Hoofdstuk 1: Parlementaire democratie

Beoordeling 9.4
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 714 woorden
  • 19 februari 2015
  • 5 keer beoordeeld
Cijfer 9.4
5 keer beoordeeld

Paragraaf 1

 

  • Politiek kun je het beste omschrijven als de manier waarop een land bestuurd wordt.

 

Zaken die van algemeen belang zijn:

  • Openbare orde & veiligheid
  • Buitenlandse betrekkingen
  • Infrastructuur
  • Welvaart
  • Welzijn
  • Onderwijs

 

  • Democratie is een staatsvorm waarbij inwoners van een land direct of indirect invloed uitoefenen op de politieke besluitvorming.

 

  • Directe democratie: belangrijke beslissingen worden gemaakt door een volksstemming.
  • Indirecte democratie: het volk neemt de beslissingen niet maar door het volk gekozen vertegenwoordigers.
  • Parlementaire democratie: is ook wel indirecte democratie want het parlement neemt de beslissingen.

 

Kernmerken parlementaire democratie:

  • Burgers hebben politieke grondrechten
  • Regels voor politieke besluitvorming zijn grondwettelijk vastgesteld
  • Er is vrije media

 

Dictatuur: alle macht is in handen van 1 persoon of een klein groepje personen. Landen met een dictatuur noem je dictatuur of autocratie.

Een voorbeeld van een dictatuur zijn de fascisten, hun willen sterke leiders die zelfstandig zonder democratie een beslissing maken. Er zijn ook landen met een religieuze dictatuur hierbij is het dictatuur gebaseerd op een geloof zoals in Iran een dictatuur heeft wat gebaseerd is op het islamitische geloof. Als het land in macht is van het leger noemen we dat militaire dictatuur.

 

Kernmerken dictatuur:

  • Politieke macht
  • Grondrechten worden niet beschermd
  • Geen vrije pers
  • Oppositiepartijen zijn verboden
  • Militairen
  • Verkiezingsfraude

 

Paragraaf 2

 

Ideologie: een samenhangend geheel van ideeën over de mens en de gewenste inrichting van de samenleving.

 

Iedere ideologie heeft bepaalde ideeën over:
     - waarden & normen

  • Sociaaleconomische verhoudingen
  • Machtsverdeling in de samenleving

 

Nederland kent 3 grote ideologiën: liberalisme, socialisme en het confessionalisme.

 

Progressief:  vooruitstrevend, praten over toekomst.

Conservatief: behoudend, praten over prestaties en houden zoals het oude.

Reactionair: extreem conservatief, nog verder gaan en regels van vroeger terug willen.

 

  • Rechts: benadrukt eigen verantwoordelijkheid en de vrijheid van mensen, burgers en bedrijven moet zelf alles regelen. Overheid moet rust en orde handhaven, overheid moet alleen optreden als het nodig is (passief opstellen).
  • Links: gelijkwaardigheid en dat iedereen gelijke kansen moet krijgen op onderwijs, inkomen en werk. Om zwakkeren te beschermen moeten de overheid zich actief opstellen.
  • Midden: partijen die standpunten hebben van links en rechts noemen we het midden.

 

  • Liberalisme: de burgers kwamen in opstand tegen de oneerlijke machtsverdeling, rijken wilden hun gang gaan. De rijken wilden persoonlijke en economische vrijheid ( ze waren tegen hoge belastingen). De liberalen van nu strijden voor vrijemarkteconomie en de overheid moet zich niet te veel bemoeien met de kerntaken allen het nodige doen wat nodig is.
  • Socialisme: deze groep ontstond door burgers die slechte werkomstandigheden hadden. Ze kregen weinig loos en wilden sociale zekerheid. Socialisten wilden einde maken aan ongelijkheid en armoede. Communisten wilden dat arbeiders na revolutie alle macht kregen. De sociaaldemocraten wilden meedoen aan verkiezingen en zo zorgen voor een goede sociale wetgeving.
  • Confessionalisme: is gebaseerd op een geloof. Christendemocratie strijden voor harmonie, gespreide verantwoordelijkheid, naastenliefde en rentmeesterschap.

 

 

 

 

Paragraaf 3

 

Een politieke partij bestaat uit een groep mensen met dezelfde ideeën over de manier waarop onze samenleving bestuurd kan worden.

 

Actiegroepen houden zich bezig met 1 bepaalde doelstelling en voeren actie als ze dat nodig vinden. (demonstraties, blokkades en handtekeningen)

 

Belangenorganisaties behartigen de belangen van 1 groep mensen , denk aan een winkelverenigingen of de ANWB.

 

5 soorten politieke partijen:

  • Ideologie: hun partij is tot stand gekomen door de 3 grote stromingen.
  • One-issuepartijen: richten zich op 1 aspect van de samenleving en hebben daar een duidelijk standpunt voor, denk hierbij aan de partij voor de dieren. Het dierenwelzijn loopt als rode draad door alles heen.
  • Protestpartijen: ontstaan uit onvrede met bestaande politiek.
  • Populistische partijen: ontstonden deels uit protest maar hebben vooral de bedoeling om op te komen voor de stem van zwijgende massa. De politiek luisterde niet naar wat er leefde onder de burgers, een populistische partij doet hier iets aan.
  • Niet-democratische partijen: het belang van oorspronkelijke, autochtone bevolking staat centraal en hun standpunten zijn vaak/altijd racistisch.

 

Functies politieke partijen:

  • Integratiefunctie:  van wensen en eisen een eigen ideologie maken. Het partijprogramma verbindt de mensen waardoor het een lange tijd kan bestaan
  • Informatiefunctie: partijen informeren de kiezers over hun standpunten.
  • Participatiefunctie: partijen stimuleren burgers om actief mee te doen in de politiek.
  • Selectiefunctie: mensen die omhoog gaan klimmen en zo de politiek in komen.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.