Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Hoofdstuk 3, Werk

Beoordeling 7.7
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas havo | 1604 woorden
  • 14 maart 2005
  • 36 keer beoordeeld
Cijfer 7.7
36 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Maatschappijleer 1. De betekenis van werk 1.1 Wat is arbeid? * Arbeid is iedere menselijke bezigheid die verricht wordt; - met een bepaalde inspanning - met gebruik van iemands capaciteiten - eventueel met behulp van gereedschappen (machines, computers ed.) - binnen een maatschappelijk geregelde behoefte - met het doel het leveren van een product of dienst 1.2 Functies van arbeid * De Amerikaanse psycholoog Maslow onderscheidde 5 belangrijke basisbehoeften van de mens; - lichamelijke behoeften - behoefte aan veiligheid en zekerheid - sociale behoeften - behoefte aan erkenning en waardering - behoefte aan zelfrealisatie * Werk heeft materiële (inkomen en zekerheid) en immateriële functies (sociale contacten, maatschappelijke status en het ontwikkelen van een identiteit). * Status is de waardering die wordt toegekend aan iemands beroep. * Zelfrealisatie bestaat uit eigenwaarde, zelfontplooiing en identiteitsontwikkeling. 1.3 Opvattingen over werk * Arbeidsethos is de betekenis die mensen aan arbeid toekennen. * In de loop van de tijd werd er steeds anders tegen werk aangekeken; - Vroege oudheid tot aan de Middeleeuwen: noodzakelijk kwaad (verschil in geestelijke en lichamelijke arbeid) - In de 16e eeuw onder invloed van het calvinisme: morele plicht (verschil geestelijk en lichamelijk werk werd minder, werk nog steeds als een straf maar ook een opdracht van God waar je als mens beter van werd) - 19e eeuw vanuit het liberalisme en socialisme: maatschappelijke plicht (hogerop komen en bijdrage leveren aan de algemene vooruitgang) * In onze tijd zien veel mensen werk: - als een noodzakelijk kwaad (bijv. om lening af te lossen) - morele plicht (anders ben je lui) - maatschappelijke plicht (bijv. om pensioen voor ouderen mogelijk te maken) * Arbeid is als een sociaal grondrecht opgenomen in de Grondwet, overheid gaat zich er actief mee bemoeien (omdat werk als recht wordt beschouwd hebben mensen zonder werk recht op een uitkering; gevolg van arbeidsethos).
1.4 Arbeidsverdeling * Arbeidsverdeling is de verdeling van de in de maatschappij te verrichten arbeidstaken over individuen en groeperingen. * Bij maatschappelijke arbeidsverdeling (*die door de specialisatie in de loop van de geschiedenis is ontstaan) is het gehele productieproces in een samenleving verdeeld over een verfijnd netwerk van beroepen, functies, bedrijven en arbeidssectoren. * Bij technische arbeidsverdeling (*) wordt het productieproces opgedeeld in deelhandelingen, die door afzonderlijke werknemers worden verricht (meest bekende voorbeeld: de lopende band) 1.5 Waardering van werk * De verschillen in waardering van werk zijn vaak gebaseerd op de volgende indeling van soorten werk; - hoofd- en handwerk - geschoold en ongeschoold werk - vrouwen- en mannenwerk - betaald en onbetaald werk * Maatschappelijke positie is de plaats die iemand heeft op de maatschappelijke ladder (de waardering). 1.6 Arbeid en sociale structuur * Sociale stratificatie is de verdeling van de samenleving in groepen en lagen waartussen een verhouding van sociale ongelijkheid bestaat. * Een maatschappelijke klasse omvat een groep mensen die een gelijke maatschappelijke positie inneemt binnen een samenleving. In de Middeleeuwen; Eind 16e eeuw; 1. De adel Kapitalistische- arbeidersklasse
2. De geestelijkheid
3. De derde stand * Sociale stratificatie nu in Nederland; * Sociale mobiliteit is de mogelijkheid om te stijgen of te dalen op de maatschappelijke ladder. 2. De kwaliteit van werk * Aspecten om te zien of je je werk als goed of slecht ervaart zijn; - Arbeidsinhoud: is het werk leuk, uitdagend of afwisselend? - Arbeidsomstandigheden: aangename werkplek, werk veilig en gezond? - Arbeidsvoorwaarden: welke werktijden en wat voor salaris? - Arbeidsverhoudingen: omgang werkgevers en werknemers? 2.1 Aspecten van werk * Arbeidsinhoud is de werkzaamheden die iemand verricht. * Arbeidsomstandigheden hebben te maken met de praktische werksituatie (ruimte waar je in werkt, stoel waar je op zit, apparatuur waar je mee werkt, lucht die je in ademt, zwaarte van het werk à lichamelijke en geestelijke druk) * De minimumeisen waaraan een werksituatie moet voldoen staan in de Arbeidsomstandighedenwet (Arbo-wet). Deze bevat richtlijnen op 3 gebieden; - veiligheid - gezondheid - welzijn * De Arbeidsinspectie controleert of bedrijven zich aan de Arbo-wet houden en mag onaangekondigd een bedrijf bezoeken. * Arbeidsvoorwaarden hebben onder andere te maken met het loon, de werktijden, ontslagregels, pensioenvoorzieningen en promotiekansen. Deze voorwaarden moet worden vastgelegd in een arbeidsovereenkomst. * Primaire arbeidsvoorwaarden hebben met je loon en werktijden te maken. * Secundaire arbeidsvoorwaarden hebben te maken met de extra arbeidsvoorwaarden.
2.2 Arbeidsverhoudingen * Arbeidsverhoudingen zijn de verhoudingen tussen werkgevers en werknemers, zowel op bedrijfsniveau als op nationaal niveau. * Informele verhoudingen = persoonlijke verhoudingen * Formele verhoudingen zijn gebaseerd op taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden binnen een bedrijf. Formele onderlinge contacten komen naar voren in; - Het werkoverleg inspraak (personeel mag niet beslissen, wel - De personeelsvergadering voorstellen doen) - De ondernemingsraad medezeggenschap (personeel mag
meebeslissen) * Elk bedrijf met meer dan 50 werknemers moet een ondernemingsraad (OR) hebben. Ze heeft instemmingsbevoegdheid bij personele aangelegendheden en adviesbevoegdheid bij bedrijfs-economische beslissingen. 2.3 Werknemersorganisaties * Bekendste vakcentrales zijn de FNV (Federatie Nederlandse Vakbeweging), het CNV (Christelijk Nationaal Vakverbond) en de UMHP (Unie voor Middengroepen en Hoger Personeel). * Een vakcentrale is een overkoepelende organisatie van een groot aantal vakbonden. * Vakbonden komen op voor individuele en collectieve belangen van groepen werknemers vin een bepaald bedrijf of een hele bedrijfstak. Ze houden zich bezig met; - Arbeidsvoorwaarden - Arbeidsinhoud - Arbeidsomstandigheden - Arbeidsverhoudingen - Rechtspositie - Sociale zekerheid - Werkgelegenheid * Pressiemiddelen van de vakbonden zijn; - Prikacties en stiptheidacties - Stakingen - Gerechtelijke procedure * De organisatiegraad is het percentage werknemers dat lid is van een vakbond (nu 25%). 2.4 Werkgeversorganisaties * Nederland kent één centrale werkgeversorganisatie, het VNO-NCW, een samengaan van het Verbond van Nederlandse Ondernemingen en het Nederlands Christelijk Werkgeversverbond. * Belangrijkste doelen werkgeversorganisaties; - Behartigen van belangen van ondernemers in de onderhandelingen met de vakbonden - Het bevorderen van een goed ondernemersklimaat door het bewerkstelligen van lage kosten en een gunstige concurrentiepositie ten opzichte van het buitenland - Het adviseren van ondernemingen op bedrijfseconomisch terrein - Het bevorderen van onderlinge eenheid van werkgevers * Middelen; - Dreigen met ontslag - Gerechtelijke procedures - Bezuinigen op secundaire arbeidsvoorwaarden 2.5 Sociale partners * Bij het harmoniemodel staat het gezamenlijk zoeken naar oplossingen centraal. Bij het conflictmodel worden belangentegenstellingen juist benadrukt en kiest men voor actie en strijd. * Centraal Akkoord is de afspraak tussen werkgevers en werknemers, als deze wordt afgesloten wordt het meestal rechtstreeks overgenomen in hun CAO. 3. De arbeidsmarkt * Onder arbeidsmarkt verstaan we alle situaties waarin sprake is van een ontmoeting tussen de vraag naar arbeidskrachten en het aanbod van arbeidskrachten. 3.1 Wat is de arbeidsmarkt? * De beroepsbevolking bestaat uit alle personen tussen 15 en 65 jaar, die beschikbaar zijn voor werk. * De werkgelegenheid is de behoefte aan arbeidskrachten in onze economie.
3.2 Werkloosheid * Werkloosheid is het verschil tussen de vraag naar en het aanbod van arbeidskrachten. * Een geregistreerde werkloze moet; - Tussen de 15 en 65 jaar oud zijn - Minder dan twaalf uur per week werken - Actief op zoek zijn naar een baan van meer dan 20 uur per week - Ingeschreven staan als werkzoekende bij het Centrum voor Werk en Inkomen (CWI) * Mensen die zich niet hoeven te registreren als werkloze maar wel uitkeringsgerechtigd zijn, zijn mensen ouder dan 57½ jaar en mensen die een deeltijdbaan hebben. * Verschillende soorten werkloosheid; - Frictiewerkloosheid: bijv. als iemand net zijn opleiding afheeft maar nog enkele maanden op zoek moet naar een geschikte baan - Seizoenwerkloosheid: bij beroepen die seizoensgebonden zijn bijv. ijsverkopers (in de winter werkloos) - Conjuncturele werkloosheid: als er minder besteedt wordt, wordt er minder geproduceerd en zijn dus minder werknemers nodig (conjunctuur is de golfbeweging in de economie, waarbij de economie het ene moment groeit en het andere moment krimpt) à economie groeit= hoogconjunctuur, economie krimpt= laagconjunctuur of recessie - Structurele werkloosheid: banen zijn voorgoed verdwenen door automatisering of lagelonenlanden. 3.3 De arbeidsmarkt en de overheid * Maatregelen aan de aanbodzijde zijn maatregelen die tot een vermindering van het aantal werkzoekenden leiden. Bijvoorbeeld; - VUT-regeling (vervroegde uittreding): mogelijkheid vrijwillig eerder te kunnen stoppen met werken (57½ jaar, nu opgeschoven naar 60 of 62 jaar) met behoud van gemiddeld 70% van laatste loon à meer banen komen vrij - Arbeidstijdverkorting (ATV): als iedereen wat minder werkt zijn er meer arbeidskrachten nodig (van 40 naar 38 of 36 uur in de week). Toch minder arbeidsplaatsen opgeleverd, redenen: geen nieuwe arbeidskrachten nodig omdat hun werknemers evenveel werk verrichten in 40 als in 36 uur en werkgevers laten werknemers hun ATV-dag opnemen als het rustig is - Financiële prikkels * Maatregelen aan de vraagzijde zijn maatregelen om de werkloosheid terug te dringen door de vraag naar arbeidskrachten te stimuleren (werkgelegenheid vergroten). Bijvoorbeeld; - Loonbelasting en sociale premies verlagen zodat de werkgever minder aan arbeidskrachten hoeft te betalen maar de werknemer nog steeds evenveel verdiend. - Subsidies - Producten kopen 3.4 De arbeidsmarkt in ontwikkeling * Ontwikkelingen in de arbeidsmarkt; - Groeiende vraag naar geschoold personeel (¹ - Toetreding van nieuwe groepen op de arbeidsmarkt (² - Flexibilisering van de arbeid (³ * ¹) Oorzaken dat i.p.v. de secundaire en de primaire sectors nu de dienstensector de drager van de economie is geworden en er meer oog voor geschoold personeel is; - Schaalvergroting, mechanisering en automatisering - Internationalisering - Toegenomen welvaart - Informatisering * ²) Nieuwe groepen werknemers vrouwen en allochtonen; - emancipatie - discriminatie op grond van geslacht is verboden geworden - gastarbeiders * ³) Flexibele arbeidskrachten, voor werkgevers 3 voordelen; - langere proeftijd - ontslag - onzekere financiën 3.5 Ongelijke posities op de arbeidsmarkt * Zwakke positie op de arbeidsmarkt; - Laag- en ongeschoolden - Vrouwen - Allochtonen - Flexibele arbeidskrachten * Doelgroepenbeleid is het door de overheid creëren van gelijke kansen op de arbeidsmarkt. * Diploma-inflatie is als diploma’s minder waard worden doordat de personen met een hoge opleiding de mensen met een lagere opleiding uit hun functies verdringen. * Werkprojecten (Melkertbanen en de Banenpool) zijn voor langdurig werklozen) Melkertbanen worden tegenwoordig ID-banen (In- en Doorstroombanen) genoemd, deze zijn er om de dienstverlening aan burgers te verbeteren. * Banenpool is opgenomen in een nieuwe wet, de Wet Inschakeling Werkzoekenden (WIW) met het doel om alle werklozen uit hun isolement te halen. * Oorzaken van de relatief hoge werkloosheid onder etnische minderheden; - Lager opleidingsniveau door taalachterstand - Discriminatie - Andere zoekkanalen * Marginale arbeidsplaatsen zijn werk aan de rand of marge van de arbeidsmarkt.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.