Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

hoofdstuk 3

Beoordeling 9.6
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 2976 woorden
  • 17 januari 2016
  • 1 keer beoordeeld
Cijfer 9.6
1 keer beoordeeld

§3.1: Wat is politiek?

Politiek de wijze waarop een land wordt bestuurd

Efficiënt besturen kijken met doelmatig resultaat

Maximale participatie proces van democratische besluitvorming met zorgvuldige afweging van verschillende belangen

 

Dictatuur bestuursvorm waarbij de drie machten (trias politica) – wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht – niet van elkaar gescheiden zijn, maar in handen van een kleine groep mensen

  • Burgers hebben geen invloed op de politiek, dus kunnen ook geen rechten, als ze die al hebben, opeisen
  • Dictatuur is nooit een rechtsstaat

     

    Kenmerken dictatuur

  • Beperkte individuele vrijheid
  • Geen politieke vrijheid
  • Dikwijls overheidsgeweld
  • Bestaat geen onafhankelijke rechtspraak
  • Massamensen en kunstuitingen staan onder censuur van de overheid

     

    Autarkische dictatuur

  • Één leidersfiguur vormt gezicht van macht
    • Soms geholpen door een junta (regering die grotendeels uit militairen bestaat)
  • Geen ideologie, daardoor enige vrije ruimte in economie en een zekere godsdienstvrijheid

     

    Totalitaire dictatuur

  • Ontstaat als een groep mensen de macht grijpt via een ideologische revolutie. Politieke invloed is alleen voor hen die de ideologie onvoorwaardelijk steunen
  • Gehele politieke, economische en sociale leven gereguleerd
  • Er is sprake van indoctrinatie (de bevolking krijgt de ideologie met de paplepel ingegoten

     

    Theocratie bijzondere vorm van dictatuur, waarin godsdienst is verheven tot staatsideologie

     

    Democratie letterlijk het volk regeert

  • Directe democratie, met directe zeggenschap van het volk, komt nauwelijks voor, omdat dit niet meer uitvoerbaar is
  • Referendum een volksstemming over een bepaald wetsvoorstel

     

    Kenmerken democratie

  • Representatieve/indirecte democratie het volk kiest vertegenwoordigers die de beslissingen nemen en met een zekere regelmaat bij verkiezingen aan de bevolking verantwoording moet afleggen over hun beleid.
    • De trias politica is verdeeld
    • Meestal een rechtstaat (burgers hebben rechten en vrijheden die door de overheid worden gerespecteerd)
    • Individuele vrijheid
    • Er gelden politieke grondwetten
    • Politie en leger beperkte bevoegdheden
    • Onafhankelijke rechtspraak
    • Persvrijheid

       

       

       

      Parlementair of presidentieel stelsel

                                              Parlementair (participatie)

      Democratie

                                               Presidentieel (efficiëntie)

       

      Parlementair stelsel het rechtstreeks gekozen parlement is het hoogste machtsorgaan

  • Hieruit wordt een kabinet van ministers en staatsecretarissen geformeerd
    • Dezen leggen voortdurend verantwoording af bij het parlement (en dus indirect aan het volk)
  • Meestal niet-gekozen staatshoofd
    • Macht beperkt door grondwet
    • Is zo’n staatshoofd koning(in), dan spreken we van een constitutionele monarchie (Nederland)

       

      Presidentiële democratie bevolking kiest niet alleen parlement, maar ook president

  • President staat aan het hoofd van de regering (uitvoerende macht)
    • President mag naar eigen keuze minister benoemen en ontslaan
  • Ontbindingsrecht recht om het parlement te ontbinden
    • Dit mist vaak bij presidentiële democratie om macht van president enigszins te beperken

       

      De Nederlandse democratie

  • 1806: Nederland monarchie
  • 1848: grondwet, politieke macht ligt bij parlement i.p.v. koning
  • 1917: algemeen mannenkiesrecht
  • 1922: algemeen vrouwenkiesrecht
    • Sindsdien is Nederlands volwaardige democratie met parlementair stelsel
  • Grondwetswijziging laat zien hoe belangrijk vrijheid en gelijkheid zijn in een democratie
    • Algemeen kiesrecht >18
    • Media vrij

       

      Oligarchie heerschappij van weinig

  • Democratieën en dictaturen zouden volgens Robert Michiels beide hiertoe ontwikkelen (= ijzeren wet op de oligarchie)
    • Begint als politici macht naar zich toetrekken
  • Regentencultuur politici en bestuurders regelen onderling de politieke zaken en schuiven elkaar de belangrijkste banen toe
  • Grote partijen = minder democratie

     

  • Autarkische leider heeft adviseurs enz.
  • Hij heeft deel van de macht afgestaan → oligarchie

     

  • Seymour Lipson beweert het tegenovergestelde

- Meer welvaart → verlangen naar meer democratie

- Volgens hem worden zo alle landen democratisch

§3.2: Politieke stromingen

Ideologie een samenhangend geheel van ideeën over de mens en de gewenste inleving van de samenleving

 

3 belangrijkste ideologische politieke stromingen

  • Liberalisme
  • Confessionalisme
  • Socialisme

    Standpunten die uit ideologieën voortkomen hebben te maken met drie aspecten:

  • Normen en waarden
  • Gewenste sociaaleconomische verhoudingen
  • Gewenste machtsverdeling

     

    Progressief vooruitstrevend

    Conservatief behoudend

    Reactionair vervanging van regels terugdraaien

     

    Links gelijkwaardigheid

  • Overheid actief
    • PvdA, SP, GroenLinks

      Recht vrijheid

  • Overheid passief
    • VVD, PVV

      Politieke midden gezamenlijke verantwoordelijkheid

    • CDA, D66

       

      Liberalisme

  • Persoonlijke en economische vrijheid
  • Vrijmarkt economie
  • VVD en D66

    Socialisme

  • Solidair zijn en gelijkheid
  • Kennis, inkomen en macht eerlijker verdelen
  • Maatschappelijke verbeteringen lang parlementaire weg
  • PvdA, SP en GroenLinks

    Confessionalisme

  • Mens gaat uit van organische staatsopvatting
  • Zorgzame samenleving
  • Overheid aanvullende rol
    • Zoveel mogelijk overlaten aan maatschappelijk middenveld
  • ChristenUnie, CDA en SGP

    Populisme

  • Daadkrachtige oplossing door politieke kwesties te versimpelen
  • Nationalistische standpunten
  • Eerst LPF, nu PVV met Geert Wilders

     

    §3.3: Politieke partijen

    Soorten partijen

  • Confessionele partijen
  • Liberale partijen                   ideologische partijen
  • Socialistische partijen
  • Populistische partijen
  • Protestpartijen
    • Ontstaan uit onvrede
  • One-issuepartijen (D66)
    • Richten zich op één aspect

       

      Functies politieke partijen

  • Integratie van ideeën
  • Informatie geven
  • Participatie (door bovenstaande)
  • Selectie van kandidaten

     

    Zwervende kiezers laten de keuze voor een partij afhangen van het moment en vooral ook van de persoonlijkheid van de partijleiders

     

  • Door maatschappelijke vooruitgang vorige eeuw veranderende het politieke landschap, vooral voor CDA, PvdA en VVD

De samenvatting gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Eindexamens

Alles wat je moet weten over de eindexamens

 

Politieke partijen

  • Hebben ideeën over de samenleving als geheel
  • Wegen verschillende belangen van groepen af
  • Willen politieke macht én bestuurlijke verantwoordelijkheid
  • Doen mee aan verkiezingen
  • Zijn vertegenwoordigd in politieke organen

     

    Actie-/belangengroepen

  • Hebben ideeën op één specifiek terrein
  • Komen op voor de belangen van één groep
  • Willen wel politieke invloed, maar geen bestuurlijke verantwoordelijkheid
  • Doen niet mee aan de verkiezingen
  • Zijn hooguit vertegenwoordigd in adviesorganen

     

    §3.4: Verkiezingen

    Actief kiesrecht stemmen

    Passief kiesrecht gekozen worden      18+

     

    Voorwaarden om je verkiesbaar te stellen

  • Op tijd registreren bij de Kiesraad
  • In elke kieskring een kandidatenlijst en dertig steunbetuigingen inleveren
  • Een borgsom van €11.250, - betalen

     

    Evenredige vertegenwoordiging 3% van de stemmen = 3% van de zetels

    Kiesdeler hoeveelheid stemmen die je nodig hebt voor één zetel

    Kiesdrempel je moet een minimaal percentage stemmen hebben om mee te delen in de zetels

     

    Districten-/meerderheidsstelsel

  • Land wordt verdeeld in districten
  • Per district één afgevaardigde in het parlement
    •  Dit is de kandidaat die in het district de meeste stemmen behaalt

       

      Spindoctor communicatiedeskundige die de partij en lijsttrekker adviseert.

  • Lijsttrekken en spindoctor bepalen vaak samen de verkiezingsstrategie

    Opiniepeilingen beïnvloeden de uitslag door grote rol van media (tv- en internetdemocratie)

     

    Punten die rol spelen bij keuze stemming

  • Standpunten van partij
  • Eigen belangen
  • Kans dat die partij een cruciale rol kan spelen bij vorming kabinet
    •  Strategisch stemmen
  • Aantrekkingskracht lijsttrekker

     

    Je stemt op een persoon, niet op een partij:

  • Kandidaten die laag op de lijst staan, kunnen in Tweede Kamer komen door veel voorkeursstemmen te krijgen

     

     

    Formatie nieuw kabinet gebeurt meteen de dag na de verkiezingen

    Coalitie een combinatie van verschillende partijen die samenwerken op bestuurlijk niveau

    Regeerakkoord vorm raamwerk voor beleid dat het kabinet wil voeren

  • Bijgesteld en aangevuld in troonrede
  • Dan word ook de miljoenennota (samenvatting rijksbegroting) aangeboden

    Gehaktdag derde woensdag in mei (bijstelling miljoenennota in voorjaarsnota)

     

    Kabinet regeert 4 jaar, als er in die tijd geen val plaatsvindt

     

    Redenen val kabinet

  • Ministers worden het niet eens over kwestie(s) en besluiten samen niet verder te gaan
  • Meerderheid Tweede Kamer verwerpt beleid kabinet en minister willen het beleid niet wijzigen

     

    Demissionair kabinet een kabinet zonder missie dat alleen lopende zaken afhandelt

     

    Moties

  • Motie van treurnis
  • Motie van afkeuring
  • Motie van wantrouwen → minister aftreden

     

    §3.5: Regering en Parlement

    Kabinet ministers en staatssecretarissen

    Regering koning(in) en ministers

    Ministerraad gezamenlijke vergadering van ministers, premier/minister president is hierbij voorzitter

     

    Minister (en staatssecretaris) heeft eigen beleidsterrein en eigen ministerie of departement, waar veel ambtenaren werken

     

    Minister zonde portefeuille minister zonder ministerie die ‘onder één kap’ werkt met andere minister

     

    Politieke taken staatshoofd

  • Wetten ondertekenen
  • Voorlezen van troonrede op Prinsjesdag (valt onder ministeriële verantwoordelijkheid)
  • Benoemen van ministers
  • Overleg met premier over kabinetsbeleid
    • Koning is onschendbaar (en daarbij alle leden van het koninklijk huis)

       

      Parlement Eerste en Tweede Kamer

  • Samen: Staten Generaal
  • Tweede Kamer is belangrijker
    • Meer bevoegdheden
    • Rechtstreeks gekozen

       

      Tweede Kamer

  • 150 leden
  • Taken:
    • Samen met regering wetten maken en goedkeuren (medewetgeving)
    • De regering controleren

       

       

      Rechten voor medewetgeving

  • Stemrecht aannemen of verwerpen
  • Recht van amendement wetsvoorstel eerst wijzigen, dan aannemen
  • Recht van initiatief zelf wetsvoorstellen indienen
  • Budgetrecht recht begroting goedkeuren, aanpassen of verwerpen

     

    Rechten voor controle ministers

  • Recht van motie
  • Vragenrecht
  • Recht van interpellatie spoeddebat aanvragen
  • Recht van enquête zelf mogen onderzoeken

     

    Eerste Kamer (senaat)

  • 75 leden
  • Gekozen door leden provinciale staten
  • Deeltijdbaan
  • Ze moeten wetten toetsen aan wetgeving
    • Laatste controle
  • Rechten:
    • Vragenrecht
    • Recht op interpellatie
    • Recht van enquête

       

      Koninklijke besluiten en Algemene maatregel van bestuur regering neemt besluit zonder dat de Eerste en Tweede Kamer zich erover uitspreken

       

      Hoe komt een wet tot stand

      → Initiatief

      → Ontwerp

      → Advisering raad van State

      → Behandeling Tweede Kamer

      → Behandeling Eerste Kamer

      → Ondertekening

      → Publicatie in het staatsblad

       

      Wetgevende macht stelt wetten vast, uitvoerende macht voert ze uit (poldermodel/ consensuspolitiek)

       

      §3.6: Politiek in de praktijk

      Fases politieke besluitvorming (gemaakt door Easton)

  • Fase 1: invoer of input
    • Samenleving brengt eisen
    • Poortwachters pressiegroepen, massamedia, en politieke partijen
  • Fase 2: omzetting
    • Onderwerp staat op politieke agenda
    • Beleidsvoorbereiding ambtenaren onderzoeken het onderwerp en schrijven dit advies
    • Kamers gaan hierover stemmen
  • Fase 3: uitvoer
    • Financiering wordt geregeld
    • (bedrijven voor uitvoering worden geregeld)
    • Tijdens beleidsuitvoering blijft minister eindverantwoordelijk
  • Fase 4: terugkoppeling/feedback

     

     

     

    Politieke en maatschappelijke auctoren alle individuele burgers, groepen, bestuursorganen en instanties die betrokken zijn bij het politieke besluitvormingsproces

  • Wisselwerking auctoren is cruciaal

     

    Beleid bewuste inzet van middelen om een beoogd doel te realiseren

    Vierde macht beleidsambtenaren, meer vakkennis en ervaring dan ministers

     

    Belangrijke adviesorganen

  • Raad van State
  • Sociaal Economische Raad (SER)
  • Wetenschappelijke raad voor regeringsbeleid (WRR)
  • Centraal plan bureau (CPB)

     

    Burgerinitiatief (wets)voorstel van individuele burger

  • Burgerinitiatief (wets)voorstel van individuele burger

    Burgerlijke ongehoorzaamheid als mensen bewust de wet overtreden

    Lobbyen via persoonlijk contact proberen steun te krijgen voor je standpunten en belangen

     

    Soorten pressiegroepen

  • Belangenorganisaties komen op voor belangen van een bepaalde groep
  • Actieorganisaties zetten zich in voor één bepaald onderwerp

     

    5 politieke functies van de media

  • Informatieve functie
  • Onderzoekende-/agendafunctie
  • Commentaarfunctie
  • Spreekbuisfunctie
  • Controlerende functie

     

    Pluriformiteit voldoende keus tussen kranten, tv-zenders, websites en tijdschriften

     

    Omgevingsfactoren factoren die niet direct onderdeel van het probleem vormen, maar wel de besluitvorming beïnvloeden

  • Demografische factoren
  • Ecologische factoren
  • Culturele factoren
  • Economische factoren
  • Technologische factoren
  • Sociale factoren
  • Internationale factoren

     

     

    §3.7: Provincie en gemeente

                                                           Koning(in)

     

  •  

    Burgemeester                                 Ministerraad                    Commissaris van de koning(i           n)

             +                                                                                                            +

    Wethouder                                                                             Gedeputeerde Staten

     

     

     

    Gemeenteraad                              Eerste Kamer                  Provinciale Staten

                                                                   +

                                                          Tweede Kamer

     

     

     

                                                                            Burgers

                         Benoemd                                               Dagelijks bestuur

                         Indirect gekozen

                         Direct gekozen                                      Parlement

     

    §3.8: Nederland en de wereld

    Europese Unie

    EGKS → EEG

    Eurozone de groep van EU landen die een gecoördineerde economische, financiële en monetaire politiek voeren

    • Geen nationale geldpolitiek

      ESCB met Europese Centrale Bank aan het hoofd

      Verdrag van Lissabon sinds 2007 (Europese grondwet)

       

      Supranationale organisatie aangesloten landen hebben hun bevoegdheden grotendeels overgedragen aan de EU

      Intergouvermenteel besluiten kunnen alleen genomen worden met instemming van alle landen afzonderlijk

       

      Scheiding der machten in de EU

    • Wetgevende macht: Raad van Europese Unie en het Europees Parlement
    • Uitvoerende macht: Europese commissie
    • Rechtsprekende macht: Hof van justitie van de Europese Unie

       

      Europese commissie

    • Dagelijks bestuur
    • Iedere lidstaat levert één commissaris die een eigen beleidsterrein heeft
    • Ontwerpen conceptbegroting
    • Voorstellen wet- en regelgeving

       

      Raad van Europese Unie

    • Ook wel: raad van ministers
    • Regering van lidstaat vertegenwoordigd
    • 9 raden met elk een specifiek beleidsterrein
    • Iedere lidstaat één vertegenwoordiger in de raad
    • Zwaarte stem is afhankelijk van bevolkingsomvang per land

       

       

      De Europese Rdaad

    • Hier vergaderen regeringsleiders
    • Geen wetgevende taak, maar stelt de hoofdlijnen
    • Voorzitterschap rouleert per half jaar

      Europees parlement

    • Europese commissie en Raad van ministers nemen de meeste besluiten
    • Europees parlement kan wel onderwerpen op agenda zetten, maar mag zelf geen wetsvoorstellen inleveren en mag geen commissarissen naar huis sturen
      • Beperkte bevoegdheden
        • Democratisch tekort

           

          Hof van justitie van Europese Unie

    • Alle regels gelijk geïnterpreteerd en toegepast
    • Uit elke lidstaat één rechter
    • Uitspraken Europese hof gaan boven uitspraak van Nederlandse rechter

       

      Criteria van Kopenhagen (om lid te worden van de EU)

    • Stabiele democratie
    • Functionerende markteconomie
    • Het geheel van EU verdragen etc. in nationale wetgeving opnemen
    • Administratief in staat zijn besluiten van de EU uit te voeren

      HET VEREIST OOK INSTEMMING VAN ALLE LIDSTATEN

       

      Verenigde Naties

      Secretaris generaal hoogste ambtenaar van de VN

      Resoluties uitspraken waarin het gedrag van een land wordt veroordeeld

      Verklaring hierin stellen de VN basisprincipes op die essentieel zijn voor de internationale samenwerking

       

      Veiligheidsraad

    • 15 landen, 5 permanent
    • 5 permanente landen hebben vetorecht (recht om uitvoering van een resolutie te verbieden)

       

      §3.9: Democratie in discussie

      De Nederlandse democratie is gebaseerd op het ‘Huis van Thorbecke’ (1848).

       

      Randvoorwaarden voor een goed functionerende democratie

    • Er moet voldoende participatie van burgers zijn
    • Grondrechten moeten worden gerespecteerd
    • Er is een minimum aan sociale cohesie
    • De macht van politici moet voldoende legitimiteit hebben

       

      Representatie je wordt vertegenwoordigd

      Representatief als burgers zich kunnen vinden in besluiten van politici

       

      Liberalen vinden dat de politici de globale opdracht van de kiezers moet uitvoeren, maar dat ze nog wel veel speelruimte hebben.

      Sociaaldemocraten vind dat er een sterke band moet zijn tussen politici en de kiezers. Ze moeten de opdracht van de kiezers zo nauwgezet mogelijk uitvoeren.

       

      Monistisch wetgevende en uitvoerende macht zijn nauw met elkaar verbonden

      Dualistisch wetgevende en uitvoerende macht zijn strikt van elkaar gescheiden

       

       

    REACTIES

    Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.