Maatschappijleer hoofdstuk 2 Politieke besluitvorming
§1 Democratie
Wat is een (parlementaire) democratie?
Wetten zijn voor iedereen geldende regels.
Een staat heeft drie kenmerken:
1. Een staat heeft een precies afgebakend grondgebied.
2. Binnen een staat woont een bevolking die vaak veel gemeenschappelijks heeft, zoals een geschiedenis, cultuur en een taal.
3. De staat, ook wel overheid genoemd, heeft binnen dat gebied het hoogste gezag.
We spreken van gezag als de macht van de overheid als juist en redelijk wordt aanvaard.
Met politiek bedoelen we alles wat te maken heeft met de overheid: hoe komen besluiten en wetten tot stand? Wie hebben daar belang bij? Wie heeft de meeste invloed? Wat zijn de effecten van die besluiten?
In landen met miljoenen inwoners heerst het volk niet rechtstreeks, maar via vertegenwoordigers. We noemen dat indirecte of vertegenwoordigende (representatieve) democratie.
Centraal in een democratie staan vrijheid en gelijkheid:
• Gelijkheid: alle burgers hebben gelijke rechten, er mag niet worden gediscrimineerd op grond van bijvoorbeeld huidskleur, sekse, politieke of godsdienstige opvattingen.
• Vrijheid: de burgers moeten hun eigen leven kunnen inrichten zoals zij dat willen. Zolang zij daarmee de vrijheid van andere burgers niet schaden, mag de overheid die vrijheid niet beperken.
De belangrijkste kenmerken van de (vertegenwoordigende) democratie zijn:
1. Algemeen kiesrecht
2. Algemene verkiezingen
3. Vrijheid van meningsuiting
4. Vrijheid van vereniging en vergadering
5. Machtenscheiding
De regering is het dagelijks bestuur van het land en kan alleen blijven regeren zolang zij het vertrouwen heeft van de meerderheid van het parlement.
De kans dat het in een democratie goed gaat is, groot als:
1. Er sprake is van een gunstige sociaal-economische ontwikkeling
2. Er een zekere mate van sociaal-economische gelijkheid bestaat
3. Er sprake is van een democratische politieke cultuur
4. Burgers zich hebben verenigd in organisaties op grond van ideeën of belangen
5. Militairen geen invloed hebben op de politiek
6. De staat goed functioneert, goede diensten verleent en niet te veel belangen van één groep behartigt
7. Er geen hevige conflicten zijn tussen etnische groepen of mensen van verschillende godsdiensten
§2 Rechtsstaat
Wat is een rechtsstaat en wat zijn mensenrechten?
Kenmerken van een rechtsstaat zijn:
1. Alle burgers hebben gelijke rechten
2. Wat wel en niet mag, staat in de wetten
3. Er bestaat een machtenscheiding tussen:
• de wetgevende macht die de wetten maakt: meestal het parlement, vaak samen met de regering
• de uitvoerende macht die zorgt dat de wetten worden uitgevoerd: de regering en de ambtenaren
• de rechterlijke macht die optreedt als de wetten worden overtreden: rechters
4. In de grondwet en internationale verdragen zijn de belangrijkste grondrechten opgenomen
De grondrechten worden ook vaak mensenrechten genoemd. Er wordt een onderscheidt gemaakt tussen:
1. Klassieke mensenrechten:
• vrijheid van godsdienst
• vrijheid van drukpers/meningsuiting
• vrijheid van vereniging, vergadering en demonstratie
• onaantastbaarheid van het lichaam
• bescherming tegen willekeurige huiszoeking
• brief-, telefoon- en telegraafgeheim
2. Sociale mensenrechten:
• recht op eten
• recht op onderdak
• recht op werk
• recht op onderwijs
• recht op gezondheidszorg
§3 Politieke stromingen en partijen
Wat zijn de belangrijkste politieke opvattingen en welke partijen horen bij die opvattingen?
Opvattingen over hoe de maatschappij functioneert en in de toekomst moet functioneren, noemen we ideologieën. Mensen met dezelfde ideologie vormen een politieke stroming.
Een politieke partij is een georganiseerde groep mensen, die:
1. Ideeën heeft over alle belangrijke beleidsterreinen, dus niet alleen economie, maar ook gezondheidszorg, uikeringen, onderwijs, buitenlands beleid, milieu, etc.. Die ideeën samen worden het programma genoemd.
2. Kandidaten stelt bij verkiezingen.
Linkse partijen willen dat de overheid actief ingrijpt om de sociale ongelijkheid te verminderen. Links hecht aan gelijke kansen. Rechts vreest dat de vrijheid van mensen in gevaar komt als de overheid zich teveel met sociaal-economische zaken bemoeit.
Er zijn zes verschillende politieke stromingen:
1. Communisme: gelijkheid staat centraal
2. Fascisme: keert zich tegen de democratische principes van vrijheid en gelijkheid en de daarbij horende waarden zoals tolerantie
3. Liberalisme (VVD, D66): hecht sterk aan vrijheid
4. Socialisme (PvdA, SP, GroenLinks): is ontstaan als reactie op het liberalisme. Volgens socialisten leidde de economische vrijheid tot uitbuiting van arbeiders
5. Christen-democratie (CDA, CU, SGP): laten zich inspireren door de bijbel
6. Leefbaarheidsbeweging: er is een grote kloof ontstaan tussen burgers en politici
§4 Verkiezingen, regering, parlement
Hoe is de politieke besluitvorming geregeld en wat is daarbij de rol van regering en parlement? Met andere woorden: wat is de formele politieke structuur?
Nederland is een constitutionele monarchie. De taken van de koningin staan in de grondwet. Zij heeft vooral een symbolische en ceremoniële functie. De koningin kan geen politieke beslissingen nemen of uitspraken doen.
Elke vier jaar kunnen Nederlander stemmen voor:
1. De Tweede Kamer: het belangrijkste onderdeel van het parlement
2. De Provinciale Staten: de volksvertegenwoordiging in elk van de twaalf provincies
3. De gemeenteraad: de volksvertegenwoordiging in elk van de bijna 500 gemeenten
4. Het Europees Parlement: de volksvertegenwoordiging in de Europese Unie (eens in de 5 jaar
5. Deelgemeenteraden voor wijken van grote gemeenten zoals Amsterdam en Rotterdam
De Eerste Kamer, die samen met de Tweede Kamer het parlement vormt, wordt indirect gekozen. De leden van de Provinciale Staten bepalen wie er in de Eerste Kamer komt.
Bij de verkiezingen kunnen alle Nederland van 18 jaar en ouder hun stem uitbrengen: actief kiesrecht. Daarnaast hebben zij passief kiesrecht: zij kunnen worden gekozen als lid van de Tweede Kamer en de andere vertegenwoordigende lichamen.
Een regering die bestaat uit verschillende partijen wordt een coalitieregering genoemd, kortweg de coalitie.
Strikt genomen staat:
1. regering voor de 14 minister en koningin
2. ministerraad alleen voor de 14 ministers
3. kabinet voor de 14 ministers en 14 staatssecretarissen
Ministers hebben de leiding over een departement of ministerie. Daar werken ambtenaren, die het beleid uitvoeren. Staatssecretarissen zijn verantwoordelijk voor een deel van het beleidsterrein van het ministerie.
Het parlement heeft twee belangrijke taken:
1. wetgeving: alle wetsvoorstellen moeten door het parlement worden goedgekeurd. Eerst door de Tweede Kamer en daarna door de Eerste Kamer
2. controleren van de regering
Voor de wetgeving heeft het parlement een aantal rechten:
1. Begrotingsrecht
2. De Tweede Kamer heeft het recht van amendement: de kamerleden kunnen bij meerderheid van stemmen veranderingen aanbrengen in wetsvoorstellen
3. De Tweede Kamer heeft het recht van initiatief: als kamerleden vinden dat er een nieuwe wet moet komen, maar de regering doet er niets aan, kunnen zij zelf een wetsvoorstel indienen
Om de regering te controleren beschikken Tweede en Eerste Kamer over de volgende middelen:
1. Het stellen van mondelinge en schriftelijke vragen aan de regering
2. Het houden van een interpellatie over een belangrijk onderwerp. Dat is een spoeddebat waarbij een minister uitleg aan de kamer moet komen geven
3. Als het parlement vindt dat op een belangrijk punt erg veel is misgegaan, kan het een enquête instellen.
Als kamerleden vinden dat een minister, staatssecretaris of het hele kabinet grote fouten heeft gemaakt, kunnen zij een motie van wantrouwen indienen. Wanneer zo’n motie wordt aangenomen, moet de minister of het hele kabinet aftreden. In het laatste geval spreken we dan van een kabinetscrisis.
§5 Gemeente, provincie, Europa
Hoe is de politieke besluitvorming geregeld in gemeenten, provincies en de Europese Unie?
Bij een aantal taken beschikken provincies en gemeenten over autonomie. Zij kunnen die taken naar eigen inzicht uitvoeren. Meestal is er echter sprake van medebewind. De lagere overheden voeren taken uit die hen door hogere overheden zijn opgedragen. Provincies en gemeenten kunnen eigen regels maken, verordeningen genoemd.
§6 Proces van besluitvorming
Hoe kunnen we zicht krijgen op de besluitvorming in de praktijk en wat is daarbij de invloed van bijvoorbeeld ambtenaren en pressiegroepen?
Uit boek leren.
§7 Burgers
Hoe kunnen burgers in een democratie invloed uitoefenen op de besluitvorming? Dus: hoe treden burgers op als politieke actoren?
Burgerlijke ongehoorzaamheid is dat burgers opzettelijk de wet overtreden omdat ze vinden dat het doel dat ze nastreven in dit geval belangrijker is dan de wet.
Om succes te hebben met bijvoorbeeld een actiegroep, zijn in elk geval nodig:
1. Doorzettingsvermogen
2. Organisatie
3. Kennis van zaken
§1 Democratie
Wat is een (parlementaire) democratie?
Wetten zijn voor iedereen geldende regels.
Een staat heeft drie kenmerken:
1. Een staat heeft een precies afgebakend grondgebied.
2. Binnen een staat woont een bevolking die vaak veel gemeenschappelijks heeft, zoals een geschiedenis, cultuur en een taal.
3. De staat, ook wel overheid genoemd, heeft binnen dat gebied het hoogste gezag.
We spreken van gezag als de macht van de overheid als juist en redelijk wordt aanvaard.
In landen met miljoenen inwoners heerst het volk niet rechtstreeks, maar via vertegenwoordigers. We noemen dat indirecte of vertegenwoordigende (representatieve) democratie.
Centraal in een democratie staan vrijheid en gelijkheid:
• Gelijkheid: alle burgers hebben gelijke rechten, er mag niet worden gediscrimineerd op grond van bijvoorbeeld huidskleur, sekse, politieke of godsdienstige opvattingen.
• Vrijheid: de burgers moeten hun eigen leven kunnen inrichten zoals zij dat willen. Zolang zij daarmee de vrijheid van andere burgers niet schaden, mag de overheid die vrijheid niet beperken.
De belangrijkste kenmerken van de (vertegenwoordigende) democratie zijn:
1. Algemeen kiesrecht
2. Algemene verkiezingen
3. Vrijheid van meningsuiting
4. Vrijheid van vereniging en vergadering
5. Machtenscheiding
De regering is het dagelijks bestuur van het land en kan alleen blijven regeren zolang zij het vertrouwen heeft van de meerderheid van het parlement.
De kans dat het in een democratie goed gaat is, groot als:
1. Er sprake is van een gunstige sociaal-economische ontwikkeling
2. Er een zekere mate van sociaal-economische gelijkheid bestaat
3. Er sprake is van een democratische politieke cultuur
5. Militairen geen invloed hebben op de politiek
6. De staat goed functioneert, goede diensten verleent en niet te veel belangen van één groep behartigt
7. Er geen hevige conflicten zijn tussen etnische groepen of mensen van verschillende godsdiensten
§2 Rechtsstaat
Wat is een rechtsstaat en wat zijn mensenrechten?
Kenmerken van een rechtsstaat zijn:
1. Alle burgers hebben gelijke rechten
2. Wat wel en niet mag, staat in de wetten
3. Er bestaat een machtenscheiding tussen:
• de wetgevende macht die de wetten maakt: meestal het parlement, vaak samen met de regering
• de uitvoerende macht die zorgt dat de wetten worden uitgevoerd: de regering en de ambtenaren
• de rechterlijke macht die optreedt als de wetten worden overtreden: rechters
4. In de grondwet en internationale verdragen zijn de belangrijkste grondrechten opgenomen
De grondrechten worden ook vaak mensenrechten genoemd. Er wordt een onderscheidt gemaakt tussen:
• vrijheid van godsdienst
• vrijheid van drukpers/meningsuiting
• vrijheid van vereniging, vergadering en demonstratie
• onaantastbaarheid van het lichaam
• bescherming tegen willekeurige huiszoeking
• brief-, telefoon- en telegraafgeheim
2. Sociale mensenrechten:
• recht op eten
• recht op onderdak
• recht op werk
• recht op onderwijs
• recht op gezondheidszorg
§3 Politieke stromingen en partijen
Wat zijn de belangrijkste politieke opvattingen en welke partijen horen bij die opvattingen?
Opvattingen over hoe de maatschappij functioneert en in de toekomst moet functioneren, noemen we ideologieën. Mensen met dezelfde ideologie vormen een politieke stroming.
Een politieke partij is een georganiseerde groep mensen, die:
2. Kandidaten stelt bij verkiezingen.
Linkse partijen willen dat de overheid actief ingrijpt om de sociale ongelijkheid te verminderen. Links hecht aan gelijke kansen. Rechts vreest dat de vrijheid van mensen in gevaar komt als de overheid zich teveel met sociaal-economische zaken bemoeit.
Er zijn zes verschillende politieke stromingen:
1. Communisme: gelijkheid staat centraal
2. Fascisme: keert zich tegen de democratische principes van vrijheid en gelijkheid en de daarbij horende waarden zoals tolerantie
3. Liberalisme (VVD, D66): hecht sterk aan vrijheid
4. Socialisme (PvdA, SP, GroenLinks): is ontstaan als reactie op het liberalisme. Volgens socialisten leidde de economische vrijheid tot uitbuiting van arbeiders
5. Christen-democratie (CDA, CU, SGP): laten zich inspireren door de bijbel
6. Leefbaarheidsbeweging: er is een grote kloof ontstaan tussen burgers en politici
§4 Verkiezingen, regering, parlement
Hoe is de politieke besluitvorming geregeld en wat is daarbij de rol van regering en parlement? Met andere woorden: wat is de formele politieke structuur?
Nederland is een constitutionele monarchie. De taken van de koningin staan in de grondwet. Zij heeft vooral een symbolische en ceremoniële functie. De koningin kan geen politieke beslissingen nemen of uitspraken doen.
1. De Tweede Kamer: het belangrijkste onderdeel van het parlement
2. De Provinciale Staten: de volksvertegenwoordiging in elk van de twaalf provincies
3. De gemeenteraad: de volksvertegenwoordiging in elk van de bijna 500 gemeenten
4. Het Europees Parlement: de volksvertegenwoordiging in de Europese Unie (eens in de 5 jaar
5. Deelgemeenteraden voor wijken van grote gemeenten zoals Amsterdam en Rotterdam
De Eerste Kamer, die samen met de Tweede Kamer het parlement vormt, wordt indirect gekozen. De leden van de Provinciale Staten bepalen wie er in de Eerste Kamer komt.
Bij de verkiezingen kunnen alle Nederland van 18 jaar en ouder hun stem uitbrengen: actief kiesrecht. Daarnaast hebben zij passief kiesrecht: zij kunnen worden gekozen als lid van de Tweede Kamer en de andere vertegenwoordigende lichamen.
Een regering die bestaat uit verschillende partijen wordt een coalitieregering genoemd, kortweg de coalitie.
Strikt genomen staat:
1. regering voor de 14 minister en koningin
2. ministerraad alleen voor de 14 ministers
Ministers hebben de leiding over een departement of ministerie. Daar werken ambtenaren, die het beleid uitvoeren. Staatssecretarissen zijn verantwoordelijk voor een deel van het beleidsterrein van het ministerie.
Het parlement heeft twee belangrijke taken:
1. wetgeving: alle wetsvoorstellen moeten door het parlement worden goedgekeurd. Eerst door de Tweede Kamer en daarna door de Eerste Kamer
2. controleren van de regering
Voor de wetgeving heeft het parlement een aantal rechten:
1. Begrotingsrecht
2. De Tweede Kamer heeft het recht van amendement: de kamerleden kunnen bij meerderheid van stemmen veranderingen aanbrengen in wetsvoorstellen
3. De Tweede Kamer heeft het recht van initiatief: als kamerleden vinden dat er een nieuwe wet moet komen, maar de regering doet er niets aan, kunnen zij zelf een wetsvoorstel indienen
Om de regering te controleren beschikken Tweede en Eerste Kamer over de volgende middelen:
1. Het stellen van mondelinge en schriftelijke vragen aan de regering
3. Als het parlement vindt dat op een belangrijk punt erg veel is misgegaan, kan het een enquête instellen.
Als kamerleden vinden dat een minister, staatssecretaris of het hele kabinet grote fouten heeft gemaakt, kunnen zij een motie van wantrouwen indienen. Wanneer zo’n motie wordt aangenomen, moet de minister of het hele kabinet aftreden. In het laatste geval spreken we dan van een kabinetscrisis.
§5 Gemeente, provincie, Europa
Hoe is de politieke besluitvorming geregeld in gemeenten, provincies en de Europese Unie?
Bij een aantal taken beschikken provincies en gemeenten over autonomie. Zij kunnen die taken naar eigen inzicht uitvoeren. Meestal is er echter sprake van medebewind. De lagere overheden voeren taken uit die hen door hogere overheden zijn opgedragen. Provincies en gemeenten kunnen eigen regels maken, verordeningen genoemd.
§6 Proces van besluitvorming
Hoe kunnen we zicht krijgen op de besluitvorming in de praktijk en wat is daarbij de invloed van bijvoorbeeld ambtenaren en pressiegroepen?
Uit boek leren.
§7 Burgers
Hoe kunnen burgers in een democratie invloed uitoefenen op de besluitvorming? Dus: hoe treden burgers op als politieke actoren?
Burgerlijke ongehoorzaamheid is dat burgers opzettelijk de wet overtreden omdat ze vinden dat het doel dat ze nastreven in dit geval belangrijker is dan de wet.
Om succes te hebben met bijvoorbeeld een actiegroep, zijn in elk geval nodig:
2. Organisatie
3. Kennis van zaken
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden