Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Hoofdstuk 1 en 2

Beoordeling 8
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 867 woorden
  • 23 mei 2008
  • 21 keer beoordeeld
Cijfer 8
21 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
H1
Maatschappij - Alle mensen samen, en hun onderlinge betrekkingen
Beleid  - Plan om een bepaald doel te bereiken door het gebruik van middelen
Wetten  - Regels die voor alle inwoners van een land gelden
Macht  - Iemand kan een ander dwingen om iets (niet) te doen
Sancties - Machtsmiddelen in de vorm van een straf of beloning
Politiek - Situaties waarbij de overheid betrokken is / zou moeten zijn
Rechtsstaat * zie H2
Maatschappelijk probleem - Kwestie die door veel mensen in de maatschappij wordt gezien als probleem, en vaak moet worden opgelost via de overheid


Rechten - Middelen/hulp waar iedereen recht op heeft }
Plichten - Burgers moeten zich hieraan houden (wetten) } formeel en moreel

Waarden - Opvattingen over wat in het leven belangrijk is
Normen - Geven aan hoe je men zich in een bepaalde situatie (niet) zou moeten gedragen
Bijv: w veiligheid, n verkeersregels à N vastgelegd in wetten

Liberalen - Mensen die vooral hechten aan w vrijheid
Socialisten - Mensen die vooral hechten aan w gelijkheid
Christen-democraten - “ die vooral hechten aan w samenwerking

Sociale ongelijkheid - Ongelijke verdeling van inkomen, bezit, hulpmiddelen, kansen
Sociale cohesie - Onderlinge verbondenheid van mensen binnen, en tussen groepen

Staat:
- Soeverein = hoogste gezag
- binnen bepaald grondgebied (land)
- staatsgezag geldt voor bevolking van dat land

Overheid:
- Regering }
- parlement } Beleid (dilemma = vraagstuk waarbij één keuze automatisch nadelig
- ambtenaren } gevolgen heeft voor de andere keuze, en andersom)


1 Nachtwakersstaat:
- Wetten over strafrecht en belasting
- Politieke besluiten door een kleine groep rijke mannen
- Liberale rechtsstaat = vrijheid centraal, zo min mogelijk overheidsoptreden (weinig wetten)
- Klassieke mensenrechten

2 de overgang: Liberale rechtsstaat à democratische rechtsstaat (kiesrecht / politieke mensenrechten) à sociale rechtsstaat

3 Verzorgingsstaat
- Rechten over welzijn van bevolking
- Democratisch = alle burgers hebben invloed op overheidsbesluiten
- Sociale rechtsstaat = gelijkheid centraal, als het moet d.m.v. de overheid (veel wetten)
- Sociale mensenrechten

Politieke stelsels:
- Parlementaire democratie = conflicten op vreedzame wijze opgelost, democratisch,
mensenrechten gewaarborgd
- Verzorgingsstaat = * zie boven
- Pluriforme samenleving = Mensen met verschillende opvattingen/achtergronden leven
met elkaar samen in harmonie.


H2
Beeldvorming - Proces van beïnvloeding waarin het beeld wordt gevormd van een situatie
Grondwet - De belangrijkste wet van een land, betreffende grondrechten
Gezag  - Macht wordt als “redelijk” ervaren en aanvaard door de mensen
Legitimiteit - De mate waarin mensen het gezag als rechtmatig ervaren
Rechtsstaat - Bescherming tegen willekeur van overheid, rechtszekerheid, gelijke rechten
Ombudsman  - Is er voor klachten over de overheid, en onderzoekt terechtheid v klacht
Klassen - Mensen uit lagere sociale klassen maken meer kans op arrestatie / veroordeling
Rassen - Mensen van een ander ras maken meer kans op arrestatie / veroordeling
Witteboorden - Ingewikkelde criminaliteit die lastig te bewijzen valt
Globalisering - Verschillende delen van de wereld raken meer met elkaar betrokken
Terrorisme - Het maken van grote aantallen willekeurige slachtoffers met als doel angst aanjagen / samenleving ontwrichten
Daderstrafrecht - Bij vonnis moet rekening worden gehouden met de ernst van het delict de bewijsvoering, (en bijzonder omstandigheden)


Wetgevende macht - Maakt wetten: parlement en regering
Uitvoerende macht - Zorgt dat de wetten worden uitgevoerd: regering en ambtenaren
Rechterlijke macht - Treedt op als wetten worden overschreden: rechters

Strafblad - Gevolg van een misdrijf. 4 of 8 jaar (+ duur van gevangenisstraf)
Wetboek van Strafvordering - Bepaalde voorschriften voor een vonnis
Openbaar Ministerie  - Heeft als taak vervolging van misdadigers
Officier van justitie  - Ambtenaren van het OM

Vrijspraak - De aangeklaagde wordt vrijgesproken (goede weerlegging van bewijs)
Seponeren - De zaak wordt afgesloten zonder veroordeling (schade al vergoed / klein delict)
Transactie - Officier van j biedt aan bepaald bedrag te betalen, gevolg: geen rechtzaak
Gedogen - Vervolgen heeft meer nadelige gevolgen dan dat niet doen, dus niet-vervolgen.

Dwangmiddelen - Wettelijke bevoegdheden van de politie om de waarheid te achterhalen
Criminaliteit  - Gedrag dat door de overheid strafbaar gesteld is

Delicten - criminele handelingen, zij staan in het Wetboek van Strafrecht
Misdrijf = ernstig delict, overtreding = minder ernstig delict.

Plea Bargaining VS: Schuld bekennen voor strafvermindering (-bepaald door rechter)
3 times you’re out VS: Als je voor de 3e keer wordt veroordeeld, krijg je levenslang
Patriot Act VS: Wet die inbreuk op privacy vereenvoudigd

Rechtsstaat:

- Alle burgers hebben gelijke rechten
- Legaliteitsbeginsel = misdrijven zijn alleen strafbaar, als zij al in het wetboek stonden
- Burgers en overheid houden zich aan de wet
- Machtenscheiding (trias politica) = wetgevende, uitvoerende, rechtsprekende
- Grondrechten worden gewaarborgd

1 Klassieke mensenrechten
- Vrijheid van godsdienst
- Vrijheid van meningsuiting / drukpers
- Vrijheid van demonstratie / vereniging / vergadering
- Onaantastbaarheid van het lichaam
- Bescherming op persoonlijk eigendom

- Recht op eerbieding van de persoonlijke levenssfeer
- Bescherming tegen willekeurige huiszoeking
- Bescherming tegen willekeurige arrestatie
- Brief-, telefoon- en telegraafgeheim (= Recht op privacy)

2 Sociale mensenrechten
- Recht op eten
- Recht op onderdak
- Recht op werk
- Recht op onderwijs
- Recht op gezondheidszorg
- De overheid heeft een inspanningsverplichting voor deze rechten, maar geen resultaatsverplichting.

Organisatie van de strafrechtspraak:
(laag naar hoog)
- Rechtbank = kantonrechter voor overtredingen, strafrechter voor misdrijven
- Gerechtshof = hoger beroep = opnieuw zaak behandelen. In totaal 5 in Nederland
- Hoge raad = kijkt of de lagere rechters de wetten en procedures goed hebben toegepast

Doelen van straffen:
- Vergelding = dader moet boeten voor misdaad

- Preventie = de straf moet mensen afschrikken iets (opnieuw) te doen
- Resocialisatie= de straf moet terugkeer in de samenleving mogelijk maken
- Voorkomen van eigenrichting = de overheid wil voorkomen dat slachtoffers zelf wraak
nemen
- Bescherming = de straf moet zorgen voor bescherming van andere burgers en de dader zelf.

Hoofdstraffen:
- Gevangenisstraf bij misdrijven
- Hechtenis bij overtredingen
- Taakstraf = onbetaald maatschappelijk nuttig werk
- Geldboete
- Tbs = ter beschikking stellen van de dader. Gebeurt bij psychisch gestoorden

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.