Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Hoofdstuk 1 en 2

Beoordeling 6.9
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 1901 woorden
  • 10 november 2009
  • 15 keer beoordeeld
Cijfer 6.9
15 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
1. Wat is maatschappijleer?

1.1 wat is het doel van maatschappijleer?

Iedereen heeft zijn eigen waarheid/normen en waarden.
Dat komt door: gezin - school

Maatschappelijk probleem:
- Het probleem heeft gevolgen voor grote groepen in de samenleving
sociale problemen: file - drugs
- Het probleem wordt veroorzaakt door maatschappelijke ontwikkelingen
Dynamische samenleving: welvaart  file – medische vooruitgang vergrijzing
- Het probleem heeft te maken met tegengestelde richting

Verschillende belangen: de een meer snelwegen, de ander meer recreatie
- Het probleem moet gemeenschappelijk opgelost worden
In handen van politici: zij besluiten over nieuwe wegen of niet.

De 4 thema’s:
- Rechtsstaat
- Parlementaire democratie
- Pluriforme samenleving
- Verzorgingsstaat

Waarden = uitgangspunten of principes die mensen belangrijk en nastrevenswaardig vinden (eerlijkheid - vrijheid - onafhankelijkheid)

Normen = opvattingen over hoe je je op grond van een bepaalde waarde behoort te gedragen
(niet stelen)

Idealen = waarden die op een concreet niveau liggen en die je heel graag wilt verwezenlijken

Belang = het voor- of nadeel dat iemand ergens bij heeft

Macht = het vermogen om het gedrag van anderen de beïnvloeden


Gezag = Iets over iemand mogen zeggen (leraar over leerling)

Sociale cohesie = mensen in een land hebben het gevoel bij elkaar te horen

Welke normen, waarden en belangen dominant zijn is afhankelijk van: Plaats, Tijd en de Groep.


1.2 Kennis van zaken

Betrouwbaar?
- Bronvermelding? (CBS – ministeries – Sociaal Cultureel Planbureau)
- Onderscheid tussen feiten en meningen?
- Van verschillende kanten bekeken? (het verhaal van 2 kanten horen)

Feiten = objectief, zeggen iets over de werkelijkheid en zijn controleerbaar
Meningen = subjectief, zeggen iets over degene die de mening geeft

Manipulatie = feiten worden opzettelijk weggelaten of verdraaid
Propaganda = eenzijdige informatie wordt opzettelijk gegeven om mensen te beïnvloeden
Indoctrinatie = eenzijdige opvattingen en meningen worden langdurig, systematisch en heel dwingend opgedrongen aan het publiek

- Multiple-step-flowtheorie

Opinieleiders vormen een duidelijke mening over een onderwerp, anderen nemen de mening over.
- Cultivatietheorie
Televisie beïnvloed mensen, vooral kinderen.
- Selectieve perceptie
Elke informatie wordt zodanig vervormd dat deze zo veel mogelijk past in ons referentiekader (= wat je leuk vind).
- Agendatheorie
Benadrukt dat de media niet bepalen hóe mensen denken, maar hooguit waarover zij denken en met elkaar praten.
- Framingtheorie
Vanuit een bepaalde invalshoek presenteren  manier beïnvloeden waarop mensen over iets denken.

Stereotypering = een vaststaand beeld van een groep mensen aan wie je allemaal dezelfde kenmerken toeschrijft (buitenlanders)
Vooroordeel = een mening over iets of iemand zonder kennis van zaken
Discriminatie = mensen van een bepaalde groep worden op grond van kenmerken anders behandelt, die in de gegeven situatie niet van belang zijn



2. Rechtsstaat

2.1 Idee en oorsprong van de rechtsstaat

1848 : begin rechtsstaat


De rechtsstaat bied, voor zover nodig, burgers bescherming tegen machthebbers, ook als die gekozen zijn.
De regering heeft zich ook te houden aan de wet.
De rechtsstaat is een soort ‘sociaal contract’ tussen burgers en (gekozen) bestuurders.

1906: Constitutionele monarchie = koninkrijk waarbij de grondwet is vastgelegd.

Absolute macht = geen inspraak, geen parlement, geen verkiezingen (dit was voor 1848)


2.2 De grondwet en de grondrechten

Constitutie = grondwet, iedereen heeft recht op eerbieding van zijn of haar persoonlijke levenssfeer/iedereen heeft recht op privacy

Doel van de grondwet:
- Beperking van macht, vrijheid van burgers
- Rechten voor burgers
- Eenheid van de staat, burgers zijn één
- Aangeven hoe de belangrijkste organen van de staat in grote lijnen zijn georganiseerd.

Staatsregeling = voorloper van de eerste grondwet

1798: staatsregeling
- NL word een gecentraliseerde eenheidsstaat
- Invoering gelijkheid voor de wet
1806: constitutie
- NL wordt een constitutionele monarchie
1814: eerste echte grondwet

1815: - NL + BE = Verenigd Koninkrijk der Nederlanden.
- Staten-Generaal gesplitst in 2 kamers.
- Invoering vrijheid van godsdienst
1840: - NL + BE worden gesplitst
1887: uitbreiding kiesrecht voor mannen met kentekenen van maatschappelijke ‘welstand en geschiktheid’
1983: Sociale grondrechten

Censuskiesrecht = alleen mannen mochten stemmen, als zij direct belasting betaalden

Grondwetherziening
2x door het parlement
Met 2/3 meerderheid
Verkiezingen ertussen
: Dan kan de grondwet pas gewijzigd worden.

GRONDRECHTEN:**

**Klassieke grondrechten:
- Belangrijkste deel
- Burgerlijke vrijheden staan beschreven
- Houden een beperking van de bevoegdheden van de overheid tegenover de burgers in.
- Burger kan naar de rechter stappen
- Overheid moet passief optreden

**Sociale grondrechten:
- Werkgelegenheid en vrije arbeid
- Bestaanszekerheid en welvaart

- Leefbaarheid en milieu
- Volksgezondheid
- Onderwijs
- Burger kan niet naar de rechter stappen
- Overheid moet actief optreden

**Overige hoofdstukken:
- Alle belangrijke organen en bestuurlijke functies worden hier geregeld
- Trias politica
- Wijziging van de grondwet wordt geregeld

Horizontale werking = verhouding tussen de burgers onderling
Verticale werking = verhouding tussen de burgers en de overheid
Botsende grondrechten = de grondrechtelijke belangen van burgers botsen ten opzichte van elkaar


2.3 Trias politica: scheiding of evenwicht van machten?

3 machten:**

**Wetgevende macht: Algemene wetten maken, wijzigen of intrekken.
Regering + parlement maken de wetten.


**Uitvoerende macht: Ministers brengen wetten in praktijk en in concrete gevallen toe te passen.
Mogen opdrachten geven (bv wegen aan laten leggen). Ministers worden daarin bijgestaan door ambtenaren(4e macht).

**Rechterlijke macht: In geval van onenigheid, recht spreken. Over wetten en conflictregels die met rechtsregels konden worden opgelost.

De 3 machten
- weerhouden elkaar in het veroveren van te veel macht en houden elkaar daarmee in balans.
- Controleren elkaar en vullen elkaar aan.

4e macht = de ambtenaren

Trias Politica is het idee van Montesquieu

Staatsmachten = Staatsorganen

Goede wetten:
- Zijn algemeen (niet voor 1 persoon of 1 situatie)
- Zijn duidelijk (begrijpelijk)
- Zijn haalbaar en uitvoerbaar

Ministeriële verantwoordelijkheid = de minister moet alle daden van zijn ambtenaren voor zijn verantwoordelijkheid nemen.

Rechters:
- Worden niet gekozen door het volk
- Worden niet gecontroleerd door het parlement
- Zijn gebonden aan de wetten die het parlement heeft goedgekeurd

- Doen uitspraken over concrete gevallen die zich hebben voorgedaan
- Kijkt ‘achterom’ naar wat gebeurt is
- Hebben een beperkte speelruimte om wetten en begrippen toe te passen
- Geven soms advies over nieuwe wetten

Jurisprudentie = het geheel van uitspraken door rechters

Toetsingsrecht = rechters het recht te geven om wetten te toetsen aan de grondwet

2.4 De rechtsorde

Rechtsorde = het geheel van rechtsregels en rechtsbeginselen én de manier waarop het recht is georganiseerd.
Rechtsregels = gedragsregels die wettelijk door de overheid zijn vastgelegd

2 redenen voor rechtsregels:
- Doelmatigheid. (Duidelijke afspraken)
- Zedelijk bewustzijn. (Wat is goed en wat is slecht?)

Sociale regels = zijn meestal niet opgeschreven maar je moet je er wel aan houden. (Elkaar helpen)
Morele regels = wat goed en fout is


''Privaatrecht/burgerlijk recht/civiel recht:
- Regelt alle relaties tussen burgers onderling
- Gaat om rechten en plichten
- Personen- en familierecht: regelt zaken als huwelijk, echtscheiding, adoptie, overlijden
- Ondernemingsrecht: regelt voorwaarden waaronder je een stichting, vereniging of bv kan oprichten
- Vermogensrecht: regelt alle zaken die te maken hebben met iemand vermogen en die in geld zijn uit te drukken. (huren, arbeid)

'' Publiekrecht:
- Regelt alle relaties tussen burgers en de overheid
- Staatsrecht: regels voor de inrichting van de Nederlandse staat
- Bestuursrecht: bestuursactiviteiten van de overheid. (vergunning, belasting)
- Strafrecht

Niet eens met de rechtbank, dan ga je van de rechtbank naar het gerechtshof. Dit heet ‘in hoger beroep gaan’.

Niet eens met het gerechtshof, dan ga je van het gerechtshof naar de Hoge Raad. Dit heet ‘in cassatie gaan’.

Je moet dan wel nieuwe bewijzen hebben.



2.5 Het strafproces in een rechtsstaat

Onschuldvermoeden = een verdachte is onschuldig tot het tegendeel is bewezen
Strafproces(recht) = alle regels waaraan de politie, de officies van justitie en de rechters zich hebben te houden vanaf het aanhouden t/m de eventuele straf.

Politie mag iemand aanhouden als zij het zien of voldoende verdenking hebben. Bij verdenken: onderzoek verricht waar wel toestemming voor nodig is.

Staande houden = laten stilstaan en vragen naar je personalia
Aanhouden = meenemen naar het politiebureau voor verhoor
Tenlastelegging = schuld op iemand anders schouders leggen
Transactie = akkoord gaan met een geldboete of een taakstraf
Seponeren = besluiten om een zaak niet verder te volgen
Politierechter = rechtszaak voor eenvoudige misdrijven
Meervoudige kamer = rechtszaak voor zware zaken
Requisitoir = het verhaal waarom iemand schuldig is
Pleidooi = het verhaal wat een advocaat van de verdachte te zeggen heeft
Gerechtshof = hier wordt de strafzaak nog eens overgedaan om misschien de straf te verlagen

Dwangmiddelen: middelen om misdaad op te sporen/ te onderzoeken



2.6 Het strafrecht

Het strafrecht ondersteunt de rechtstaat

Legaliteitsbeginsel = een strafbaar feit moet in de wet staan
Ne bis in idem-regel: je kan nooit 2 keer veroordeeld worden voor hetzelfde feit

WvS = Wetboek van Strafrecht, bestaat uit: Alegemene bepalingen, Misdrijven en Overtredingen

Materiële strafrecht = de inhoud van alle strafbepalingen

Strafuitsluitingsgronden = iemand heeft het feit wel gepleegd, maar krijgt toch geen straf

- Rechtvaardigingsgronden = een fout die je maakt, maar wat toch rechtvaardig is.
- Schulduitsluitingsgronden = het feit is strafbaar, maar de dader heeft geen schuld.
- Psychische overmacht: je wordt gedwongen (bv. bedreigen van een pistool)
- Noodweer-exces: jezelf verdedigen (paniekreactie)
- Ontoerekeningsvatbaarheid: geestelijke stoornis of psychisch volledig buiten zinnen
- Afwezigheid van schuld: gestolen spullen verkopen waarvan je niet weet dat ze gestolen zijn

Hoofdstraffen:

- Geldboete
- Taakstraf
- Vrijheidsstraf: hechtenis of gevangenisstraf
Bijkomende straffen:
- Intrekking van rijbewijs
- Stationverbod voor voetbalhooligans
Maatregelen
- Schadevergoeding aan slachtoffers
- Verplichte behandeling in een afkickkliniek of tbs
- Ontnemen van door misdaad verkregen geld

Functies van straffen:
wraak en vergelding – afschrikking – voorkomen van eigenrichting – resocialisatie – beveiliging van de samenleving

Jeugd (tot 12 jaar)
Lichte misdrijven, dan Haltbureau
Zwaardere misdrijven, dan kinderrechten (dan jeugdgevangenis of behandelcentrum)


2.7 Crimineel gedrag: oorzaken en bestrijding

Maatschappelijke oorzaken = oorzaken die voor de hele maatschappij gelden

- Geen sociale controle meer
- Alcohol gebruik
Persoonlijke oorzaken = persoonsgebonden
- Dakloos
- Werkloos
- Ontheemd gezin

2 manieren aanpakken criminaliteit:
- Repressief = harder straffen (rechtse partijen)
- Preventief = proberen te voorkomen (linkse partijen)

Politieke partijen:
- Het CDA ziet een oplossing op het terrein van normen en waarden (bevorderen respect). Duidelijkheid in normen en straffen is noodzakelijk.
- De PvdA wil een hardere aanpak van overlast en criminaliteit en toch preventief te werk gaan.
- De SP is voorstander van een lokale aanpak. Een sterkere binding van de politie van de gemeenten waarin zij werken.
- De VVD is voorstander van meer politie en wil hogere gevangenisstraffen. Taakstraffen moeten langer en zwaarder worden.



2.8 Burgerlijk recht en rechtsbescherming

Eiser = degene die de zaak aan de rechter voorlegt.
De gedaagde = de persoon van wie iets wordt geëist en daarom voor de rechter wordt gedaagd.

Dagvaarding bevat:
- De naam van de eiser
- De eis
- De motivatie van de eis
- Tijdstip + plaats van de rechtszaak

Procureur = iemand die je vertegenwoordigt in de rechtbank (bv. advocaat)
Hij kent alle rechten

Als er bij een burgerlijke rechtszaak geen overeenstemming is, spreekt de rechter een vonnis uit.

Kort geding = versnelde en vereenvoudigde procedure voor spoedeisende zaken die wordt behandeld door de voorzieningenrechter.
Voorzieningenrechter = doet in zijn eentje uitspraak en geeft altijd een voorlopig oordeel.

Rechtsbescherming tegen de overheid = die overheid kan niet zomaar allerlei lasten opleggen aan burgers.


Loonbeslag = iedere maand wordt automatisch een deel van het loon van de dader afgeschreven naar de eiser


2.9 internationale ontwikkelingen en vergelijkingen

UVRM = Universele Verklaring van de Rechten van de Mens = morele grondwet van de wereld
EVRM = Europees Verdrag ter bescherming van de Rechten van de Mens
Internationaal Strafhof = rechten tussen landen zelf ( in Den Haag)
Bovennationale rechtsstaat = wereldwijd dezelfde grondrechten hebben

Spanje en Portugal werden lange tijd niet toegelaten tot de EU omdat je dan een Rechtstaat moet zijn.
Alle landen in de EU zijn tegen de doodstraf, maar en zijn nog wel veel verschillen.

HIER HOORT EEN BELANGRIJK TABEL, DIT KAN IK ER NIET INZETTEN, DUS MAIL ME MAAR OM NAAR HET TABEL TE VRAGEN. JE KUNT HET WERKSTUK OOK DOWNLOADEN OP: http://www.speedyshare.com/948769427.html

Plea bargaining = de advocaat en de aanklagen sluiten een deal op voorwaarde dat de verdachte bekent.
Patroitten = mensen die voor hun eigen land vechten / nationalisten
Three Strikes and You’re Out Law = als je voor de 3e keer in de fout gaat word je heel zwaar gestraft

Klassenjustitie = mensen uit de hogere sociale klasse door justitie worden bevoordeeld boven mensen uit lagere sociale klasse
Koerden/bergturken = willen zich afscheiden van Turkije


2.10 Grenzen aan de rechtsstaat

Hiërarchie = rangorde
Wet BOB = Wet bijzondere opsporingsbevoegdheden. Deze wet is om de georganiseerde misdaad beter te bestrijden. Geeft politie bevoegdheid tot inkijkoperaties. De politie breekt dan in om te kijken naar mogelijk bewijsmateriaal. Helaas kan hier misbruik van gemaakt worden.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.