Hoe goed is jouw kennis over wachtwoorden? 🔐
Test jezelf met deze quiz!

Doe de quiz!

Hoofdstuk 1 t/m 5 Politieke besluitvorming

Beoordeling 5.3
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • Klas onbekend | 1068 woorden
  • 11 februari 2007
  • 3 keer beoordeeld
Cijfer 5.3
3 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Examenstress? Niet met Examenbundel!

Over minder dan drie weken zit je jouw examens te maken. Slaat de examenstress toe? Sla nog snel Examenbundel, Samengevat en Examenbuddy in voor je probleemvakken en own je examens! Jij. Kunt. Dit.

Ik wil slagen

1- Beleid is het kiezen van doelen en het inzetten van middelen in een bepaalde tijdsvolgorde.
- 2 aspecten van politiek: * het proces van politieke besluitvorming
* de politiek besluiten.
- Een staat is een groep mensen op een bepaald grondgebied die geregeerd worden door een soevereine macht. Een soevereine macht is de hoogste vorm van macht die geen verantwoording aan anderen (buiten de staat) verschuldigd. Overheid draagt soevereine macht.
- 3 taken van de overheid: * zorg voor openbare orde en veiligheid
* zorg voor sociaal-economische zaken
* zorg voor sociaal-culturele zaken

2- Of een maatschappelijk probleem op de politieke agenda komt, hangt onder meer af van de volgende factoren:
* is er sprake van een situatie die door het publiek als onjuist of zelfs als verwerpelijk wordt ervaren?
* komt die verkeerde situatie vaak voor of roept die hevige emoties op?
* kan de verkeerde situatie worden veranderd?
* komen de eisen langs de sluis- of poortwachters?
* is er op de politiek agenda wel ruimte voor deze kwestie?
- Beleidsvoorbereiding is het verzamelen en analyseren van informatie en het formuleren van adviezen over het te voeren beleid.
- Barrièremodel: mensen hebben wensen en verlangens ->
herkennen van eisen/wensen (burgers, actiegroepen, belangenorganisaties, media)->
vergelijken van eisen/wensen (politiek partijen) ->
beslissen over eisen/wensen -> (Tweede Kamer, Eerste Kamer, kabinet ->
uitvoeren van eisen/wensen -> ministers, ambtenaren, diverse organisaties ->
nieuwe eisen, wensen en verlangens, steun

3- Volkssoevereiniteit is een regeringsvorm waarbij de macht van de regeerders uiteindelijk afkomstig is van de burgers.
- Kenmerken voor de rechtsstaat: * het bestaan van grondrechten
* de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht
* de openbaarheid van bestuur
* het legaliteitsbeginsel
- Indirecte democratie: volk is niet rechtstreeks betrokken bij belangrijke overheidsbeslissingen, maar slechts indirect via een gekozen volksvertegenwoordiging: het parlement. Daarom noemen we NL ook wel een parlementaire democratie.
- Indirecte democratie: representatie-democratie
Als standpunten altijd overeenkomen met de standpunten van kiezers is er sprake van representativiteit.
- Oorzaken dat representatie en representativiteit niet altijd samenvallen:
* De partijen vertegenwoordigen niet op alle beleidspunten de ideeën van hun kiezers
* Een deel van de burgers voelt zicht niet vertegenwoordigd door de bestaande politiek partijen.
- Evenredige vertegenwoordiging betekent dat het aantal parlementsleden van een partij evenredig is aan het aantal stemmen dat op die partij is uitgebracht.
- Districtenstelsel: elk district in een land kan daarbij een of meer vertegenwoordigers naar de volksvertegenwoordiging sturen. Mensen die gekozen willen worden stellen zicht kandidaat in hun district.
- Meerderheidsstelsel is als de kandidaten van de 2 grootste partijen tegenover elkaar staan.

4- De liberale staatsman Thorbecke formuleerde in 1848 een nieuwe grondwet waardoor de ministers verantwoordelijk werden tegenover het parlement. De koning verloor hierdoor zijn recht het kabinet samen te stellen.
- Censuskiesrecht is als alleen dat deel van het volk dat een bepaald bedrag aan belasting betaalde stemrecht had.
- Contrasigneren: formeel bekrachtigt het staatshoofd wetten en Koninklijke besluiten met een handtekening.
- Kabinet: alle minister te zamen.
- Montesquieu: ontwikkelde het idee van de trias politica, de leer van de machtenscheiding. Hij maakte onderscheid tussen 3 soorten staatsmacht: * wetgevende macht (volksvertegenwoordiging)
* uitvoerende macht (regering)
* rechterlijke macht (rechters)
- Middelen van het parlement: * Beide Kamers hebben het recht wetsvoorstellen te aanvaarden of te verwerpen
* De Tweede Kamer mag wetsvoorstellen wijzigen (recht van amendement)
* De Tweede Kamer mag zelf wetsvoorstellen indienen (recht van initiatief)
* Beide Kamers kunnen begrotingen wijzigen en verwerpen.
* Beide Kamers kunnen zowel mondeling als schriftelijk vragen stellen aan bewindslieden
* Beide Kamers hebben het recht van interpellatie.
Een van de Kamers beslist dan dat een minister in de Kamer moet verschijnen om daar vragen van kamerleden te beantwoorden.
Interpellatie is een zwaarder middel dan vraag.
* Beide Kamers kunnen moties aannemen.
- Een motie is een op schrift gestelde wens of uitspraak van een van de Kamers gericht aan de regering of een van de bewindslieden.
* Beide Kamers hebben het recht van enquête.
Zij kunnen een onderzoek instellen naar het gevoerde beleid op een bepaald terrein.
- Informele middelen voor kamerleden:
* Kamerfracties kunnen lobbyen bij hun ministers.
* Kamerleden kunnen overleg plegen met pressiegroepen en ambtenaren om steun buiten het parlement voor het standpunt van hun fractie te verwerven.
* Kamerleden kunnen de massamedia hanteren als spreekbuis.
* Kamerleden kunnen hun eigen bewindslieden via hun partij onder druk zetten.
* Kamerleden kunnen dreigen met het gebruik van formele middelen.
- Dualisme is als de regering en het parlement beide hun eigen verantwoordelijkheid hebben. Ze hoeven het niet met elkaar eens te zijn.
- Monisme is dat de balans van de machtsverdeling duidelijk doorslaat naar een van beide organen.
- Een regeerakkoord is een overeenkomst tussen de regering en de regeringspartijen, gemaakt tijdens de formatie, waarin de grote lijnen van het beleid van de komende regeerperiode zijn vastgelegd.
- Een specialist is een kamerlid dat zich grondig heeft ingewerkt op een bepaalde beleidsterrein.
- De partijen die uiteindelijk aan de coalitie zullen gaan deelnemen stellen vervolgens een regeerakkoord op waarin ze, samen met de nieuwe regering, vastleggen welke koers ze in de komende periode willen gaan varen. Deze partijen noemen we regeringspartijen. De partijen die niet aan de coalitie deelnemen, noemen we oppositiepartijen.

5- Max Weber heeft een uitgebreide studie aan de bureaucratie gewijd. Hij beschreef hoe een bureaucratie ideaaltypisch zou moeten functioneren. In deze ideale situatie zou de politieke ambtsdrager verantwoordelijk zijn voor wat zijn ambtenaren doen. Hij moet de opdrachten verstrekken die dan door de ambtenaren volgens vaste regels en procedures moeten worden uitgewerkt. De ambtenaren moeten daarbij in een hiërarchische structuur werken, dat wil zeggen dat iedere ambtenaar verantwoording schuldig is aan een hogere ambtenaar. De ambtenaren zouden geen eigen mening moeten hebben.
- De ambtenaren worden aangeduid als de vierde macht, omdat zij grote macht uitoefenen, maar de ministers verantwoordelijk voor hen zijn.
- Adviesorganen zijn niet-ambtelijke colleges die tot taak hebben het kabinet of individuele ministers te adviseren over het te voeren beleid.
- Twee adviescolleges: *De Raad van State is het hoogste adviescollege in ons land.
De Raad van State moet advies geven over alle wetsvoorstellen, voorstellen tot algemene maatregelen van bestuur en voorstellen tot goedkeuring van verdragen.
* Sociaal Economische Raad (SER).
De belangrijkste taak van de SER is het adviseren over het sociaal-economisch beleid.
- Planbureaus zijn wetenschappelijke instellingen die kennis en inzichten moeten aanreiken ter onderbouwing van het te voeren overheidsbeleid.
- Twee planbureaus: * Centraal Planbureau bestudeert vooral de ontwikkelingen op sociaal-economisch terrein en probeert op dit gebied prognoses te geven.
* Sociaal-Cultureel Planbureau doet hetzelfde werk op sociaal-cultureel terrein.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.