Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Hoofdstuk 1, Politieke besluitvorming

Beoordeling 7.4
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 6059 woorden
  • 18 maart 2003
  • 66 keer beoordeeld
Cijfer 7.4
66 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Hfdst.1 Politiek $1.1 Besluiten nemen Waar mensen samenleven, moeten afspraken gemaakt worden. In een land moeten besluiten worden genomen, maar het is onmogelijk om alle mensen tegelijk mee te laten praten over te nemen besluiten. Daarom is er de politiek. De politiek in ons land houdt zich bezig met het nemen van beslissingen over wat er met de samenleving moet gebeuren. In de politiek zijn politici actief. Dat zijn mensen die tot taak hebben verantwoorde keuzen te maken bij maatschappelijke kwesties. Iedereen merkt elke dag de gevolgen van de politiek. Niet alle besluiten worden op landelijk niveau genomen. Het politieke bestuur in ons land kent drie niveau’s: - het hele land - de provincie - de gemeente
Daarnaast worden er ook internationaal politieke besluiten genomen. Bijv. de invoer van de euro door de EU. Ook door de VN worden besluiten genomen.
$1.2 Macht van politici Politici in Nederland kunnen over kwesties niet zomaar besluiten was ze zelf willen. Ten eerste moeten zij zich houden aan de grondwet. Ten tweede wordt de politiek op de voet gevolgd door journalisten van de kranten en van de tv. Ten derde wordt de vrijheid van politici ook beperkt door kiezers. De machtspositie van politici is dus beperkt. Bij het nemen van politieke beslissingen in ons land spreken we daarom eerder van het gezag van de overheid dan van de macht van de overheid. Gezag is macht die: - wettelijk is geregeld - wordt gecontroleerd door de bevolking - wordt geaccepteerd door de burgers $1.3 Invloed op de politiek Als inwoner van dit land kun je op verschillende manieren invloed uitoefenen op de politiek: - Stemmen, meest bekende manier om de politiek te beïnvloeden. - Lid worden van een politieke partij, verkiezingsprogramma beïnvloeden, zich namens hun partij verkiesbaar stellen voor bijv. de Tweede Kamer of de gemeenteraad. - Contact opnemen met politici, contact opnemen met wethouders, gemeenteraadsleden, kamerleden enz. - Een verzoek indienen, als je een specifiek probleem hebt kun je een verzoek indienen. De politici zijn verplicht jouw verzoek te bespreken en te beantwoorden. Je kunt ook spreektijd aanvragen op een commissievergadering van de gemeenteraad. - De pers benaderen, Je kunt elke krant een brief of persbericht sturen. Soms hebben ze tot gevolg dat de gemeenteraad of de Tweede Kamer zich met een kwestie gaat bezighouden. - Lid worden van een actiegroep, zie laatste Hfdst. - Overgaan tot burgerlijke ongehoorzaamheid, het openlijk de wet overtreden met het doel politici te overtuigen dat het genomen besluit fout is. Mensen gebruiken dit middel als zij ervaren dat de eerder genoemde manieren om invloed uit te oefenen niet helpen. Hfdst. 2 Politieke stromingen en partijen $2.1 Ideologie Aan elke politieke stroming ligt een visie op de wereld ten grondslag, die we een ideologie noemen: het geheel van ideeën over de mens, menselijke relaties en de inrichting van de samenleving. Ideologieën hebben duidelijke standpunten over: - normen en waarden die voor iedereen zouden moeten gelden. - de gewenste sociaal-economische structuur van de samenleving - de gewenste machtsverdeling in de samenleving
Politieke partijen handelen vrijwel altijd op basis van ideologieën. Twee grote politieke stromingen, het liberalisme en het socialisme, stonden lange tijd lijnrecht tegenover elkaar, omdat ze een compleet verschillende visie op de wereld hebben. De christen-democratie
Is in ons land de derde grote politieke stroming. $2.2 eenvoudige indelingen Veel mensen vinden de politiek ingewikkeld, daarom worden vaak vereenvoudigde politieke indelingen gemaakt, zoals progessief-conservatief en links-rechts. Progressief heeft in de politiek de betekenis van vooruitstrevend. Progressieve politici benadrukken de gebreken in de samenleving en pleiten voor grondige verandering. Progressieve partijen hebben daarom vaak contacten met actiegroepen. Op de negatieve veranderingen in de samenleving probeert met te reageren met bijsturende maatregelen. Conservatief heeft de betekenis van behoudend. Conservatieve politici benadrukken met name datgene wat al is bereikt. Zij hebben daarom meer aandacht voor traditionele waarden en hebben bijv. meer contacten met kerkelijke organisaties en gezaghebbende instanties. Conservatieve partijen benadrukken traditionele normen en waarden als gehoorzaamheid en trouw en houden graag de regelingen in ons land bij het oude. Soms wordt er door politieke conservatieven naar gestreefd om oude regels die inmiddels door moderne bepalingen zijn vervangen te herstellingen. Men noemt dit ook wel reactionair, letterlijk achteruitstrevend. Politiek links sluit direct aan op de progressieve uitgangspunten. Maar daarbij benadrukt links ook het principe van gelijk(waardig)heid. Daarom komt links met name op voor mensen met een achterstandspositie. Omdat deze partijen nadruk leggen op gelijke kansen voor iedereen op onderwijs, werk en inkomen. Daarbij gaat links ervan uit dat de overheid actief moet optreden, vooral om zwakkeren in de samenleving te beschermen. Politiek rechts sluit vaak aan bij conservatieve uitgangspunten. Rechts legt daarbij de nadruk op (persoonlijke en economische) vrijheid. Daarom pleit politiek rechts voor een passieve overheid. Zij zijn tegenstander van een te grote nadruk op de gelijke behandeling van mensen. Wanneer bijv. de inkomens zoveel mogelijk gelijk zijn, verdwijnt de prikkel om eigen initiatief te nemen. De overheid moet zich zo min mogelijk bemoeien met het dagelijks leven en alleen ingrijpen wanneer het echt nodig is. Rechts vindt deze vrijheid belangrijk omdat mensen zich daardoor kunnen onderscheiden van anderen en vaak tot bijzondere prestaties komen. In deze tijd zijn er nog maar weinig mensen die in al hun standpunten alleen maar links of rechts zijn. De laatste jaren spreken we naast de begrippen links en rechts dan ook van het politieke midden als derde mogelijkheid. Basisprincipes Links Rechts
Gelijkwaardigheid -eerlijke verdeling van inkomen, kennis en macht. -bescherming van de zwakkeren. Benadrukt de belangen van de samenleving als geheel  actieve overheid Vrijheid -persoonlijke vrijheid -economische vrijheid -bescherming van deze vrijheid. Benadrukt de belangen van het individu en het bedrijfsleven  passieve
$2.3 liberalisme De liberale stroming ontstond als het gevolg van de Franse revolutie. De leuze ‘vrijheid, gelijkheid en broederschap’stond daarin centraal. De liberalen richtten zich vooral op het ideaal van de vrijheid, omdat ze vonden dat de mensen te veel werden onderdrukt. De mensen moesten de kans hebben om zichzelf in vrijheid te ontwikkelen en hun leven zelf richting te geven. De staat moest zo min mogelijk beperkingen op leggen en slechts dienstbaar zijn aan de burgers. Dit noemen we het ideaal van de persoonlijke vrijheid. De strijd voor meer vrijheid had tegelijkertijd ook conservatieve, d.w.z behoudende kenmerken. De meeste liberale kooplieden vonden sociale voorzieningen te duur. Bij de huidige liberalen is de vrijheid nog steeds belangrijk. Zij vinden dat de overheid een kleine rol moet spelen in de samenleving. De overheid mag het particuliere initiatief niet in de weg staan. Ze moet zich beperken tot het gebied van defensie, onderwijs en de bescherming van de rechtsstaat. De liberalen willen de uitkeringen zo laag mogelijk te houden. In ons land is de VVD de meest kenmerkende liberale partij. $2.4 socialisme Politiek links heeft zijn oorsprong in het socialisme. Ook deze stroming ontstond in de 19e eeuw als reactie op het liberalisme. Zowel liberalen als socialisten streven naar het welzijn van de mens. De liberalen leggen daarbij de nadruk op individuele vrijheid. De socialisten zijn bang dat teveel vrijheid betekent dat de sterken de zwakken gaan overheersen. De socialisten kiezen daarom voor gelijkheid of gelijkwaardigheid als uitgangspunt. Een radicaal deel van de socialisten vond dat alleen nieuwe wetten onvoldoende waren om de gelijkheid van alle mensen te bereiken. Volgens de ideeën van Karl Marx zouden fabrikanten de arbeiders altijd blijven uitbuiten. Daarom vond hij dat er een nieuw maatschappelijke ordening moest komen. Zo ontstond het communisme, dat ernaar streefde om alle productiemiddelen (fabrieken, grond, kapitaal) in handen van de gemeenschap te brengen. Deze ideologie vond in het begin van de eeuw veel navolging. Op verschillende plaatsen in de wereld ontstonden communistische landen. Het communisme werkte in de praktijk minder goed. De staat kreeg namelijk niet alleen de productiemiddelen, maar ook alle macht in handen. Mensen werden nu niet langer uitgebuit door de fabrikanten, maar onderdrukt door de overheid. De gelijkheid en gelijkwaardigheid als oorspronkelijke idealen waren ver te zoeken. De socialisten zijn gematigder dan de communisten. Zij zijn niet tegen particulier initiatief, maar vinden wel dat de overheid sturend moet optreden. Ze willen hun doel via democratische weg bereiken. Daarom noemen we hen ook wel sociaal-democraten. De grootste socialistische partij in NL. is de PvdA. Omdat deze partij naar het midden is geschoven, zijn er links van de PvdA andere partijen ontstaan, zoals Groenlinks en de SP. $2.5 christen-democraten In het politieke midden bevindt zich de christen-democratie. Deze richting streeft naar een samenleving op christelijke grondslag. In deze ideologie is niet de mens het belangrijkst maar God. Binnen de christelijke stroming is het rentmeesterschap een belangrijk beginsel. Volgens de christen-democraten heeft de overheid een aanvullende rol. Ze moet zoveel mogelijk overlaten aan particuliere organisatie zoals welzijnsinstellingen en musea. De overheid geeft alleen subsidie aan deze instanties. Verder moet de overheid volgens de christen-democraten taken verrichten als het handhaven van de openbare orde en de verdediging van landsgrenzen. De middenpositie van de christen-democraten zie je o.a. terug in het feit dat ze niet echt kiezen voor de werkgevers of de werknemers. Ze benadrukken juist de gezamelijke verantwoordelijkheid die ze samen hebben om te zorgen voor welvaart en goede arbeidsverhoudingen. Tot aan de jaren zestig was er een scherpe scheiding op politiek gebied tussen protestanten en katholieken. Inmiddels werken veel christelijke groeperingen samen. Dit komt vooral doordat er steeds minder mensen nog gelovig zijn. $2.6 politieke partijen Een politieke partij bestaat uit en groep mensen die dezelfde ideeën hebben over de manier waarop onze samenleving verbeterd en bestuurd moet worden. Voor beschrijving van de verschillende partijen zie boek. Hfdst. 3 Rechtsstaat en democratie $3.1 Staat Nederland is een staat. We spreken van een onafhankelijke staat wanneer en drie elementen aanwezig zijn: - Er is een vast grondgebied of territoir - Op het grondgebied woont een bevolking - Er wordt een vorm van gezag uitgeoefend
In de meeste landen wordt het hoogste gezag aangeduid met het begrip soevereiniteit. Deze soevereiniteit wordt uitgeoefend door de overheid, een aantal instanties die het land besturen. Alleen de overheid, het hoogste gezag in een staat, mag daarom ook als enige in bepaalde gevallen dwingend optreden en geweld gebruiken. Een staat waarin de macht in handen is van 1 persoon of een kleine groep mensen is een dictatuur. In de meeste Westerse landen is dit niet het geval, omdat er in die landen sprake is van een democratische regeervorm, waarin de verhouding tussen burgers en overheid nauwkeurig is vastgelegd. We spreken in dat geval van een rechtsstaat.
$3.2 Rechtsstaat De rechtsstaat gedachte is afkomstig uit de 19e eeuw. Tot die tijd werden veel Europese landen geregeerd door vorsten die een absolute heerschappij bezaten. Absolute macht betekende dat ze aan niemand verantwoording hoefden af te leggen: er was geen enkele vorm van gecontroleerde democratische besluitvorming. De Franse revolutie in 1789 is een belangrijk moment in onze geschiedenis geweest: het koningsschap werd verworpen en men riep de republiek uit. Het was de start voor de ontwikkeling van de rechtsstaat, waarin de politieke macht meer in handen van het volk zou komen. Een land is een rechtsstaat als er aan een aantal belangrijke voorwaarden worden voldaan: 1. Er is een gelijkheid van alle burgers, ongeacht zaken als ras, geslacht en inkomen. 2. Er is een constitutie of grondwet die voorschrijft hoe overheid en burgers met elkaar om moeten gaan. Verder wordt daarin bepaald dat de bevoegdheden van politie en leger nauwkeurig in wetten moeten staan. Je kunt dus niet zomaar worden gearresteerd of vastgehouden. Ons land is een constitutionele monarchie, dat wil zeggen dat de koningin zich moet houden aan de grondwet. 3. Er is een onafhankelijke rechtelijke macht die niet gebonden is aan beslissingen van de overheid. Rechters dienen boven parlement en regering te staan. Als een rechter een besluit van een minister in een rechtszaak verwerpt, moet er een nieuw besluit komen. 4. Burgers kunnen alleen in gelijke mate invloed uitoefenen op de wijze waarop hun land wordt geregeerd. Elke inwoner kan in principe deelnemen aan de verkiezingen. Elke stem weegt even zwaar. 5. Grond- of vrijheidsrechten van burgers, ook wel mensenrechten genoemd, zijn omschreven en gewaarborgd. De belangrijkste hiervan staan in de grondwet. Vrijheidsrechten bepalen onder meer dat mensen binnen de geldende wetten en regels naar eigen keuze hun godsdienst mogen belijden, hun menig mogen uiten en publiceren, mogen wonen en werken waar ze willen en vergaderingen mogen organiseren. Politieke grondrechten garanderen dat burgers bij vrije verkiezingen zelf hun bestuurders kunnen kiezen en zichzelf verkiesbaar stellen. Sociale grondrechten geven iedere burger recht op huisvesting, werk, voldoende voedsel, onderwijs, gelijke behandeling enz. En in sommige gevallen kan iedereen aanspraak maken op sociale voorzieningen van de staat. Een rechtsstaat is dus een staat waarin de overheid is gebonden aan wettelijke regels en waarin de bevolking beschikt over politieke en sociale rechten. $3.3 Democratie Met de rechtsstaat is tevens de basis gelegd voor de huidige democratische staatsvorm in Nederland. Democratie is afkomstig van het Griekse demos (volk) en kratein (regeren) en betekent dus letterlijk: het volk regeert. Een democratie is dus een staatsvorm waarbij de bevolking invloed heeft op de politieke besluitvorming. Vroeger in bijv. de stad Athene was er sprake van een directe democratie. Belangrijke beslissingen werden op grote staatspleinen genomen in de vorm van volksstemmingen. Een overblijfsel van de directe democratie is het referendum. Een referendum is een volksstemming over een wetsvoorstel. Voordelen van het houden van een referendum zijn: - De bevolking wordt meer betrokken bij de politiek - Politici zijn beter op de hoogte van de mening van de bevolking over een kwestie. Nadelen van het houden van een referendum zijn: - Het is erg moeilijk om een vraagstelling op te stellen waar alleen met ‘ja’of ‘nee’ op geantwoord kan worden. - In de praktijk is het kostbaar en organisatorisch onuitvoerbaar om regelmatig een referendum te houden. - Extreme denkbeelden (fascistische ideeën, voorstellen om buitenlanders te discrimineren), of een niet realistische maatregel (onbeperkte belastingverlaging), kunnen onderwerpen worden waarover (een deel van) de bevolking een referendum wil. Het is de vraag of zoiets wenselijk is. We zien nu vrijwel overal vormen van indirecte democratie, waarin het volk niet zelf beslissingen neemt, maar dit overlaat aan gekozen vertegenwoordigers die zich inzetten om de verkiezingsbeloften waar te maken. Een belangrijke voorwaarde voor een democratie is dat niet 1 persoon of instantie alle politieke macht heeft. Met politieke macht wordt bedoeld: het vermogen om invloed en controle uit te oefenen op politieke besluiten. De Fransman Montesquieu heeft het idee ontwikkeld van de Trias Politica, de scheiding der machten. De politieke macht opgesplitst in drie onderdelen nl.: - De wetgevende macht - De uitvoerende macht - De rechtelijke macht
Deze taken worden in een democratie vervuld door onafhankelijke bestuursorganen die elkaar controleren. Het doel van deze verdeling is machtsmisbruik voorkomen. De wetgevende macht stelt wetten vast waaraan burgers zich moeten houden. In Nederland is dit een taak van de regering (ministers+koningin) en het parlement (Eerste en Tweede kamer) samen. Wetsvoorstellen worden meestal door een minister ingediend, het parlement beslist vervolgens of het voorstel daadwerkelijk een wet wordt. De uitvoerende macht zorgt ervoor dat eenmaal goedgekeurde wetten ook precies worden uitgevoerd. Hiervoor zijn in ons land de ministers verantwoordelijk. Zij geven richtlijnen aan hun ambtenaren of aan instanties die een wet moeten uitvoeren. De rechtelijke macht beoordeelt of wetten goed worden nageleefd. Deze macht is in handen van rechters. Zij kijken of iemand een wet overtreedt en kunnen een overtreder bestraffen. Ook oordelen zij in situaties waarin burgers onderling conflicten hebben. Verhoudingen tussen regering en parlement: wetgevende + uitvoerende macht wetgevende macht verantwoording schuldig aan
regering  parlement
koningin+ministers  Eerste en Tweede kamer controleert Hfdst. 4 Verkiezingen en kabinetsformatie $4.1 verkiezingen In een democratie is het belangrijk dat er vrije en geheime verkiezingen worden gehouden. Er bestaan in ons land verschillende soorten verkiezingen. Eens in de 4 jaar worden de leden van een aantal politieke bestuursorganen rechtstreeks gekozen, namelijk van: - De Tweede Kamer - De Provinciale Staten - De Gemeenteraden
Daarnaast worden elke 5 jaar de leden van het Europese Parlement gekozen. Alle Nederlanders van 18 jaar en ouder hebben actief kiesrecht en mogen bij verkiezingen hun stem uitbrengen. Alleen de rechter kan iemand het kiesrecht ontnemen, bijv. vanwege een geestelijke stoornis. Het recht om je verkiesbaar te stellen noemen we het passief kiesrecht. Elke kandidaat moet minstens 21 jaar oud zijn en Nederlander zijn. Buitenlanders die langer dan 5 jaar in Nederland zijn hebben alleen (passief en actief) kiesrecht bij gemeenteraadsverkiezingen. De overheid wil niet dat mensen zich voor de grap verkiesbaar stellen. Daarom moet een partij die meet wil doen aan de Tweede Kamerverkiezingen voldoen aan 3 voorwaarden: - De partij moet ingeschreven staan in elk kiesdistrict waarin het mee wil doen. Nederland is verdeeld in 19 kiesdistricten. - De partij moet in elk kiesdistrict 25 handtekeningen van sympathisanten inleveren. - De partij moet per kiesdistrict een waarborgsom van 1000 gulden betalen. De partij krijgt dit bedrag terug als ze 75% van de stemmen halen die nodig zijn om 1 zetel te krijgen. De meeste partijen die meedoen aan de verkiezingen hebben een verkiezingsprogramma. Hierin staan de belangrijke opvattingen en plannen van de partij vermeld. Bij de meeste grote partijen is het verkiezingsprogramma een heel boekwerk, dat door kiezers weinig wordt gelezen. Daarom hebben de partijen kandidaten die de belangrijkste standpunten goed kunnen uitleggen. Dit zijn meestal de lijsttrekkers van de partijen. De lijsttrekker is als eerste op de lijst van kandidaten geplaatst. Hij of zij bepaalt tijdens de campagne het gezicht van de partij. Bij de verkiezingen spelen de media een belangrijke rol. $4.2 stemmen Als je gaat stemmen krijg je een lijst voor je met partijen en daaronder hun kandidaten. Je stemt dus niet op een partij maar op een persoon. Als een lid van de Tweede kamer uit zijn partij stapt, zou je verwachten dat hij dan ook uit de Tweede Kamer stapt. Dat is niet zo. Omdat hij als persoon is gekozen, mag hij gewoon blijven zitten en kan hij zelfs lid worden van een andere partij. Doordat op personen wordt gestemd kan het gebeuren dat iemand die laag op de lijst staat toch gekozen wordt, omdat hij meer stemmen krijgt dan iemand die biven hem staat. We zeggen dan dat iemand is gekozen door voorkeurstemmen. De televisie speelt in de laatste weken voor de verkiezingen een belangrijke rol, vooral bij de debatten tussen de lijsttrekkers van de verschillende partijen. Zij proberen zo de zogenaamde zwevende kiezers te winnen, dat zijn: - mensen die niet op een vaste partij stemmen, maar geregeld van partij wisselen. - Mensen die vlak voor de verkiezingen nog niet weten op welke partij ze zullen stemmen. Verkiezingen worden in ons land gehouden via het stelsel van evenredige vertegenwoordiging. Bij Tweede Kamerverkiezingen worden de 150 zetels verdeeld op basis van alle uitgebrachte stemmen in het hele land. Bij de berekening gaat men uit van de kiesdeler, dat wil zeggen de hoeveelheid stemmen die je nodig hebt voor 1 zetel. Sommige landen hebben een kiesdrempel. Een partij krijgt dan alleen zetels als er een bepaald percentage stemmen is behaald.
$4.3 kabinetsformatie Als er Tweede Kamerverkiezingen zijn gehouden weet je hoeveel zetels elke partij krijgt in de Tweede Kamer. Maar de verkiezingen zijn ook voor iets anders van belang. Op basis van de uitslag wordt namelijk beslist welke partijen samen het nieuwe kabinet gaan vormen. Kabinet is een ander woord voor alle ministers en staatssecretarissen samen. De onderhandelingen over welke partijen en personen ons land gaan besturen noemen we de kabinetsformatie. Het doel van de kabinetsformatie is een aantal bekwame bestuurders, ministers en staatssecretarissen te vinden die: - het globaal eens zijn over het toekomstige beleid. - Samen de steun hebben van de meerderheid van de Tweede Kamer. Het parlement moet namelijk de besluiten van het kabinet goedkeuren. Daarom streeft men ernaar dat de partijen die het kabinet vormen tenminste 76 leden (de helft + 1) in de Tweede Kamer hebben. De kabinetsformatie verloopt over het algemeen in 8 stappen: 1. De koningin krijgt adviezen. De dag na de verkiezingen adviseren de voorzitter van de Raad van State, de voorzitters van de Eerste en Tweede Kamer en de leiders van de (grootste) politieke partijen de koningin wie het beste kan onderzoeken welke politieke partijen samen het kabinet kunnen vormen. De persoon die dat moet onderzoeken heet de informateur. 2. De koningin benoemt een informateur. Dit is een ervaren politicus die kijkt welke partijen samen de meerderheid hebben in de Tweede Kamer en ook met elkaar samen willen werken. De informateur krijgt dan ook als opdracht de mogelijkheid te bestuderen van een ‘kabinet dat steunt op een zo groot mogelijke meerderheid in het parlement. Heel vaak is de informateur afkomstig uit de grootste partij. Zo’n kabinet noemen we een meederheidskabinet. Omdat partijen in principe alleen met elkaar in een regering willen zitten wanneer ze globaal dezelfde ideeen hebben, kunnen de mogelijkheden voor een meederheidskabinet makkelijk worden uitgerekend. 3. De informatie. De informateur overlegt eerst met leiders van de partijen die ongeveer dezelfde ideeen hebben. De informateur moet meningsverschillen uit de weg ruimen en de partijen op 1 lijn brengen wat betreft de belangrijke onderwerpen. Als dat lukt word er een coalitie gevormd. Een coalitie is een samenwerkingsverband tussen twee of meer partijen. Aan de hand van de onderhandelingen tussen de coalitiepartijen stelt de informateur een regeerakkoord op, waar de coalitiepartijen de hoofdlijnen van het beleid dat zij in de komende tijd willen voeren. 4. De informateur gaat terug naar de koningin. Na afloop van zijn werkzaamheden brengt de informateur verslag uit aan de koningin. Als het hem niet gelukt is partijen bij elkaar te brengen en een regeerakkoord op te stellen, dan benoemt de koningin een nieuwe informateur. 5. De koningin benoemt een formateur. Deze moet ervoor zorgen dat hij ministers en staatssecretarissen vind die het regeerakkoord uit willen voeren. 6. De formatie. De formateur overlegt met coalitiepartijen over de verdeling van ministers en staatssecretarissen. De strijd gaat hier meestal om zware ministerposten, zoals economische zaken en financien. Over de minister-president wordt zelden onderhandeld; meestal krijgt de formateur deze functie. 7. De formateur gaat terug naar de koningin. Als hij voor alle posten een minister en staatssecretaris heeft gaat de formateur terug naar de koningin om te vertellen dat hij een nieuw kabinet heeft samengesteld. 8. De koningin benoemt het nieuwe kabinet. Het kabinet krijgt meestal de naam van de minister-president. Soms is het na de Tweede Kamerverkiezingen meteen duidelijk welke partijen het beste met elkaar kunnen regeren. De benoeming van de informateur wordt dan overgeslagen. Een kabinetsformatie duurt meestal maanden omdat de onderhandelingen vaak moeizaam verlopen. Het is de bedoeling dat het kabinet vier jaar lang aanblijft, tot de nieuwe Tweede Kamerverkiezingen. Dat is niet altijd het geval. Soms lopen de problemen zo hoog op, dat het bestaan van het hele kabinet gevaar loopt. We spreken dan van een kabinetscrisis. Hiervoor zijn twee redenen: - de ministers kunnen het onderling niet met elkaar eens worden over een aantal kwesties. - De meerderheid van de Tweede Kamer steunt het kabinet niet meer en zegt zijn vertrouwen in de ministers op. In beide gevallen gaat de minister-president naar de koningin om het ontslag van zijn kabinet aan te bieden. Er komen dan meestal vervroegde Tweede Kamerverkiezingen. Om het land niet onbestuurbaar te maken, blijven de oude ministers in functie zolang er nog geen nieuw kabinet is gevormd. Men spreekt dan van een demissionair (aftredend) kabinet. Hfdst. 5 Regering en parlement De regering wordt gevormd door de koningin en de ministers. De koningin is formeel ons staatshoofd, maar zij moet zich houden aan de grondwet. Hierin staat dat niet de koningin maar de ministers verantwoordelijk zijn voor het gevoerde beleid. De ministers vormen het dagelijks bestuur van ons land. De uitgangspunten van hun beleid moeten zij ter goedkeuring voorleggen aan het parlement. Een minister mag geen lid van de Tweede Kamer zijn, omdat hij dan zichzelf zou moeten controleren. Het parlement, dat uit de Eerste en Tweede Kamer bestaat, heeft als belangrijkste taak het discussieren en stemmen over wetsvoorstellen, en het controleren van de ministers. $5.1 De regering De koningin en de ministers vormen samen de regering. De ministers vormen met elkaar de ministerraad. Ministers en staatssecretarissen tezamen worden het kabinet genoemd. Ze zijn verantwoordelijk voor het dagelijks bestuur van ons land. De belangrijkste taak van de regering is daarom de voorbereiding en uitvoering van het overheidsbeleid. Dit gebeurt voornamelijk door: - Het opstellen van wetsvoorstellen - Het uitvoeren van eenmaal aangenomen wetten - Het jaarlijks opstellen van de rijksbegroting en deze aanbieden aan het parlement
Ministers hebben vaak geen tijd om al hun beslissingen van te voren voor te leggen aan de Tweede Kamer. Deze kan in dat geval alleen achteraf commentaar leveren. Sommige mensen vinden daarom dat ministers eigenlijk meer macht hebben dan de Tweede Kamer, hoewel de Eerste en Tweede Kamer formeel het laatste woord hebben. Binnen de regering zijn alleen de ministers echt verantwoordelijk voor het beleid en niet de koningin: zij is onschendbaar. Natuurlijk geeft de koningin wel eens adviezen, maar deze zijn geheim. Dat heet ‘het geheim van Huis ten Bosch’naar het paleis waar de koningin woont. De belangrijkste taken van de koningin zijn: - Het plaatsen van haar handtekening onder alle wetten - Het voorlezen van de troonrede op prinsjesdag - Het benoemen van ministers en (in)formateurs - Het voeren van regelmatig overleg met de minister-president over het kabinetsbeleid
Elke minister heeft zijn eigen beleidsterrein, ook wel portefeuille genoemd. Een minister heeft een eigen ministerie waar veel ambtenaren voor hem of haar werken. De ambtenaren bereiden wetsvoorstellen voor en geven adviezen. Alleen de ministers voor Ontwikkelingssamenwerking en van Grote Steden- en Integratiebeleid hebben geen eigen ministerie. De eerste valt onder Buitenlandse Zaken en de tweede onder Binnenlandse Zaken. Zij worden ook wel minister zonder portefeuille genoemd. Een minister heeft 1 of 2 staatssecretarissen onder zich. Dit is een soort onderminister die verantwoordelijk is voor een deel van het beleidsterrein van de minister. Staatssecretarissen zitten niet in de ministerraad maar zijn wel zelf verantwoording voor hun beleid schuldig aan de Tweede Kamer. Het doel van het kabinetsbeleid is het uitvoeren van het regeerakkoord dat aan het begin van de kabinetsperiode is opgesteld. Binnen de ruimte die het regeerakkoord en de bestaande wetten bieden, moeten er natuurlijk voortdurend besluiten worden genomen over de meest uiteenlopende zaken. Daarom komt de ministerraad elke vrijdag bijeen onder voorzittersschap van de minister-president, ook wel premier genoemd. Sommige van deze besluiten worden al een paar dagen van te voren voorbereid door 1 of meer ministers. Zo voert de premier regelmatig overleg met de ministers uit de sociaal-economische driehoek: Economische Zaken, Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Financien, soms aangevuld door de minister van Binnenlandse zaken. Juist deze ministeries zijn de laatste jaren erg belangrijk geworden door sociaal-economische problemen. We zien hierbij dat de overheid steeds meer taken wil afstoten. Vandaar dat ook wel van een ‘terugtredende overheid’ wordt gesproken. $5.2 Het parlement Het parlement wordt gevormd door de Eerste en Tweede Kamer. Beide samen worden ze ook wel de Staten-Generaal genoemd. De Tweede Kamer wordt direct gekozen door iedereen die mag stemmen. De Eerste Kamer wordt indirect gekozen, namelijk door de leden van een ander gekozen orgaan, de Provinciale Staten. De Tweede Kamer heeft 150 leden die voor 4 jaar worden gekozen. De Tweede Kamer behandeld elk wetsvoorstel en heeft het recht deze af te wijzen of te veranderen. Pas hierna bespreekt de Eerste Kamer het wetsvoorstel. In deze Eerste Kamer, ook wel senaat genoemd, zitten 75 leden. De senaat kan een wetsvoorstel niet meer veranderen, maar mag het alleen in zijn geheel goed- of afkeuren. Het is duidelijk dat de Tweede Kamer meer macht heeft dan de Eerste Kamer. Alle kamerleden worden namens een bepaalde partij gekozen tot een fractie. Een fractie is een groep vertegenwoordigers van een politieke partij in een gekozen orgaan. Aan het hoofd staat telkens een fractievoorzitter, die vaak woordvoerder is van zijn partij. Met name voor de grote partijen die vaak in het nieuws zijn is dit een belangrijke functie. Wanneer een partij maar 1 zetel heeft wordt er gesproken van een eenmansfractie. Sommige kamerleden leggen zich toe op een bepaald gebied zoals onderwijs, belastingen of defensie. Zo’n fractiespecialist voert vaak het woord voor zijn partij wanneer een dergelijk onderwerp ter sprake komt en geeft partijgenoten advies bij een stemming. De politieke partijen in de Eerste en Tweede Kamer kunnen worden verdeeld in regerings- en oppositiepartijen. De oppositieleider spreekt namens de grootste partij die niet in de regering zit. De belangrijkste taken van het parlement zijn: - (Mede)wetgeving. Goedkeuring en verandering van wetsvoorstellen. - Controle van de ministers. Kamerleden stellen vragen aan de ministers en geven hen soms de opdracht hun beleid te wijzigen. Bij de (mede)wetgevende taak, kan het parlement gebruik maken van de volgende rechten: - Stemrecht bij wetsontwerpen. Over ieder wetsontwerp wordt gestemd door zowel de Eerste als de Tweede Kamer. - Het recht van initiatief. De leden van de Tweede Kamer mogen wetsontwerpen indienen. - Het recht van amendement. Een wetsvoorstel mag op onderdelen door de Tweede Kamer worden gewijzigd. Een amendement is bindend. Ook bij de controlerende taak kan de Tweede Kamer gebruik maken van een aantal rechten waarmee de parlementsleden het beleid van de minister aan de orde kunnen stellen: - Het recht om over kleine kwesties mondelinge of schriftelijke vragen te stellen. Een kamerlid heeft hiervoor geen toestemming nodig van de Kamer. - Het recht van interpellatie. Interpelleren betekent een minister ter verantwoording roepen. - Het recht om een motie in te dienen. Dat is een schriftelijke uitspraak over het beleid van een minister waarover de kamer moet stemmen. Een minister hoeft zich niets van zo’n motie aan te trekken. Hij riskeert dan echter wel een motie van afkeuring. Als de Kamer tot het laatste besluit en de minister of het kabinet dit beschouwd als motie van wantrouwen, dan kan de minister in kwestie of het hele kabinet besluiten af te treden. - Het recht om een parlementaire enquete aan te vragen. Bij dit zware controlemiddel wordt er een gedetailleerd onderzoek naar een onderdeel van het regeringsbeleid ingesteld. Hiervoor wordt een speciale commissie van Kamerleden benoemd die bestuurders, ambtenaren en andere betrokkenen onder ede verhoort. In een eindrapport worden de conclusies gepubliceerd. - Het budgetrecht om de rijksbegroting wel of niet goed te keuren. De kamers mogen ook wijzigingen aanbrengen in de rijksbegroting.
Hfdst. 6 Politieke besluitvorming $6.1 doelstellingen en beleid Politieke besluiten ontstaan niet zomaar. In de politieke organen worden doelstellingen geformuleerd waarin naar voren komt wat zij willen bereiken. Een kabinet legt haar globale doelstellingen bijv. voor de komende kabinetsperiode vast in het regeerakkoord. In de troonrede worden jaarlijks de doelstellingen verder uitgewerkt. In het beleid wordt geformuleerd hoe de doelstellingen verder uitgewerkt moeten worden. Zonder doelstellingen kan er dus geen beleid worden gevoerd. In de politiek is men het vaak globaal met elkaar eens over de doelstellingen. De politieke discussies gaan met name over het te voeren beleid van de regering. $6.2 systeemtheorie Veel politieke kwesties worden vanuit de samenleving aangedragen. Politieke actoren zijn de personen, groepen, bestuursorganen en instanties die betrokken zijn bij het politiek besluitvormingsproces. Volgens de systeemtheorie komen politieke besluiten in 4 fasen tot stand: - invoer - omzetting - terugkoppeling
Bij de invoer brengt de samenleving allerlei eisen en wensen naar voren. Een kwestie wordt meestal aan het rollen gebracht door pressiegroepen zoals actiegroepen, vakbonden of een buurtcomite. De pressiegroepen proberen de politiek te beinvloeden. Vaak is er sprake van tegenstrijdige belangen. Pressiegroepen zoeken contact met politici om druk uit te oefenen. We spreken dan van een politieke lobby. Als de kwestie interessant genoeg is gaan de media er vanzelf aandacht aan besteden. Vooral als er een media-explosie plaatsvindt, kunnen politici niet meer om het probleem heen. Als de pers voldoende aandacht aan een onderwerp besteedt komt het vanzelf op de politieke agenda. Bestuurders en politieke partijen kunnen er niet meer omheen en moeten een standpunt innemen. Wanneer een kwestie eenmaal aan de orde is gebracht moet er ook iets mee gebeuren. De naar voren gebrachte eisen en wensen moeten worden omgezet in een beslissing. Daarvoor gaan de politici de belangen van alle groepen afwegen. Als een zaak ingewikkeld ligt zal een minister eerst zijn ambtenaren vragen de zaak te onderzoeken en advies uit te brengen. Dit wordt ook wel de beleidsvoorbereiding genoemd. Vervolgens worden alle gegevens op een rijtje gezet. Daarna kiezen de ambtenaren en de minister voor bepaalde maatregelen om de kwestie op te lossen. In deze fase van de beleidsbepaling komt de minister bijv. met een wetsvoorstel. Dit wordt dan in het parlement besproken. Daarna stemt de Tweede Kamer en later de Eerste Kamer over het wetsvoorstel. Ambtenaren zorgen er vervolgens voor dat de wet wordt uitgevoerd. Uiteindelijk werken de ambtenaren onder eindverantwoordelijkheid van een minister. Wetten en andere maatregelen zijn nooit het eindpunt van de politiek. Besluiten roepen namelijk altijd reacties op uit de samenleving. Pressiegroepen vinden bijv. dat hun ideeen niet goed genoeg in de praktijk worden gebracht en kunnen nieuwe acties gaan voeren. We spreken dan van terugkoppeling. De politiek kijkt ook of hun maatregelen effect hebben. Als een maatregel niet het gewenste effect heeft kan deze worden bijgesteld. Politieke besluitvorming verloopt ingewikkeld door zogenaamde omgevingsfactoren. Alle gegevens die een mogelijke rol kunnen spelen in het proces van de politieke besluitvorming. Globaal kunnen we de omgevingsfactoren indelen in: - demografische kenmerken. De samenstelling van de bevolkingsopbouw. - Ecologische kenmerken. De wisselwerking tussen mens en milieu - Culturele kenmerken. De geschiedenis van een land en de daaraan gekoppelde gewoonten en gebruiken. - Economische kenmerken. - Technologische kenmerken - Sociale kenmerken. - Internationale verhoudingen $6.3 barriere-model Naast de systeemtheorie kennen we ook het barriere-model. Uitgangspunt hierbij is de constatering dat het in de praktijk niet eenvoudig is om (in korte tijd) goede en effectieve politieke besluiten te nemen. In dat verband spreekt men van barrieres: er moeten steeds problemen worden overwonnen om een volgende stap te kunnen nemen in het proces van politieke besluitvorming. De eerste barriere die burgers moeten nemen bij een kwestie is het in de openbaarheid brengen van de problematiek. Als dit gelukt is volgt de tweede barriere: de volksvertegenwoordigers moeten de kwestie oppakken en er moet een politieke discussie ontstaan. Pas als de politici de kwestie op de politieke agenda plaatsen en het als een maatschappelijk probleem zien zal er gezocht worden naar een politieke oplossing. Deze fase wordt vaak gekenmerkt door lange en gedetailleerde discussies tussen politieke partijen en bewindvoerders. De derde barriere betreft het formuleren van besluiten die de problematiek (deels) zullen oplossen. De regels of wetten moeten duidelijk, haalbaar en voor de bevolking aanvaardbaar zijn. De vierde barriere is de uitvoering van het besluit. Problemen bij de uitvoering leiden tot ontevredenheid bij de bevolking en dan begint het proces van besluitvorming opnieuw. $6.4 ambtenaren, pressiegroepen en massamedia Ministers, gedeputeerden en wethouders zijn politiek verantwoordelijk voor de dagelijkse gang van zaken in het land, de provincie en de gemeente. Zij hebben echter zoveel te doen dat ze niet al hun taken zelf kunnen uitvoeren. Daarom maken ze gebruik van ambtenaren. Deze bereiden wetsvoorstellen voor en zorgen voor de praktische uitvoering van het beleid. Ambtenaren hebben vrij veel invloed. Men noemt het ambtenarenapparaat ook wel de Vierde macht.Het ambtenarenapparaat wordt ook wel een bureaucratie genoemd, een organisatie waarvan de werkzaamheden worden gekenmerkt door officiele voorschriften, gescheiden deskundigheid en duidelijke gezagstructuur. Pressiegroepen zijn groepen die trachten invloed uit te oefenen op de politieke besluitvorming. Ze worden ook wel de Vijfde macht genoemd. Er zijn drie soorten pressiegroepen: - belangengroepen. Die voor de belangen van een bepaalde groep uit de samenleving opkomen. - Actiegroepen. Die zich voor korte tijd inzetten voor 1 duidelijke kwestie - Actie-organisaties. Die zich inzetten voor langere tijd voor 1 duidelijke kwestie. Actie-organistaies verschillen van actiegroepen, doordat ze nog verder geprofessionaliseerd zijn. Ze hebben vaak vestingen in vele landen en zijn uitgebreid tot multinationals. Naast vrijwilligers hebben ze betaalde beroepskrachten in dienst zoals juristen, PR-medewerkers en administratief personeel. De massamedia spelen een belangrijke rol in onze democratie. De vijf politieke functies van de media zijn: - de informatieve functie. Ze verstrekken en inventariseren informatie over allerlei politieke gebeurtenissen en besluiten. - De spreekbuisfunctie. De media vormen ook een klankbord voor allerlei standpunten die in de samenleving aanwezig zijn. Politici kunnen eraan aflezen wat er onder de bevolking leeft. - De onderzoekende of agendafunctie. Journalisten gaan vaak zelf op onderzoek uit. Ze signaleren problemen die er onder de bevolking leven. Journalisten hebben dan als taak om politici kritische vragen te stellen over de aanpak van deze problemen. - De commentaarfunctie. De media leveren kritiek op politieke besluiten. - De controlerende functie. De media kijken voortdurend of ministers, maar ook bedrijven en andere maatschappelijke personen, correct handelen.

REACTIES

S.

S.

heb goeie samenvatting! :D

20 jaar geleden

C.

C.

hee ik wou je ff bedanken voor deze samenvatting ik ben hem nu aan het leren voor me tentamen morgen

20 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.