stewards aanstellen die supporters eigen club in de gaten houden, strakke begeleiding supportersvervoer, verkoopverbod alcohol in stadions, invoering pasjesregeling en het toepassen van snelrecht. Kenmerken witteboordencriminaliteit: de dader heeft beroep met hoge status, strafbaar feit wordt meestal gepleegd in beroepssituatie en de dader schendt vertouwen dat men (op grond van zijn beroep) in hem stelt, zoals fraude met aandelen, of een arts die te hoge rekeningen schrijft.
3.3 Legaliteitsbeginsel: je kunt alleen worden gestraft voor iets dat echt strafbaar is in de wet. Je mag nooít twee keer voor dezelfde zaak worden vervolgd – ne bis in idem-regel. Een verdachte is onschuldig totdat hij door een rechter schuldig is bevonden.
3.4 Iemand is verdacht als er een redelijk vermoeden is dat hij een strafbaar feit heeft gepleegd. 1) De politie verzamelt informatie en verhoort verdachte en getuigen. Als de politie besluit proces-verbaal op te maken gaat de zaak naar de officier van justitie, die het opsporingsonderzoek leidt. 2) Vaak moeten er bewijzen worden gezocht. Als de officier van justitie vindt dat het nodig is kan hij de rechter-commissaris vragen om toestemming een telefoon af te luisteren. 3) Als de officier van justitie genoeg bewijzen heeft stuur hij het dossier naar de rechter. De schuld van de verdachte kan alleen worden vastgesteld als er aan de volgende vier voorwaarden wordt voldaan: de dader is een mens of rechtspersoon, het ten laste gelegde feit is geheel bewezen, het feit is strafbaar (bv geen noodweer of overmacht), en de dader is strafbaar (toerekenigsvatbaar).
3.4 De politie heeft drie taken: hulpverlening, handhaving openbare orde en opsporing. Iemand is verdacht als er een redelijk vermoeden van schuld is. Dit is er als de politie iemand op heterdaad betrapt of als er aangifte is gedaan. Politie kan gebruik maken van dwangmiddelen. De politie mag iemand staande houden om te vragen naar zijn personalia. In bepaalde omstandigheden is het verplicht om je te legitimeren (zwartrijden bv). Een verdachte mag worden gefouilleerd. Dit mag alleen gedaan worden als het bijdraagt aan de oplossing van een strafbaar feit. De politie mag een woning doorzoeken (huiszoeking). Bewijsmateriaal mag in beslag genomen worden. Om te voorkomen dat deze dwangmiddelen willekeurig worden gebruikt staat er in de politiewet precies omschreven wanneer men welke dwangmiddelen mag gebruiken. Een verdachte mag maximaal 6 uur worden vastgehouden voor verhoor. In deze eerste 6 uur mag de politie geen foto’s of vingerafdrukken nemen. Alleen als het gaat om misdrijven met een straf van meer dan 4 jaar mag de verdachte langer worden vastgehouden. Dit duurt 2 keer 24 uur met een mogelijke verlenging van nog eens 2 keer 24 uur. Voor de eerste periode moet de politie goedkeuring vragen aan de hulpofficier van justitie, voor de tweede aan de officier van justitie zelf.
De samenvatting gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden