Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Hoofdstuk 4, Criminaliteit

Beoordeling 7.8
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas havo | 4035 woorden
  • 18 juli 2006
  • 9 keer beoordeeld
Cijfer 7.8
9 keer beoordeeld

Hoofdstuk 4 Criminaliteit 1 Cultuur: gemeenschappelijke basis van normen en waarden
Waarde: principes die mensen belangrijk en nastrevenswaardig vinden. Norm: gedragsregels die voortvloeien uit waarden, bijv respect tonen. Onmaatschappelijk of afwijkend gedrag: als je je niet aan de normen en waarden houd (boeren laten). Je kan hierbij je eigen grenzen stellen. Dit gedrag word niet bestraft. Wetten: normen die bij een overtreding de waarde beschadigen zijn in wetten vastgelegd (stelen, mishandeling) Crimineel gedrag: als je regels overtreed en hierdoor kan je in aanraking komen met het recht en straf krijgen. Recht: het geheel van gedragsregels, vastgesteld door de overheid, die betrekking hebben op het handelen van mensen. Als leden van de samenleving overtreding volgen er sancties. Doel van recht: ordening aan te brengen in de maatschappij. Anders zouden we het zelf moeten uitvechten. 1.1 Regels die we hebben vastgelegd in wetten noemen we rechtsnormen en zijn bedoeld om: - samenleving te ordenen (bv. het verkeer) - conflicten goed te regelen (bv. belangentegenstellingen) - onafhankelijke rechtspraak en daardoor rechtsvaardigheid te waarborgen

Rechtsnormen en de normen in onze maatschappij moeten met elkaar overeenstemmen, want mensen houden zich eerder aan regels die goed zijn bij hun opvattingen (bv moorden). Te hard rijden word vaak gedaan en deze regel hoort dus niet echt meer bij de normen van nu. Politie zou hierbij dus strenger moeten controleren. Criminaliteit: alle gedragingen die bij de wet strafbaar zijn gesteld. Criminaliteit is niet overal hetzelfde, hangt af van plaats en tijd. Bijv van tijd: overspel en verkoop van pornografie was voor 1970 wel strafbaar en nu niet meer. Bijv van plaats: alcoholgebruik en homoseksualiteit zijn in Iran wel strafbaar en hier niet. 1.2 Misdrijf: meer ernstige strafbare feiten (bijv diefstal en moord) Een misdrijf komt op het strafblad en de straffen zijn hoog. Overtreding: een minder ernstig feit. (bijv door rood rijden en te snel rijden) Een overtreding komt niet op het strafblad te staan en de straf is laag. Fietsers rijden wel eens door rood en zijn dan nog geen crimineel maar een dronken automobilist die door rood heen rijdt wel, daarom gaat het CBS uit van misdrijven en niet van overtredingen. Criminaliteit houd dus meer in alle misdrijven die in de wet staan omschreven. Welk gedrag strafbaar is en welke sanctie daarop volgt staat in: - Wetboek van Strafrecht - Wegenverkeerswet - Wet Economische Delicten - Opiumwet
Soorten delicten: - Delicten tegen de openbare orde en het gezag (het verbranden van de Nederlandse vlag, het afluisteren van telefoongesprekken). - Misdrijven tegen leven en persoon (moord en mishandeling) - Ruwheidmisdrijven (vernieling, graffiti) - Vermogensmisdrijven (diefstal, verduistering) - Seksuele misdrijven (aanranding, verkrachting) - Verkeersmisdrijven (rijden onder invloed boven bepaald promillage) - Misdrijven tegen de opiumwet (de verkoop en het bezit van drugs) - Economische delicten omschreven in de Wet van Economische Delicten (het verkopen van vlees met te veel sulfiet of het onwettig
manipuleren van BV’s) - Milieudelicten. Zware criminaliteit: omvat de ernstige vormen van criminaliteit, de media besteed hier veel aandacht
Bijv. moord, inbraak, overvallen, verkrachtingen en verkoop van harddrugs. Veelvoorkomende criminaliteit: neemt toe, omdat onze normen vervagen. Bijv. winkeldiefstal, voetbalvandalisme, fietsendiefstal, vernielingen, graffiti, zwartrijden enz. Deze zaken hebben gemeen dat: - veelvuldig voorkomen - gevoelens van onveiligheid versterken (niet meer op straat durven) - relatief licht gestraft worden (geldboete of alternatieve straf, anders zouden cellen zo vol zitten) 1.3 Media schets beeld van stijgende criminaliteit door cijfers te geven die deze conclusie bevestigen: - jaarlijks komen ruim 1,3 miljoen misdrijven ter kennis van de politie - totaal aantal geregistreerde misdrijven is naar verhouding 9 x zo groot als in 1950 - van alle misdrijven word maar 20% opgelost, terwijl dat in 1955 65% was - 35% van onze bevolking van 15 jaar en ouder word jaarlijks slachtoffer van 1 of meer misdrijven. Bevolking tussen 15 - 30 jaar in grote stad zelfs 50% - 25% van alle Nederlanders rijdt wel eens zwart in het openbaar vervoer - 1 op 7 Nederlanders heeft wel eens een winkeldiefstal gepleegd. Geregistreerde misdrijven: misdrijven die door de mensen bij de politie zijn aangegeven of die door de politie zijn ontdekt. De cijfers van het CBS over criminaliteit zijn niet geheel betrouwbaar omdat: - De aangiftebereidheid bij bijvoorbeeld fietsendiefstal klein is (mensen denken dat dader toch niet word gepakt) - Sommige delicten worden niet ontdekt (bijv zakkenrollerij, dronken rijden, belastingontduiking) - De opsporingsactiviteit van invloed (bijv als de politie meer controles houdt, zal het aantal geregistreerde dronken rijders toenemen, terwijl het werkelijke aantal misschien wel afneemt door de extra controles) - Er worden registratiefouten gemaakt, wat de een mishandeling vind, vind de ander poging tot doodslag. Voor een betrouwbaarder beeld van criminaliteit, houd CBS sinds 1980 een slachtofferenquête waarin gevraagd word of ze slachtoffer zijn geworden van criminaliteit enz. ( nu ook enquête voor bedrijven) Nadelen van slachtofferenquêtes: - De gevoeligheid speelt mee, de 1 voelt zich na een klap al slachtoffer terwijl een andere het voorval snel vergeten is. Het gaat dus niet om een objectieve meting - Het CBS meet alleen de veelvoorkomende delicten, want moord, doodslag komt maar weinig voor. - De slachtofferloze criminaliteit valt buiten deze methode (hard rijden, milieudelicten en belastingontduiking) Daderenquête: het CBS vraagt mensen of zij gedurende een bepaalde periode zich schuldig hebben gemaakt aan een strafbaar feit. (dit word natuurlijk vaak oneerlijk ingevuld) 1.4 Gevoelens van onveiligheid word versterkt door: - Het aantal geweldsmisdrijven neemt toe, want vermogensdelicten als inbraak neemt af want mensen beveiligen hun huis steeds beter. Inbrekers zoeken dus andere inkomstenbron. - Bepaalde misdrijven hebben heel veel publiciteit gekregen in de media. (zinloos geweld bij Kloppenburg en Tjoelker die hiervan slachtoffer werden toen zei het gedrag van andere probeerde te corrigeren) - betere beveiliging. Dieven verplaatsen zich naar kleinere winkels, omdat de grotere goed beveiligd zijn.
1.5 Materiële schade: schade die uit te drukken valt in geld (na vernielingen, diefstal, schade aan schatkist bij belastingontduiking) Immateriële schade: schade dat niet in geld uit te drukken valt ( mensen die slachtoffer zijn geworden van een overval) 2.1 Vroeger was criminaliteit biologisch bepaald maar tegenwoordig is het hoofdzakelijk aangeleerd door samenleving. Bepaalde karaktereigenschappen (zoals snel driftig worden) kan bijdragen aan een agressief gedrag, wat de kans vergroot om met justitie in aanraking te komen. De oorzaken dat het aangeleerd is: - individu (microniveau) -> de maten van socialisatie - maatschappelijke ontwikkelingen (macroniveau) -> de invloed van de maatschappelijke omstandigheden 2.2 Individuele en maatschappelijke oorzaken: · in minderheid van gevallen is aantoonbaar dat het aangeboren is. Als gevolg van psychische stoornis blijken mensen zwaar agressief, kleptomaan of pyromaan · gezin is voedingsbodem voor later. Normvervaging komt als ouders niet hun kinderen corrigeren na een winkeldiefstal. Ook ernstige gezinsproblemen zoals verwaarlozing, mishandeling leiden tot stoornissen · Jongeren waarbij het op school mislukt lopen grotere kans met justitie in aanraking te komen. Rondom scholen met veel spijbelaars zijn er meer vernielingen en winkeldiefstallen · Veel jeugdcriminaliteit door rollenpatroon bij jongens. Groepsgedrag (stoer doen) en media (actiefilms) zijn ook nog oorzaken hiervoor. · Drugsgebruik en drankgebruik. Ruim 30 % van de misdrijven gebeurd onder invloed van drugs · Vervaging normen en waarden. Mensen vinden veel overtredingen wel kunnen (hard rijden) · Sociale achterstand Deze mensen vinden dat maatschappij niets voor hun doen, dus waarom zouden zij iets van de maatschappij aantrekken? · Afname van sociale controle mensen voelen zich niet meer verantwoordelijk voor andere en zouden niets zeggen als er een fiets op Station word gestolen enz. · Afname pakkans dat inhoud dat de kans dat je opgepakt word kleiner wordt. (drugshandel in trein, diefstal) Korte samenvatting van omschrijving van criminelen en hun achtergrond: - Geslacht: vooral door mannen. - Leeftijd: vooral door adolescenten / jongeren. - Maatschappelijke positie: vooral mensen met een lage positie. - Etnische afkomst: evenveel allochtonen als autochtonen - Locatie: vooral uit grote steden
Socialisatie: het proces waarbij waarden, normen en andere kenmerken van een cultuur worden aangeleerd. Theorieën over de oorzaak van criminaliteit: · Biologische: door uiterlijke kenmerken ontstaat criminaliteit -> Lombroso. · Bindingsangst: iedereen heeft bindingen, sommige mensen zijn hier bang voor en gaat de rem er af -> Hirschi 3.1 Nederland is een rechtsstaat: staat waarin de overheid zich moet houden aan wettelijke regels, die door een democratisch gekozen parlement zijn goedgekeurd. Rechtsstaat houd zich aan grondrechten en mensenrechten die belangrijk zijn voor bescherming van burgers tegen willekeurig optreden van overheid. Overheid: - maakt regels en wetten - ziet toe of de regels en wetten worden nageleefd. Hierbij mag geweld gebruikt worden -> geweldsmonopolie (wapenstok, en soms zelfs pistool) Geweldmonopolie = alleenrecht met geweld: - fysiek - juridisch - gewapend
Universele Verklaring van de Rechten van de Mens: deze rechten zijn in 1948 aangenomen door de Verenigde Naties. De volgende regels zijn vastgelegd in de Nederlandse wetgeving: - Men mag niet discrimineren - Men mag mensen niet martelen - Men mag niet zomaar iemand gevangen zetten - Iedereen heeft recht op een eerlijk proces - Iedereen heeft recht op vrijheid van meningsuiting

Specifieke bepalingen waaraan de overheid zich moet houden: - Legaliteitsbeginsel: je kunt alleen gestraft worden voor iets wat in de wet als strafbaar staat aangegeven - Elk wetsartikel bevat een nauwkeurige omschrijving van het delict en de strafmaat. - Je mag niet 2 x voor de zelfde zaak worden berecht, ook niet als er fouten zijn gemaakt. - Een verdachte is onschuldig totdat hij door de rechter schuldig is verklaard. De overheid moet er op toezien dat burgers elkaars rechten niet schenden, dit doet de overheid door: - wetgeving (antidiscriminatiewet en verbod om ander te mishandelen) - rechtshandhaving 3.2 Tegenwoordig voert de overheid duidelijk een tweesporenbeleid
1. bij veelvoorkomende criminaliteit wordt gezocht naar preventieve maatregelen (bijv versterking van sociale controles) 2. bij zware georganiseerde misdaad (drugshandel, overvallen) word gezocht in repressieve maatregelen (bijv hogere vrijheidsstraffen) Preventie = voorkomen
Repressie = onderdrukken/bestraffen 3.3 Als je word verdacht van een strafbaar feit krijg je met de volgende mensen te maken: 1. opsporing en aanhouding -> politie + officier van justitie
2. vervolging -> officier van justitie
3. rechtszaak -> rechter
Procedure die wordt gevolgd als er een strafbaar feit wordt geconstateerd: 1. Politie - verzameld informatie over het strafbare feit - verhoren van verdachte en getuige - kijkt wat er precies is gebeurd - Al deze informatie word opgeschreven in het proces verbaal. 2. Officier v. Just - ontvangt proces verbaal van politie - onderzoekt de zaak verder in het opsporingsonderzoek - bewijzen zoeken - verdachte word aan hem voorgeleid en door hem verhoord - beslissen of de zaak zwaar genoeg is om de verdachte verder te vervolgen (rechtszaak) 3. Rechter - krijgt dossier van officier van Justitie - tijdens rechtszaak vaststellen of verdachte schuldig is. - verdachte schuld opleggen 3.4 Taken van de politie: - Hulpverlening (wijzen van de weg, opsporen van ouders van een kind) - Handhaven (van de openbare orde, bemiddeling bij bijv burenruzies) - Opsporingstaak (voorkomen van strafbare feiten en het opsporen van de verdachten) De politie mag alleen tegen iemand optreden als deze verdachte is. Verdachte: iemand bij wie er een redelijk vermoeden is dat dit persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit. Redelijk vermoeden als: - er aangifte is gedaan - de politie iemand op heterdaad betrapt. Als de politie verdenkingen, bewijzen of getuigenverklaringen heeft mogen ze in actie komen en informatie gaan verzamelen voor een strafbaar feit. Basisrecht van verdachte: - hij hoeft niet actief mee te werken - mag weigeren iets te zeggen - mag liegen

Politie heeft dwangmiddelen die alleen mogen worden gebruikt bij een opsporingstaak. Hierbij moet er dus een verdachte zijn die dan onder bepaalde voorwaarde bijv gearresteerd worden of in cel gezet worden. Deze bevoegdheden staan in de wet. De belangrijkste zijn: - Staande houden: de politie mag iemand vasthouden om te vragen naar naam, adres en geboortedatum. Hij hoeft deze info niet te geven, maar als hij antwoord geeft mag hij niet liegen. Soms wel verplicht zich te legitimeren. - Aanhouden: arresteren bij strafbaar feit. Doel hiervan om naar (hulp)officier van justitie te gaan, zodat die kan bepalen wat er verder gaat gebeuren. Losrukken of verzet is niet toegestaan. Hulpofficier van justitie is politieambtenaar met hoge functie die ’s nachts en in weekenden werkt. - fouilleren: kleding en lichaam onderzocht. Mag alleen als dit een bijdrage levert aan oplossing van strafbaar feit. Bijv. bij diefstal in winkel. - vrijheidsbeneming: in belang van onderzoek iemand voor enkele dagen vastzetten. Daarna kan hij overplaatst worden naar Huis van Bewaring nog voordat hij bij de rechter is geweest -> voorarrest (max. 3 maanden) - huiszoeking: alleen met huiszoekingsbevel mag je het huis doorzoeken. Alleen met machtiging tot binnentreding mag je naar binnen gaan om iemand arresteren. Als dit alles gebeurd zonder toestemming, kan dit later leiden tot vrijspraak, want er is sprake van onrechtmatig verkregen bewijs. - inbeslagneming: bewijsmateriaal mag ingenomen worden. Rechter of officier beslist of de eigenaar deze spullen terug krijgt na de rechtszaak. Politiewet: hierin staat wanneer de politie welke dwangmiddelen mag gebruiken. 4.1 De officier van justitie is de openbare aanklager. Hij: - Leidt het opsporingsonderzoek - Brengt verdachten voor de rechter (vervolging) - Eist een bepaalde straf in de rechtszaak - Is verantwoordelijk voor de uitvoering van de straf
Openbaar ministerie: alle officieren van justitie bij elkaar en is een deel van het ministerie van Justitie. Officier heeft leiding over opsporingsonderzoek, maar de politie voert het uit want zij hebben opsporingsbevoegdheid: ze mogen bepaalde opsporingsmethoden toepassen, bijv arresteren van een verdachte, doorzoeken van boekhouding, afluisteren van een telefoongesprek. Hierbij wel toestemming nodig van hoofdofficier van justitie. (hoogste ambtenaar van het Openbaar Ministerie in en politieregio) In opsporingsonderzoek word een dossier aangelegd met: - bewijsmateriaal - getuigenverklaringen - andere gegevens 4.2 Niet elk opsporingsonderzoek lijdt tot een rechtszaak, de officier van justitie kan ook kiezen voor: - Seponeren: iemand niet vervolgen dit gebeurt in de meeste gevallen, dit gebeurt als er onvoldoende bewijsmateriaal is, het om een klein vergrijp gaat, of als de verdachte al genoeg is gestraft bijv iemand die zijn baan door het misdrijf is kwijt geraakt. Voorwaardelijk sepot: een zaak seponeren en er een voorwaarde bij stellen, bijv een drugsverslaafde laten afkicken. - Transactie: wordt ook wel schikking of afdoening genoemd, dit is meestal een geldbedrag bij lichte misdrijven. - Vervolgen: dan gaat de verdachte wel door naar de rechtbank 4.3 Tegenwoordig is het steeds moeilijker om criminaliteit op te sporen omdat: - betere organisaties -> georganiseerde misdaad: vooral onder invloed van drugsmokkel waarbij grote investeringen nodig zijn. Zo ontstaan misdaadorganisaties die opereren als grote bedrijven. - informatietechnologie -> maken gebruik van mobiels, want die zijn lastiger af te luisteren. D.m.v. richtmicrofoons zijn politie en justitie af te luisteren. Reactie van de overheid op georganiseerde misdaad, de mogelijkheden voor misdaad onderzoek werden uitgebreid: - vaker richtmicrofoons gebruiken - Meer infiltranten, dit zijn mensen die onopgemerkt een criminele organisatie binnen dringen om zo informatie over die organisatie te verzamelen. - koop. Infiltranten mogen verboden waar (drugs) kopen om daarmee vertrouwen te krijgen van een organisatie - Gecontroleerde doorvoer, drugs partijen door laten gaan om achter de daders te komen. - Informanten, leden van een misdaadorganisatie geld geven zodat ze informatie door speelden aan de politie. - Inkijkoperaties, een gebouw in het geheim binnen treden om te kijken of er strafbare feiten worden gepleegd. -· Kroongetuigen, een crimineel strafvermindering geven als deze een belastende verklaring aflegt tegen een grotere crimineel dan hij zelf. Om deze middelen te kunnen gebruiken moest wel steeds de hoofd officier van justitie toestemming geven. Commissie van Traa: speciale enquête commissie van de Tweede Kamer die verschillende methodes onderzocht. 5.1 Rechtspraak in ons land door onafhankelijke rechters, want ze mogen niemand bevoordelen. (ook overheid niet). De onafhankelijk van rechters is gewaarborgd doordat: - Een rechter voor het leven benoemd wordt, hij kan niet worden ontslagen door parlement of regering. - Het salaris van de rechters bij de wet is geregeld - Het aantal rechters in elke rechtszaak van te voren vaststaat

Gerechtssecretarissen: ook wel griffier genoemd, deze leggen schriftelijk vast wat er door de partijen in een rechtszaak is gezegd (proces verbaal) Zij maken de vonnissen van de rechters op. 5.2 In Nederland zijn 4 soorten gerechten: 1.de kantongerechten 2. arrondissementsrechtbank, 3. gerechtshof 4. Hoge Raad. kantons: 62 gebieden die door ministerie van Justitie zijn ingedeeld. Elk gebied heeft eigen kantongerecht en dit is het laagste rechtscollege belast met minder ernstige zaken. Handelt in strafrecht alleen overtredingen (hard rijden) Arrondissementsrechtbank: enkele kantons samen. Er zijn er 19 van in Nederland met elk een arrondissementsbank die zich bezig houdt met zwaardere zaken en zaken van kantonrechter in hoger beroep als iemand het niet eens is met kantonrechter. Doet dan opnieuw een uitspraak. Er zijn verschillende soorten rechters: - Politierechter: houdt zich bezig met lichte en kleine misdrijven, zoals vernielingen. - Kinderrechter: meeste misdrijven van de jongeren van 12-18 jaar. Regelt ook voogdijschappen. - De meervoudige kamer: deze bestaat uit 3 rechters en behandelt zware misdrijven, bijv ernstige
mishandeling en moord
Gerechtshof: Elk gerechtshof heeft bepaald gebied waar arrondissementen weer bij horen. Dit is een hogere rechtbank en behandelt vooral het hoger beroep van zaken die door de arrondissementsrechtbank zijn behandeld, er wordt rechtgesproken door 3 rechters of door 1 rechter. Er zijn er 5 in Nederland. Hoge Raad: is het hoogste rechtscollege, er wordt gewerkt met kamers van 3 of 5 rechters, er is maar 1 in Nederland die staat in Den Haag. De Hoge Raad spreek recht als de verdachte of het OM het niet eens is met het hof. Cassatie: Als de verdachte of het OM het niet eens is met het hof kijkt de Hoge Raad of alle rechtsregels goed zijn toegepast, als dit niet het geval is wordt de zaak verwezen naar een ander gerechtshof en begint alles weer opnieuw. Doel van cassatie is om er voor te zorgen dat in Nederland rechtseenheid en rechtszekerheid bestaat. 5.3 Dagvaarding: het begin van een rechtszaak, hierin staat wat de verdachte wordt verweten en waar en wanneer de rechtszaak is. Word verstuurd door de officier van justitie. De 8 stappen van een rechtszaak: 1. Opening: gegevens worden gecontroleerd. Verdachte krijgt te horen dat hij op moet letten en mag zwijgen. 2. Aanklacht: de officier leest voor waarvan de verdachte wordt beschuldigd
3. Onderzoek: de rechter gaat zoeken naar eventueel bewijs dmv getuigen en proces verbaal. Getuigen staan ede en zijn verplicht de waarheid te spreken
4. Verhoor van de verdachte: verdachte nier onder ede en mogen zelfs getuigen laten spreken die in zijn voordeel zullen spreken
5. Requisitoir: de officier houdt een verhaal waarin hij probeert aan te tonen dat de verdachte schuldig is en vraagt de rechter om een bepaalde straf -> eis
6. Pleidooi: de advocaat houdt pleidooi waarin hij de verdachte verdedigd en vragen om vrijspraak of strafvermindering

7. Laatste woord: de verdachte heeft altijd het laatste woord (zichzelf verdedigen, spijt betuigen enz.) 8. Vonnis: de rechter doet uitspraak. Bij arrondissementsrechtbank kan dit 2 weken duren. 5.4 Bij het bepalen van de straf moet de rechter rekening houden met : -het aantal gegevens. Zo heeft de wet voor elke overtreding en elk misdrijf een maximumstraf. - omstandigheden waaronder het strafbaar feit is gepleegd. - je verleden. Of je al eerder bent gepakt. 5.5 Zaken waarbij je terecht kunt voor rechtshulp: - Advocaat: rechten gestudeerd, spreekt en begrijpt juridische taal, kent procedures, en kan pleitten voor verdachte. - Bureau voor rechtshulp: hier werken beginnende juristen, voor de kleine simpelere problemen - Rechts of wetswinkel: hier werken rechtenstudenten die gratis eenvoudige juridische adviezen geven 6.1 Redenen om iemand te straffen: - Vergelding: een misdaad moet weer goed gemaakt worden, met iets vervelends voor de dader - Afschrikking van de dader: een straf moet de dader ervan weerhouden het nog een keer te doen - Afschrikking van de samenleving: het moet andere burgers afschrikken een misdaad te begaan -Voorkomen van eigenrichting: als er geen straffen zouden zijn zou iedereen het recht in eigen hand gaan nemen - Verbetering van de dader: de overheid probeert de dader zo ver te krijgen zodat hij zich aanpast aan de normen van de samenleving - Beveiliging van de samenleving: in de tijd dat een crimineel gevangen zit kan hij de samenleving geen last bezorgen 6.2 Vroeger namen mensen zelf wraak op anderen, want toen waren er geen geschreven wetten enz. In 12de eeuw ontstonden er meer steden en vorstendommen, waarbij stadsbestuurders wilde dat centraal gezag kwam. De steden maakten eigen wetten en stelde rechters in. In het begin kwam er alleen een rechtszaak als iemand een klacht indiende, maar later ging de overheid zelf misdadigers opsporen en voor de rechter brengen. Een belangrijk doel van de straffen werd afschrikking. Straffen zoals verbranding, gevierendeeld worden enz werd daarom vaak op een groot plein gedaan, zodat iedereen het kon zien. Gevangenissen speelden geen rol. In 19de eeuw verdwenen de vorstendommen en kwamen er moderne staten. Zij maakte wetten voor alle inwoners van de stat en zo werd in 1886 het Nederlands Wetboek van Strafrecht. In 1870 werd de doodstraf afgeschaft en er kwamen gevangenisstraffen. Na de WO II werd resocialisatie een belangrijk uitgangspunt. Resocialisatie: een straf moet gericht zijn op verbetering en heropvoeding van een crimineel. Daarom zoeken we vaker naar alternatieven voor gevangenisstraf. Bijv een taak en leerstraf. 6.3 strafmaat: de rechter bepaald de hoogte van de straf. Alle soorten straffen staan in de wet omschreven. De zwaarste straf is levenslange gevangenisstraf. In Nederland zijn er 3 hoofdstraffen: - geldboete (als je dit niet betaald, krijg je gevangenisstraf) - vrijheidsstraf of hechtenis (max. een jaar, anders levenslang gevangenisstraf) - alternatieve straf met als doel: * manieren aanleren * confronteren met zijn handelen. In revalidatie

centrum werken voor verkeersslachtoffers
als jij iemand heb aangereden. Voorwaardelijke straf: een straf die niet wordt gegeven onder een voorwaarde dat hij binnen een bepaalde proeftijd niet nogmaals een soortgelijk strafbaar feit begaat. Dader kan ook nog een bijkomende straf krijgen, zoals het afnemen van rijbewijs of ontzetting uit beroep. (arts) Maatregelen voor een verdachte zijn er om de verdachte in bescherming te nemen tegen zichzelf. Deze maatregelen worden genomen als deze niet of onverminderd toerekeningsvatbaar is. TBS: Ter beschikking stelling, de rechter veroordeelt iemand hiertoe wanneer hij deze niet of verminderd toerekeningsvatbaar acht, de dader wordt opgenomen in TBS kliniek, en duurt maximaal 4 jaar, maar kan verlengd worden, soms hun hele leven. 7.1 Bij burgerlijk recht gaat het om een conflict tussen burgers. Eiser: degene die de zaak aan de rechter voorlegt
Gedaagde: de persoon van wie iets wordt gevraagd
De dagvaarding begint waarneer de eiser de gedaagde een dagvaarding stuurt. Dit is een mededeling aan een persoon dat hij voor de rechter moet verschijnen. Op een dagvaarding staat:- de naam van de eiser - de eis - motivatie van de eis - het tijdstip en de plaats van de rechtszaak
Een gedaagde hoeft niet persoonlijk naar de rechter te komen, maar kan zijn reactie op de eis schriftelijk opsturen. Ook in dat geval is hij ‘verschenen’. Een advocaat inschakelen is bij ingewikkelde zaken verplicht. Verweer: eis en de reactie van de gedaagde. Gedaagde verweert zich tegen de eis. Vaak krijgen de partijen eerst de kans het onderling overeen te komen over de oplossing. Als dit niet lukt kunnen zei beide standpunten opnieuw op papier zetten, waarna de rechter vonnis zal wijzen en uiteindelijk de beslissing zal nemen. 7.2 Tegen een vonnis kunnen beide partijen in hoger beroep gaan binnen 3 maanden. De zaak word dan voorgelegd aan een hogere rechter als de procedure bij kantonrechter een bedrag is gevorderd van meer dan 50,-. Als beide partijen niet in hoger beroep gaan, moeten de partijen de uitspraak van de rechter moeten uitvoeren. Als deze niet word uitgevoerd kan de tegenpartij de ander hiertoe dwingen-> teruitvoeringlegging of executie van uitspraak. Hiervoor bestaan verschillende manieren: - dwangsom: voor elke dag dat je de verplichting niet nakomt moet je een bedrag betalen aan de tegenpartij. - Loonbeslag: deurwaarder legt beslag op loon of uitkering van verliezer. Betalen totdat je schadeloos bent. 7.4 Kort geding: een vereenvoudigde procedure voor spoedeisende zaken die worden behandeld door een rechter, zelfs in het weekend desnoods bij de rechter thuis, er wordt altijd een voorlopig oordeel gegeven. Van een kort geding wordt veel gebruik gemaakt. Rechter geeft hierbij altijd een voorlopig oordeel in afwachting van een definitieve uitspraak in het normale burgerlijk proces. Losse aantekeningen: Meest voorkomende moorden: - criminele afrekeningen - crimes passionele (ontoonde liefde) 1 – 3 rechters -> vonnis

1 officier van justitie
1 graffier ……………………………… advocaat -> pleidooi
hiërarchie: rangorde
kantonrechter: - overtredingen ↓ - veel voorkomende misdaden
hoge raad - Civiel recht (burgers) Officier van justitie -> requisitoir: - bewijs - eis
Advocaat -> pleidooi : - onschuld/verzachtende omstandigheden - lagere eis
Proces verbaal: 1. officier/ politie
2. griffier
Verscholingsstaat: je hoeft hierbij niet tegen je familie te getuigen
Getuigen: - -> change (opgeroepen door officier van justitie) - -> dechange (opgeroepen door advocaat) Detentie: vastzitten

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.