Hoofdstuk 3

Beoordeling 4.4
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 2827 woorden
  • 20 januari 2010
  • 16 keer beoordeeld
Cijfer 4.4
16 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Maatschappijleer1 t/m 4 & 8 t/m 101

Democratie 1.1
Democratie is niet vanzelfsprekendIn ruil voor het betalen van belasting mochten de burgers in overlegorganen (parlementen) meepraten over de besteding van dat geld.In Nederland en Engeland kon de burgerij stapsgewijs de macht van de koning beperken en de grondrechten uitbreiden, maar in andere landen kon dat soms alleen met geweld worden bereikt.1848 – alleen 11% rijkste mannen mochten stemmen (Nederland)1917 – algemeen kiesrecht voor mannen (Nederland)1919 – algemeen kiesrecht voor vrouwen (Nederland)Over de hele wereld mannen ongeveer gelijktijdig, maar voor vrouwen soms nog langer (Zwitserland – 1971)2/3 van de landen democratisch (60% van de mensen)

1.2 Democratie: waar gaat het om?
Democratie: Grieks voor ‘volk heerst’Een politiek stelsel dat het mogelijk maakt om op vreedzame en geregelde wijze conflicten op te lossen en op basis van meerderheidsbesluiten afspraken te maken over de inrichting van de samenleving.2 basiselementen die nodig zijn voor een democratie:-Alle volwassen inwoners kunnen door middel van algemeen kiesrecht invloed uitoefenen op de besluitvorming.-Grondrechten zijn gewaarborgd om in vrijheid die invloed te kunnen uitoefenen. Een democratie kan alleen functioneren als ook sprake is van een rechtsstaat.In een democratie zijn mensen geen ondergeschikte onderdanen, die alleen maar moeten gehoorzamen, maar burgers, die naast plichten ook rechten hebben.Centraal staande waarden bij een democratie:•Gelijkheid: alle burgers hebben gelijke rechten, er mag niet worden gediscrimineerd op grond van bijv. huidskleur, sekse, politieke of godsdienstige opvattingen.•Vrijheid: de burgers moeten hun eigen leven kunnen inrichten zoals zij dat willen. Zolang zij daarmee de vrijheid van andere burgers niet schaden, mag de overheid die vrijheid niet beperken.Verschillen tussen mensen: oud/jong, man/vrouw, gezond/ziek, werk/werkloos etc.Al die groepen hebben verschillende belangen.Zieken en langdurig werklozen willen meer geld en anderen meer politie die de criminaliteit kan bestrijden.


1.3 Kenmerken van de parlementaire democratie
Belangrijkste kenmerken en regelingen van de democratie:•Algemeen kiesrecht: alle volwassen mannen en vrouwen mogen stemmen.•Regelmatige verkiezingen: in Nederland kiezen de burgers elke 4 jaar leden van een volksvertegenwoordiging of parlement. Zo’n parlement neemt beslissingen over wetten en controleert de regering, het dagelijks bestuur van het land.•Vrijheid van meningsuiting: mensen kunnen vrij hun mening geven, zonder dat de regering dat onmogelijk maakt. Alleen de onafhankelijke rechter mag publicaties of uitzendingen verbieden.•Vrijheid van vereniging en vergadering: Iedereen mag een vereniging oprichten van mensen met dezelfde ideeën of belangen. Je mag ook bijenkomsten en demonstraties organiseren. Zo kun je proberen de politieke besluiten te beïnvloeden. Over de vraag of organisaties die tegen de democratische rechten en vrijheiden zijn, verboden moeten worden, lopen de meningen uiteen.•Machtenscheiding: tussen de wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht.Directe en indirecte democratieën:Alleen bij kleine aantallen mensen is directe democratie mogelijk, dan praten en beslissen ALLE burgers rechtstreeks mee.In veel landen mag de bevolking af en toe via een referendum rechtstreeks mee beslissen over een belangrijke kwestie (directe democratie binnen een indirect stelsel) In Nederland is dat formeel niet mogelijk.

1.4 Dictatuur
Bij een dictatuur hebben de inwoners weinig of geen invloed op de besluitsvormen, ze hebben weinig rechten en heel veel plichten. Macht in handen van 1 persoon (dictator), een familie, één partij of (een deel van) de militairen.- Nooit een rechtsstaat.- Rechters zijn niet onafhankelijk, maar handelen in politiek gevoelige zaken in opdracht van de regering.In de meeste dictaturen worden wel verkiezingen gehouden, maar dan kan je maar op één presidentskandidaat kan stemmen, of alleen op leden van de regeringspartij.Soms bestaan er media die onafhankelijk zijn van de staat of regeringspartij. Alles wat zij willen uitzenden moeten ze eerst voorleggen aan de autoriteiten. Dit wordt censuur genoemd.Ze voegen soms ook zelfcensuur in.Mensen worden een beetje gechanteerd, waardoor ze hun mond wel houden.

1.5 Sociale voorwaarden voor democratie
Sociale voorwaarden voor democratie: Democratische regels die alleen werken onder bepaalde maatschappelijke omstandigheden.De kans dat een democratie goed gaat is groot als:•er sprake is van een gunstige sociaaleconomische ontwikkeling. Iedereen krijgt het wat beter en daardoor hebben ze geen harde strijd meer te voeren.•er een zekere mate van sociaaleconomische gelijkheid bestaat.Bij grote ongelijkheid in opleiding/inkomen kan de bovenlaag gemakkelijk de regering benaderen, een krant oprichten en advertenties betalen, andere kunnen dat niet. Velen zullen zich van de politiek afkeren omdat ze niet serieus genomen worden.•Er sprake is van een democratische politieke cultuur.De manier waarop mensen met elkaar omgaan in de politiek, ook tolerantie is hierbij erg belangrijk (verdraagzaamheid tegenover andersdenkenden).•burgers zich hebben verenigd in organisaties op grond van ideeën of belangen.bijvoorbeeld kerken vakbonden, organisaties van werkgevers, boeren en vrouwen of milieuactiegroepen.•militairen geen invloed hebben op de politiek.Militairen kunnen geweld uitoefenen of daarmee dreigen om hun zin te krijgen.•de staat goed functioneert, goede diensten verleent en niet teveel de belangen van één groep behartigt.•er geen hevige conflicten zijn tussen etnische groepen of mensen van verschillende godsdiensten.In dictaturen is het met deze voorwaarden slecht gesteld, daarom is het ook moeilijk om er opeens een goed functionerende democratie van te maken.Het is ook moeilijk om een dictatuur in een democratie te veranderen omdat mensen het niet gewend zijn, ze moeten opeens leren om zich vrij te organiseren.

2 Politieke stromingen en partijen

2.1 Ideologieën en partijen
Algemeen belang: welvaart, veiligheid, onderwijs en gezondheidszorg.Mensen met dezelfde ideologie vormen een politieke stroming.Ideologie: Samenhangend geheel van opvattingen over hoe de maatschappij functioneert en in de toekomst moet functioneren, en wat daarbij de rol van de overheid moet zijn.Politieke partij: een groep mensen die:-Ideeën heeft over alle belangrijke beleidsterreinen, zoals economie, gezondheidszorg, uitkeringen, onderwijs, buitenlands beleid, veiligheid, milieu enzovoort. Die ideeën samen worden het programma genoemd.-Kandidaten stelt bij de verkiezingen. Men hoopt dat veel kandidaten van de partij worden gekozen, zodat de partij veel kans krijgt om haar programma uit te voeren.Politieke partijen zijn landelijk, provinciaal en gemeentelijk georganiseerd.Ze houden vergaderingen, hebben eigen jongerenorganisaties, organiseren discussies, geven tijdschriften uit en zijn actief op internetLinks: Overheid bemoeid zich met burgers op sociaal economisch gebiedoverheid actief ingrijpt om sociale ongelijkheid te verminderenHecht aan gelijke kansenRechts: Minder bemoeien met de burgers, meer met zakenUiterst links Communisme links socialisme midden christen democratie rechts liberalisme uiterst rechts fascisme

2.2 Communisme en fascisme
Rusland: d.m.v. een gewelddadige revolutie (1917) verbood de communistische partij alle andere partijen.Fascisme: een vooral door frustratie gevoede antistroming, die zich keert tegen de democratische waarden vrijheid, gelijkheid en tolerantie.Communisme: uiterst rechtsKenmerken: • Gelijkheid• Overheid centrale rol• Productie middelen van de staat.Fascisme: uiterst linksKenmerken:• Één leider• Niet voor gelijkheid (vreemde groepen horen er niet bij)• Geweld, strijd enzo worden verheerlijkt.


2.3 Liberalen
Liberalisme hecht sterk aan vrijheid.Economische vrijheid is ook belangrijk, daarbij staat particulier initiatief centraal.Liberalisme: rechtsKenmerken:• Vrijheid• Individu• Eigen verantwoordelijkheid• Overheid beperkte rol (infrastructuur, politie, onderwijs)Liberalistische partijen: VVD & D’66De D’66 is wel wat meer voor overheidsbemoeienis op sociaaleconomisch gebied, daarom wordt D’66 ook wel links-liberaal of sociaalliberaal genoemd. Bij de D’66 mogen burgers ook de burgemeester kiezen.

2.4 Socialisme (sociaaldemocratie)
Het socialisme is ontstaan als een reactie op het liberalisme.Socialisme: linksKenmerken:• Overheid voor een groot deel ingrijpen om gelijke kansen te scheppen.• Op privé gebied zijn ze liberaal.Socialistische partijen: PvdA, Groen Links, SP

2.5 Christendemocratie
Confessionele partijen laten zich inspireren door de Bijbel. Confessie = geloofMaatschappelijk middenveld lossen de problemen op. (werkorganisaties, vakbond, kerken, boerenorganisaties)Christendemocraten denken rechts, want ze zijn tegen abortus en euthanasieProgressief= vooruitstrevend – linksConservatief= behoudend – rechtsPartijen: CDA (christen democratisch appèl) CU (christen-unie)Partijen en bewegingen die moeilijk in het driedelige liberalen, socialisten en christendemocraten passen, worden populisme genoemd.Single-issuepartijen komen op voor 1 ding, bijvoorbeeld ouderen.

3 Verkiezingen en kiesstelsels

3.1 Verkiezingen
Elke 4 jaar kunnen Nederlanders rechtstreeks stemmen voor:• De tweede kamerHet belangrijkste onderdeel van het parlement of de volksvertegenwoordiging• De provinciale statenDe volksvertegenwoordiging in alle 12 provincies• De gemeenteraadDe volksvertegenwoordiging in elk van de ongeveer 450 gemeenten• DeelgemeenteradenVoor wijken van grote gemeenten als A’dam en R’dam• Het Europees parlement (in de 5 jaar)De volksvertegenwoordiging in de Europese UnieDe eerste kamer die samen met de tweede kamer het parlement vormt, wordt indirect gekozen. De leden van de provinciale staten bepalen wie in de eerste kamer komt.Nederland kan geen burgermeester kiezen.Actief kiesrecht: Nederlanders van 18 jaar en ouder mogen stemmenPassief kiesrecht: Mogelijkheid om gekozen te worden als lid van de tweede kamer of een ander vertegenwoordigend lichaam.Voor deelgemeenteraden mogen ook mensen meedoen die in Nederland wonen, maar die geboren zijn in een anders europees land.Mensen van buiten Europa hebben op gemeente niveau kiesrecht als ze vijf jaar of langer legaal in Nederland wonen.Lijsttrekken: bovenste persoon van die lijstZwevende kiezers: veranderen vaak hun keuzeDoor de zwevende kiezers komen er steeds meer reclames over de politieke partijen, zo willen ze stemmen winnen van mensen die het nog niet weten.Vanaf 1971 ben je niet verplicht te stemmen. (geen opkomstplicht, maar wel stemrecht)Televisiedemocratie: Als politici vlak voor de verkiezingen de hele tijd op tv zijn.

3.2 Kiesstelsels
2e kamer: 150 zetels  direct, rechtstreeks gekozen1e kamer: 75 zetels  indirect, door provinciale statenAantal stemmen is evenredig aan het aantal zetels. (10% v/d stemmen = 10% v/d zetels)Om 1 zetel te winnen heb je 0,67% van de stemmen nodig (bij 15 leden)Bij een districtenstelsel kiezen veel landen parlementsleden via een districtenstelsel. Daarbij is het land verdeeld in even grote kiesdistricten. Ieder district kiest één afgevaardigde in het parlement.Daardoor maken kleine partijen weinig kans. De strijd gaat meestal tussen twee grote partijen en de winnende partij vormt de regering. Als je op de verliezende partij stemt gaat je stem dus verloren.


4 Regering en parlement

4.1 Constitutionele monarchie
Derde dinsdag in september = Prinsjesdag (plechtige bijeenkomst van parlement, ministers en koningin)Nederland is een parlementaire democratie maar ook een monarchie met een erfelijk koningschap.Nederland is een constitutionele monarchie (constitutie = grondwet)De taken van de koningin staan in de grondwet, ze heeft vooral een symbolische en ceremoniële functie.De koningin is het staatshoofd, maar haar macht is beperkt.De koningin kan geen politieke beslissingen nemen of uitspraken doen. Voor alles wat ze zegt zijn de ministers verantwoordelijk. De koningin en familie zijn onschendbaar. Kritiek op uitspraken van de koningin moeten dus op de ministers gericht worden.De koningin praat wekelijks met de premier en regelmatig met andere ministers, maar wat ze overleggen wordt niet naar buiten gebracht.In de troonrede staan de plannen van de regering voor het komende jaar.

4.2 Regering
Regering, kabinet of ministerraad hebben de dagelijkse leiding van Nederland.Eigenlijk:Regering: 15 ministers & koninginKabinet: ministers & 15 staatssecretarissen (onder ministers)Ministerraad: alleen voor ministersHet kabinet wordt geleid door de minister-president ofwel premierRegering moet zorgen voor:• Dat bestaande wetten worden uitgevoerd• Effectieve ingreep bij acute noodsituaties• Nieuwe problemen worden aangepaktIn grote lijnen maakt de regering haar plannen voor vier jaar bekend in een regeerakkoord. Dat wordt jaarlijks uitgewerkt in de troonrede en de tegelijk verschijnende miljoenennota.In de miljoenennota staan de concrete plannen, een begroting en waar de regering het geld vandaag denkt te halen.Na de verkiezingen moet een nieuwe regering worden gevormd uit de parijen die samen de meerderheid (minstens 76 zetels) hebben in de tweede kamer. Omdat in Nederland nooit 1 partij de meerderheid behaalt, moeten partijen met elkaar onderhandelen.Kabinetsformatie: Proces waarbij na de verkiezingen via onderhandelingen een regering wordt gevormd. (koningin speelt belangrijke rol)Koningin moet een informateur benoemen, ze krijgt daarbij adviezen van fractieleiders.De informateur gaat na of een bepaalde regering mogelijk is.Als duidelijk is welke partijen samen willen werken benoemt de koningin een formateur.Die formateur moet de nieuwe regering samenstellen.Meestal wordt de formateur de minister-president van de nieuwe regering.Coalitieregering: regering die bestaat uit meerdere partijen. De coalitie.De belangrijkste plannen van de regering voor de komende vier jaar staan in het regeerakkoord.Bij een onduidelijke uitslag heeft de koningin veel te zeggen.RegeringspartijDe rest: oppositie partijStaatssecretaris = onderminister.Uitvoerende macht: ministerraad, kabinet, regering, minister president + ministers.

4.3 Parlement, regering en oppositie
Met de troonrede en de miljoenennota richt de regering zich op het parlement. Volksvertegenwoordiging, parlement, eerste+tweede kamer, Staten-Generaal betekenen voor Nederland allemaal hetzelfde.Senaat: de 150 direct gekozen leden v/d 2e kamer en de 75 indirect gekozen leden v/d eerste kamer.Fractie: alle leden in de 2e kamer van één politieke partij.Fractievoorzitter voert het woord bij discussies over de belangrijkste onderwerpenFrectiespecialisten voeren het woord bij minder belangrijke dingen en specialistische zaken.Parlement staat tegenover regering.Binnen de regeringspartijen zijn ook belangrijke scheidingen.Tussen regeringspartijen en oppositie partijenDe 2 belangrijkste taken van het parlement zijn wetgeving en het controleren van de regering.

4.4 Het parlement als wetgever
Voor de wetgeving heeft het parlement een aantal rechten:• BegrotingsrechtJaarlijkse begroting, opgenomen in miljoenennota, moet voor ieder ministerie/departement afzonderlijk als wet worden goedgekeurd.• Recht van amendementDe tweede kamer heeft dat recht, ze kunnen bij meerderheid van stemmen veranderingen aanbrengen in de wetsvoorstellen.• Recht van initiatiefAls de Kamerleden vinden dat er een nieuwe wet moet komen, maar de regering doet er niets aan, kunnen zij zelf een wetsontwerp indienen.De weg van het wetsontwerp tot wet:1 Regering maakt wetsontwerp, ambtenaren bereiden dat voorMinisterraad eens….2Regering zendt het ontwerp naar de Tweede Kamer. Alle fractiespecialisten bekijken dat, stellen vragenMeerderheid Tweede Kamer stemt vóór….3Wetsontwerp gaan naar Eerste Kamer. Geen wijzigingen aanbrengen, ondanks kritiek nemen ze het bijna altijd aan4Ministers en koningin zetten handtekening. Als ze weigeren moeten ze aftreden.

4.5 Het parlement als controleur
Middelen waarover de tweede & eerste kamer beschikking heeft om de regering te controleren: Vragen stellen Interpellatie (spoeddebat) EnquêteAls Kamerleden vinden dat een minister, staatssecretaris of het hele kabinet grote fouten heft gemaakt, kunnen zij een motie van wantrouwen indienen, zo’n motie maakt alleen kans op een meerderheid als ook leden van regeringsfracties vóór stemmen. Wanneer zo’n motie wordt aangenomen moet de minister of het hele kabinet opstappen. Als het hele kabinet op moet stappen dan heet dat kabinetscrisis.


8 Ongelijke politieke invloed

8.1 Politieke agenda en ongelijkheid
Ongelijke invloed op politieke besluiten komt voort uit de sociale ongelijkheid in de maatschappij.Politieke agenda: lijst waarin onderwerpen staan waarover politieke besluiten genomen moeten wordenPas aan het einde van de besluitvorming speelt het met algemeen kiesrecht gekozen parlement een doorslaggevende rol.Groepen: Nederlanders, politieke top, burgers, 1e+2e kamer

8.2 Wie hebben invloed en waarom?
Bij voorbereiding van besluiten spelen ambtenaren een centrale rol.Vierde macht/bureaucratie: ambtenarenapparaat.4e macht  bureaucratie, ambtenaren5e macht  actiegroepen, pressiegroepen, belangengroepen, lobbyisten, adviesorganen.Verschil tussen pressiegroepen en politieke partijen:Pressiegroepen richten zich op een deel van het overheidsbeleid,Politieke partijen zich richten op het hele overheidsbeleid.Pressiegroepen kunnen eigen onderwerp boven alles laten gaanPolitieke partijen moeten verschillende belangen afwegen.Pressie groepen doen niet mee aan verkiezingenPolitieke partijen wel.Veel pressiegroepen zijn belangengroepen, die opkomen voor bijvoorbeeld werknemers, werkgevers, boeren, artsen etc.Actiegroepen zijn niet zo groot en maar voor tijdelijk.Lobbyen: als groepen die actievoeren regelmatig praten met ministers en kamerleden.Corruptie: omkopen van ambtenaren of andere illegale middelen.Veel belangengroepen en deskundigen praten mee over het beleid in adviesorganen van de regering.

8.3 Politieke cultuur van consensus en compromis
IJzeren ring bestaande uit: regering met regeerakkoord, ambtenaren, belangengroepen, adviesorganen.Compromissen: overeenkomst waarbij alle partijen iets toegeven.Consensus: overeenstemming van mening; eenstemmigheidDat zoeken naar compromissen en consensus, is typerend voor de Nederlandse cultuur, de manier waarop mensen in de politiek met elkaar omgaan.Verzuiling: de verdeling van de samenleving in organisaties op levensbeschouwelijke grondslag.Ontzuiling: proces van het afnemen van de verzuilingPoldermodel:

9 Burgers

9.1 Politieke participatie
Politieke participatie: manier waarop mensen met elkaar omgaan in de politiek.Individualisering: Het proces waardoor mensen meer als individu in plaats van als groep in de samenleving komen te staan.Volgens pessimisten heeft dat ertoe geleid dat burgers wel op hun rechten staan maar hun plichten verwaarlozen.Nodig om succes te behalen: Doorzettingsvermogen Goede organisatie Kennis van zaken

9.2 Een kloof tussen burgers en politiek?
Tweede kamer leden komen op tv en willen altijd weten wat de burgers wensen, daardoor roepen ze verwachtingen op die ze niet waar kunnen maken. De kiezers raken teleurgesteld en nadenken dat de politici hen niet begrijpt en niet wil luisteren.


9.3 Hoe kunnen we de kloof dichten?
Ze willen dat burgers meer directe invloed krijgen.Referendum: Volksstemming waarbij kiezers rechtstreeks hun mening kunnen geven over een bepaalde kwestie.Burgers kunnen een correctief referendum aanvragen over een wet die al aangenomen is door het parlement, ze moeten dan wel heel veel handtekeningen verzamelen. Als de meerderheid van de kiezers tegen stemt, gaat hij niet door.Tegenstanders zeggen: burgers hebben te weinig kennis, laten zich meeslepen door emotiesVoorstanders zeggen: er ontstaan discussies en referendum stimuleert burgers om zich in de kwestie te verdiepen.

10 Dilemma’s van de parlementaire democratie
Voor een goed functionerende democratie zijn nodig: Hoge deelname aan verkiezingen Respect voor grondrechten Ervaring dat politiek en democratie belangrijk zijn1e dilemma: moeten burgers meer rechtstreekse invloed krijgen op besluiten en benoemingen van personen?Zal dat hun betrokkenheid en daarmee de kwaliteit van de democratie verhogen?Hebben burgers daarvoor te weinig kennis van zaken en zouden ze domme besluiten nemen of bestuurders kiezen die zich populair voordoen?2e dilemma: Hoe groot moet de bemoeienis van de democratische politieke instellingen met de samenleving zijnAls de overheid zich teveel terugtrekt kan een deel van de burgers zicht in de steeds gelaten voele.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.