3 Politieke visies op de arbeidssamenleving:
§ 3.1 Liberale visie:
Uitgangspunten die voor de Liberalen gelden bij een beoordeling van sociaal economische vraagstukken:
- Ze zijn voorstander van een markteconomie:
Vraag en aanbod en andere mechanismen van de markt dienen voor een regulering van de economie te zorgen.
- Zij zijn voor vrije ondernemingswijze productie:
Burgers dienen de vrijheid te hebben om zelf te bepalen wat zij op de markt gaan aanbieden. (toename v/d welvaart in de samenleving).
- Zij zijn voor concurrentie:
Zowel in de productie als op de arbeidsmarkt.
- Zij zijn voor het terugdringen van de rol van de overheid:
Overheidsbemoeienis kan een belemmering vormen voor het initiatief van de burgers.
§ 3.2 Sociaal-democratische visie:
De Sociaal-democraten zijn:
- Voor spreiding van kennis, inkomen en macht. De ongelijke verdeling hiervan leidt tot ongewenste verschillen tussen mensen.
- Voor een zekere mate van planning: de economie en de arbeidsmarkt functioneren volgens hen niet naar behoren zoals liberalen geloven.
- Voor selectieve groei: economische groei is niet onder alle omstandigheden acceptabel.
- Voor democratisering. Meer inspraak zal het welzijn & de arbeidsmotivatie van arbeidskrachten ten goede komen.
§ 3.3 Christen-democratische visie:
De uitgangspunten van de Christen-democraten:
- Gespreide verantwoordelijkheid: naast de overheid hebben de burgers ook een verantwoordelijkheid in de maatschappij.
- Rentmeesterschap: God heeft de mens geschapen als rentmeester op aarde.
- Gerechtigheid: Men dient volgens Gods wetten de gerechtigheid in het oog te houden.
- Solidariteit: Het is een plicht van naastenliefde om van het overtollige overvloedig aan de armen te geven. De overheid heeft dus een beperkte rol
§ 3.4 Ecologische visie:
Uitgangspunten van de ecologische visie:
- Economie van het genoeg: Minder uitputting van natuurlijke hulpbronnen.
- Kleinschaligheid: Kleinschaliger productieprocessen op milieuvriendelijke basis.
- Kringloopeconomie: Recycling toepassen, dat “spaart het milieu”.
4 Arbeidsverdeling:
§ 4.1 Soorten arbeidsverdeling:
Arbeidsverdeling = De verdeling van de arbeidstaken over individuen en groeperingen in een samenleving.
Onderscheid tussen maatschappelijke en technische arbeidsverdeling:
1e: Maatschappelijke a.verdeling: De verdeling van maatschappelijke taken en functies over groeperingen, die zijn verenigd in beroepen.
2e: De Technische a.verdeling: De verdeling van taken over productie-eenheden en arbeidsfuncties.
§ 4.2 Gevolgen van arbeidsverdeling:
Sociale ongelijkheid: Mensen nemen in de samenleving ‘ongelijke posities’ in en er is sprake van sociale rangorde.
Sociale stratificatie: De opeenstapeling van sociale lagen in de samenleving, waarbij iedere laag bestaat uit gewaardeerde posities.
Sociale status: De waardering die mensen toekennen aan een positie. Bijvoorbeeld dat een leraar hoger staat dan een vuilnisman etc.
Macht: Mogelijkheid om andere mensen bij herhaling te kunnen dwingen tot gedrag dat ingaat tegen hun eigen waarden en belangen.
Verticale sociale mobiliteit: Stijging of daling van een persoon op de “maatschappelijke ladder”. - 2 manieren:
1e: Intergeneratie-mobiliteit: stijging of daling in vergelijking met een vorige generatie.
2e: Intrageneratie-mobiliteit: stijging of daling in vergelijking met het eigen beroepsverleden.
6 Arbeidsverhoudingen:
§ 6.1 Werknemers- en werkgeversorganisaties:
De ‘vakbeweging heeft vanaf het ontstaan van een dubbele doelstelling, namelijk:
1e: Materiële positieverbetering:
Vakbonden proberen: hogere lonen, kortere werkdagen, veiliger werkomstandigheden, betere bescherming tegen ontslag, goede pensioenvoorzieningen te bereiken.
2e: volwaardige positie:
Arbeidsorganisaties en de samenleving moet zodanig verbeterd worden dat werknemers volwaardige burgers worden.
Nederlandse vakbewegingen:
- FNV Federatie Nederlandse Vakbeweging
- CNV Christelijk Nationaal Vakverbond
- MHP Middelbaar en Hoger Personeel
2 vervullende functies van werkgeversorganisaties:
1e: politiek-economische functie. Men komt als politieke pressiegroep op voor de collectieve belangen van de onderners tegenover de overheid en andere relevante instituten.
2e: belangenbehartigende functie. Belangen behartigen van werkgevers in onderhandelingen die periodiek met vakbonden worden gevoerd. (zoals bijv. CAO’s).
Belangen van werknemers zijn met namen op het gebied van:
- Arbeidsvoorwaarden
- Arbeidsinhoud
- Arbeidsverhoudingen
- Arbeidsomstandigheden
- Algemene belangen
Werkgevers streven naar:
- Continuïteit van het bedrijf
- Geringen concurrentie
- Lage belastingen
- Werkwillige en geschoolde werknemers.
§ 6.2 Medezeggenschap:
Het succes van de belangenbehartiging door werkgeversverenigingen respectievelijk vakbonden is mede afhankelijk van factoren in de maatschappelijke omgeving. Bijv:
1e: Het politieke klimaat
2e: De sociaal-economische structuur
3e: De economische conjunctuur
4e: De organisatiegraad en actiebereidheid van de leden
5e: Internationalisering van de economie.
§ 6.3 De overheid als derde partij:
Naast de sociale partners is de overheid betrokken bij het sociaal-economisch proces. De volgende rollen kunnen worden onderscheiden:
1e: Als overlegpartner van sociaal-economische groeperingen.
2e: Als werkgever
3e: Als regelgever
4e: Als initiator van economisch beleid.
Het consensusdenken: “Samen de schouders eronder”
De overheid is m.b.t. arbeid actief op een aantal beleidsterreinen:
1e: Werkgelegenheidsbeleid
2e: Arbeidsomstandigheden
3e: Arbeidsvoorwaarden
4e: Sociale wetgeving
5e: Emancipatiebeleid.
§ 3.1 Liberale visie:
Uitgangspunten die voor de Liberalen gelden bij een beoordeling van sociaal economische vraagstukken:
- Ze zijn voorstander van een markteconomie:
Vraag en aanbod en andere mechanismen van de markt dienen voor een regulering van de economie te zorgen.
- Zij zijn voor vrije ondernemingswijze productie:
Burgers dienen de vrijheid te hebben om zelf te bepalen wat zij op de markt gaan aanbieden. (toename v/d welvaart in de samenleving).
Zowel in de productie als op de arbeidsmarkt.
- Zij zijn voor het terugdringen van de rol van de overheid:
Overheidsbemoeienis kan een belemmering vormen voor het initiatief van de burgers.
§ 3.2 Sociaal-democratische visie:
De Sociaal-democraten zijn:
- Voor spreiding van kennis, inkomen en macht. De ongelijke verdeling hiervan leidt tot ongewenste verschillen tussen mensen.
- Voor een zekere mate van planning: de economie en de arbeidsmarkt functioneren volgens hen niet naar behoren zoals liberalen geloven.
- Voor selectieve groei: economische groei is niet onder alle omstandigheden acceptabel.
- Voor democratisering. Meer inspraak zal het welzijn & de arbeidsmotivatie van arbeidskrachten ten goede komen.
De uitgangspunten van de Christen-democraten:
- Gespreide verantwoordelijkheid: naast de overheid hebben de burgers ook een verantwoordelijkheid in de maatschappij.
- Rentmeesterschap: God heeft de mens geschapen als rentmeester op aarde.
- Gerechtigheid: Men dient volgens Gods wetten de gerechtigheid in het oog te houden.
- Solidariteit: Het is een plicht van naastenliefde om van het overtollige overvloedig aan de armen te geven. De overheid heeft dus een beperkte rol
§ 3.4 Ecologische visie:
Uitgangspunten van de ecologische visie:
- Economie van het genoeg: Minder uitputting van natuurlijke hulpbronnen.
- Kleinschaligheid: Kleinschaliger productieprocessen op milieuvriendelijke basis.
4 Arbeidsverdeling:
§ 4.1 Soorten arbeidsverdeling:
Arbeidsverdeling = De verdeling van de arbeidstaken over individuen en groeperingen in een samenleving.
Onderscheid tussen maatschappelijke en technische arbeidsverdeling:
1e: Maatschappelijke a.verdeling: De verdeling van maatschappelijke taken en functies over groeperingen, die zijn verenigd in beroepen.
2e: De Technische a.verdeling: De verdeling van taken over productie-eenheden en arbeidsfuncties.
§ 4.2 Gevolgen van arbeidsverdeling:
Sociale ongelijkheid: Mensen nemen in de samenleving ‘ongelijke posities’ in en er is sprake van sociale rangorde.
Sociale status: De waardering die mensen toekennen aan een positie. Bijvoorbeeld dat een leraar hoger staat dan een vuilnisman etc.
Macht: Mogelijkheid om andere mensen bij herhaling te kunnen dwingen tot gedrag dat ingaat tegen hun eigen waarden en belangen.
Verticale sociale mobiliteit: Stijging of daling van een persoon op de “maatschappelijke ladder”. - 2 manieren:
1e: Intergeneratie-mobiliteit: stijging of daling in vergelijking met een vorige generatie.
2e: Intrageneratie-mobiliteit: stijging of daling in vergelijking met het eigen beroepsverleden.
6 Arbeidsverhoudingen:
§ 6.1 Werknemers- en werkgeversorganisaties:
De ‘vakbeweging heeft vanaf het ontstaan van een dubbele doelstelling, namelijk:
1e: Materiële positieverbetering:
Vakbonden proberen: hogere lonen, kortere werkdagen, veiliger werkomstandigheden, betere bescherming tegen ontslag, goede pensioenvoorzieningen te bereiken.
2e: volwaardige positie:
Nederlandse vakbewegingen:
- FNV Federatie Nederlandse Vakbeweging
- CNV Christelijk Nationaal Vakverbond
- MHP Middelbaar en Hoger Personeel
2 vervullende functies van werkgeversorganisaties:
1e: politiek-economische functie. Men komt als politieke pressiegroep op voor de collectieve belangen van de onderners tegenover de overheid en andere relevante instituten.
2e: belangenbehartigende functie. Belangen behartigen van werkgevers in onderhandelingen die periodiek met vakbonden worden gevoerd. (zoals bijv. CAO’s).
Belangen van werknemers zijn met namen op het gebied van:
- Arbeidsinhoud
- Arbeidsverhoudingen
- Arbeidsomstandigheden
- Algemene belangen
Werkgevers streven naar:
- Continuïteit van het bedrijf
- Geringen concurrentie
- Lage belastingen
- Werkwillige en geschoolde werknemers.
§ 6.2 Medezeggenschap:
Het succes van de belangenbehartiging door werkgeversverenigingen respectievelijk vakbonden is mede afhankelijk van factoren in de maatschappelijke omgeving. Bijv:
1e: Het politieke klimaat
2e: De sociaal-economische structuur
3e: De economische conjunctuur
5e: Internationalisering van de economie.
§ 6.3 De overheid als derde partij:
Naast de sociale partners is de overheid betrokken bij het sociaal-economisch proces. De volgende rollen kunnen worden onderscheiden:
1e: Als overlegpartner van sociaal-economische groeperingen.
2e: Als werkgever
3e: Als regelgever
4e: Als initiator van economisch beleid.
Het consensusdenken: “Samen de schouders eronder”
De overheid is m.b.t. arbeid actief op een aantal beleidsterreinen:
1e: Werkgelegenheidsbeleid
2e: Arbeidsomstandigheden
3e: Arbeidsvoorwaarden
4e: Sociale wetgeving
5e: Emancipatiebeleid.
REACTIES
1 seconde geleden