Hoofdstuk 1, de rechtsstaat

Beoordeling 6.7
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • Klas onbekend | 2734 woorden
  • 11 december 2007
  • 71 keer beoordeeld
Cijfer 6.7
71 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Samenvatting Maatschappijleer

THEMA A, HOOFDSTUK 1: DE NEDERLANDSE RECHTSSTAAT

Paragraaf 1.1

Waarden zijn ideeen die mensen heel belangrijk vinden.
Normen zijn regels over hoe iemand zich moet gedragen.
Normen en Waarden horen bij een cultuur

De belangrijkste wetten vind je in de grondwet. Nederland is een rechtstaat, want zowel de burgers als de overheid moeten zich aan de grondwet houden. Aan de basis van de Nederlandse rechtstaat staan vier waarden: menselijke waardigheid, leven, gelijkheid en lichamelijke integriteit

Drie belandrijke kenmerken van de rechtstaat in Nederland:


Machtenscheiding
Trias politica: scheiding van de wetgevende (Ministers), uitvoerende (1e en 2e Kamer) en rechterlijke (rechters) macht, om te voorkomen dat de macht bij een klein groepje mensen komt te liggen.
Rechtsbescherming tegen de overheid
Legaliteitsbeginsel: de overheid moet precies naar de wet handelen. Je wordt alleen opgepakt als je verdacht wordt van een strafbaar feit. De bewijslast ligt bij de overheid. Als de politie het bewijst rondkrijgt, maar hierbij de wet overtreedt, is er sprake van onrechtmatig bewijsmateriaal. De verdachte gaat dan vrijuit. Strafbaar gedrag is niet verwijtbaar in het geval van ontoerekeningsvatbaarheid, zelfverdediging of wanneer iemand ergens toe gedwongen werd.
Rechtshandhaving
Het geweldsmonopolie ligt bij de overheid: de overheid mag geweld gebruiken op de rechtsorde te handhaven. Er zijn wel bepaalde regels voor het geweld wat de politie mag gebruiken.

De toepassing: het strafrecht
Het Nederlandse strafrecht bevat de wetten met toepassing op machtenscheiding, rechtsbescherming en rechtshandhaving. Het proces van oppakken tot straffen verloopt als volgt:
1. Arrestatie: je bent nu verdachte van een misdrijf  naar het bureau voor verhoor.
2. Verhoring op het politiebureau (maximaal 4 dagen; inverzekeringstelling).
3. Huis van bewaring.
4. Berichtgeving van voorkomen bij de rechter. De OvJ kan 3 dingen doen: seponeren, schikken of vervolgen.
5. Rechtzitting (door kanton/politierechter of meervoudige kamer) verloopt als volgt:

Verdachte wordt gewezen op zwijgrecht, OvJ leest aanklacht voor, rechter neemt dossier door met verdachte, getuigen worden verhoord, OvJ houdt eindverhaal, advocaat houdt eindpleidooi, verdachte heeft laatste woord,  uitspraak.
6. De verdachte volgt de uitspraak van de rechter op.
Enkele aanmerkingen:
Officier van Justitie = openbare aanklager.
OM staat onder verantwoordelijkheid van de minister van Justitie.
Seponeren = wegens gebrek aan bewijs wordt er niks met de verdachte gedaan
Schikken = De dader koopt een vervolging af in de vorm van een boete.

Verdachte of OvJ kunnen naar een hogere rechter gaan als ze het niet eens zijn met de uitspraak = In hoger beroep gaan.

Paragraaf 1.2

Voor de revoluties
In de 18e en de 19e eeuw leefden de burgers in Europa in grote onvrijheid. De macht lag in de handen van een klein groepje mensen en de leider van een land mocht zoveel geweld gebruiken als nodig is om zijn doel voor het algemene belang te bereiken.
Er was rechtssysteem zonder machtenscheiding, het absolutisme. Europese staten waren standenmaatschappijen. De wetten waren niet voor iedereen hetzelfde.

Revoluties

De bourgeoisie was het niet eens met de standenmaatschappij. Zij wilden zich onderscheiden van het gewone volk. Intellectuele burgers vormden een nieuwe denkrichting: de verlichting. De verlichters brachten o.a. de mensenrechten aan het licht. De belangrijkste waren het recht op persoonlijke vrijheid, lichamelijke integriteit, privébezit en het nastreven van geluk.
Montesquieu bedacht de trias politica
1848: revolutiejaar in veel Europese landen.
De bourgeoisie ging het meeste vooruit op deze revoluties.

Na de revoluties
1798: eerste Nederlandse grondwet  Nederland wordt eenheidsstaat
1814/1815: tweede N.g  vrijheid van drukpers en godsdienst
1848: opstanden maken Willem II bang. Om het volk tevreden te houden laat hij de liberaal Thorbecke een nieuwe N.g schrijven. Thorbecke voert hierin de machtenscheiding door. Ook kwamen er wetten die voor alle Nederlanders golden.

Kiesrecht:
Na 1848: alleen rijke mannen. 1919: algemeen kiesrecht voor iedereen vanaf 18 jaar.

1948: veel grondrechten worden mensenrechten en komen in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (VN). Eerst alleen vrijheidsrechten, in 1983 ook sociale rechten.

1900: leerplicht, 1983: verbod op discrimanitie



Ontwikkeling van het strafrecht

Voor de revoluties Na de revoluties
Het beroep van rechter en aanklager, werden verpacht en verdienden niet echt goed. Het gevolg: rechters gaven extreem hoge boetes om zelf nog wat te verdienen. Rechters en aanklagers zijn goedopgeleide en goedbetaalde mensen.
Verdachten en criminelen geen rechten Langzamerhand wel

Vanaf 1800: in het eerste criminele wetboek werden bepaalde onmenselijke straffen verboden. Lijken mochten niet meer tentoongesteld worden. Gevangenen verrichten dwangarbeid in zeer chaotische gevangenissen.
Vanaf 1860: lijfstraffen werden verboden en cellulaire opsluiting deed zijn intrede. Eenzame opsluiting en veel bidden.
Na 1950: veel kritiek op eenzame opsluiting. Heropvoeding van criminelen en voorbereiding op een terugkeer naar de samenleving staan centraal.

Paragraaf 1.3

De rechtstaat is een vorm van samenleving tussen twee uitersten: de libertaire en totalitaire staat. Libertair: vrijheid , burger meer rechten, zachte rechtshandhaving. Totalitair: burger meer plichten, harde rechtshandhaving, geweldsmonopolie voor de overheid.

Rechtse partijen  harde rechtsstaat  rechtshandhaving
Linkse “  zachte rechtsstaat  rechtsbescherming

De omstandigheden in een land bepalen welke partijen de overhand krijgen

Drie visies op het strafrecht: strafrechtverharders (sv), strafrechtafschaffers (sa), strafrechthervormers (sh). De mening van de 3 visies in drie onderwerpen:


1. Criminaliseren of decriminaliseren?
Deze vraag doet zich vooral voor bij ethische kwesties als drugs, seksualiteit en abortus.
Sv: respect voor de mensheid afdwingen met meer duidelijke regels.
Sa: je moet mensen hun vrijheid niet afpakken. Ze kunnen zelf ook wel keuzes maken.
Sh: wel voor vrijheid, maar als ze er misbruik van maken  duidelijk strafrecht.

2. ‘Big brother is watching you’ of ‘vrijheid blijheid’?
Sv: preventief strafrecht is noodzakelijk  dan wel minder vrijheid, maar wel meer veiligheid
Sa: politie is nu eerder een bedrieger dan een beschermer van de rechtsstaat. De staat overdrijft de criminaliteit om naar het gezag te luisteren. Onderdrukking geeft meer verzet.
Sh: voldoende opsporingsmiddelen, vooral reactief strafrecht (politie optreden na misdrijf)

3. Straffen of heropvoeden?
Sv: hardere en langere straffen.
Sa: voor dading (regeling tussen dader en slachtoffer o.l.v. een rechter)herstellen van vrde en veiligheid, minder zware straffen.
Sh: resocialisatie (heropvoeding), meer alternatieve- en taakstraffen.


THEMA A, HOOFDSTUK 2: IS DE RECHTSSTAAT IN CRISIS?

Paragraaf 2.1

Gelijkheidsbeginsel: iedereen in Nederland wordt in gelijke gevallen gelijk behandeld.
Vaak komt er door het opheffen van ongelijkheden meer vrijheid.
Ideeën over vrijheid en gelijkheid veranderen voortdurend.

Discriminatie is verboden, toch wordt er door de overheid weleens positieve discriminatie toegepast.
Burgers die vinden dat ze gediscrimineerd worden, hoeven niet gelijk naar de rechter te gaan. Ze kunnen hun klacht indienen bij de Commissie Gelijke Behandeling. Deze toets de klacht op strafbaarheid bij de grondwet en de Algemene Wet Gelijke Behandeling (1994).

De strafwetgeving: publiek en privébezit
Regering en parlement zijn de strafwetgever. In de strafwet is privé bezit beter beschermd dan het publiek bezit. Lagere sociale groepen zullen vaker privébezit aantasten, terwijl hoge sociale groepen eerder het publieke bezit aantasten.
De wet maakt onderscheidt tussen witteboordencriminaliteit (criminelen van hogere sociale afkomst die het publieke bezit aantasten) en blauweboordencriminaliteit (criminelen van lagere sociale afkomst die het privé bezit aantasten). De maximum staf voor het plegen van blauweboordendelicten ligt van deze twee het hoogst.

Het uitvoeren van de strafwet: opsporen en vervolgen

Blauweboordendelicten komen vaak voor en zijn gemakkelijk aan te tonen. Rechtszaken tegen witteboordencriminelen komen weinig voor. Als er toch een dader van fraude of iets dergelijks wordt gepakt, dan gaat deze eerst in overleg met de benadeelde partij. Alleen grote zaken komen voor het OM te liggen. Er volgt dan een schikking, een technisch sepot (onvoldoende bewijs), of een beleidssepot (vervolgen heeft teveel nadelen voor het bedrijf).

Het debat: is er klassenjustitie in Nederland?
Klassenjustitie: het strafrecht werkt in de praktijk selectief.

Werkt het strafrecht wel of niet selectief?
- Rijkeren kunnen betere advocaten krijgen.
- Overheid is bang om ondernemers die voor werkgelegenheid zorgen aan te pakken.
- Officieren van Justitie hebben vaak geen zin in de heel lange en moeilijke processen tegen hoge pieven uit het bedrijfsleven.
- De rechter kan zich veel moeilijker verplaatsen in de lagere sociale groep.
- De rechter zou juist de hoogopgeleiden hard moeten straffen: zij hebben het immers al goed en weten heel goed hoe het hoort. .
- Blauweboordendelicten worden terecht hoger gestraft, want hebben een grotere impact op het gevoel van veiligheid.
- Blauweboordendelicten worden nou eenmaal vaker aangegeven.
- Het bewijsmateriaal bij witteboordendelicten is vaak moeilijk te verkrijgen.
- Politie en Justitie zijn goed opgeleid en hebben geen vooroordelen

- Mensen van hoge afkomst hebben meer te verliezen en zullen dus niet snel opnieuw de fout in gaan.
- Mensen van lagere afkomst hebben vaak geen geld op boetes te betalen.

Paragraaf 2.2

De basis: rechtshandhaving en rechtsbescherming
Macht hebben = je kunt mensen dwingen om te doen wat jij wilt.
In Nederland heeft de overid gezag. Mensen die werken voor de overheid zijn gezagdragers.
De overheid is verantwoordelijk voor de rechtshandhaving, maar ook voor de rechtsbescherming. Waar ligt de balans tussen deze twee?

De uitwerking: taken van de overheid
De politie kan namens de overheid geweld uitoefenen. Taken van de politie zijn:
- opsporen van wetsovertreders – handhaven van de orde – hulpverlening

De taken van het OM zijn:
- leidinggeven bij de opsporing - verdachten voor de rechter brengen
- zorgen dat straffen worden uitgevoerd

De toepassing: hoe geloofwaardig is de overheid?
Een land wordt veiliger als de pakkans en de strafkans groter worden. De hoogte van de straf doet er vaak minder toe. Daarnaast is het belangrijk dat de crimineel snel na zijn misdrijf wordt gepakt. De politie en het OM hebben een prestatiecontract met de overheid: hoe meer criminelen ze oppakken, vervolgen en berechten, hoe meer geld ze krijgen. Desondanks wordt slechts een klein deel van de gepleegde misdrijven gestraft. Dit veroorzaakt onrust onder de bevolking.
Voor het vertrouwen in de rechtstaat is het ook van belang dat er geen onschuldige mensen gestraft worden. Om dit te voorkomen zijn er strenge regels opgesteld. Zo is het OM verplicht om ook ontlastende bewijzen in een strafdossier op te nemen. Ook moet er bewijs zijn dat iemand iets heeft gedaan. Bewijs kan bestaan uit:

- verklaringen van getuigen
- een bekentenis van de verdachte zelf
- verklaringen van psychologen
- schriftelijke documenten, geluids- en beeldopnamen
- voorwerpen (bijv. een moordwapen met DNA-afdrukken van de dader)

Het debat: falen politie en justitie?
Conservatieven zullen benadrukken dat meer rechtshandhaving nodig is om misdaad te voorkomen. Zo zou de zitkans moeten stijgen en politie en justitie zouden meer bevoegdheden en minder plichten moeten krijgen.
Linkse politici zullen vooral de nadruk leggen op het idee dat niemand onterecht veroordeeld mag worden. Prestatiecontracten zijn geen goed idee, want die leiden alleen tot tunneldenken = een verdachte voortijdig als dader aanmerken en het als gevolg daarvan wegredeneren van ontlastend bewijs.
Politici uit het midden erkennen sommige fouten van politie en justitie, maar zeggen wel dat de media alles ongelooflijk opblaast.



Paragraaf 2.3

De basis: criminaliteitsbestrijding

De rechter is onafhankelijk en hoeft dus aan niemand verantwoording af te leggen. Hierom wordt een rechter benoemt voor het leven en staat zijn salaris vast. De rechter mag alleen de wet toepassen en mag zich dus niet laten leiden door zijn emoties.

De uitwerking: eigenrichting
Er bestaat administratief recht (onenigheid tussen burgers en overheid) civiel recht (‘burgerruzies’) en strafrecht (misdrijven). Als burgers eigen rechter gaan spelen en met geweld bijvoorbeeld criminelen straffen, dan noemen we dit eigenrichting. Dit is verboden. Wel zijn burgers verplicht om mensen in nood te helpen. Dit is een voorbeeld van actief burgerschap.

De toepassing: burger zet politiepet op
Burgers mogen zichzelf en anderen verdedigen als ze bedreigd worden. Dit heet noodweer.
De grenzen van noodweer:
Je mag jezelf bij een acute dreiging verdedigen, je mag als zelfverdediging proportioneel geweld toepassen. Je mag in een panieksituatie meer geweld gebruiken dan noodzakelijk: als je bestolen bent, kun je zo geschrokken zijn dat je de dater een stomp geeft, terwijl deze zich al heeft overgegeven (noodweerexces).

Buurt/burgerwachten mogen er zijn, maar moeten zich wel houden aan de wet. Bovendien mogen burgerwachten mensen alleen op heterdaad staande houden (burgerarrest), waarna ze meteen de politie moeten bellen. Burgers mogen zichzelf niet preventief bewapenen of mensen op straat fouilleren. Dit mag alleen de politie. Bovendien is het bekendmaken en vernederen (naming and shaming acties) van iemand die in aanraking is gekomen met politie en justitie verboden.

Het debat: eigenrichting of actief burgerschap

Progressieve politici vinden burgerwachten niet zo’n goed idee. Ze zijn vooral bang voor een ‘overgecontroleerde’ samenleving en het ontstaan van een geweldsspiraal (gebruik van geweld roept weer nieuw geweld op) Ook zullen burgerwachten mensen niet altijd even gelijk behandelen.
Conservatieve politici vinden burgerwacht een goede zaak, omdat het ertoe leidt dat mensen meer met elkaar betrokken raken en de veiligheid groter wordt.
Politici uit het midden vinden burgerwacht goed, maar wel onder regie van de politie.

THEMA A, HOOFDSTUK 3: WAT IS DE IDEALE RECHTSSTAAT?

Paragraaf 3.1

De basis: beeldvorming over criminaliteit
Wat doet de informatie van de media met je? De media kan bijvoorbeeld manipuleren. Volgens de injectienaaldtheorie bepaalt de media jouw eigen ideeën. De agendatheorie benadrukt dat de media alleen bepaalt waar mensen over praten. Volgens de opinieleidertheorie neemt men juist de mening van de opinieleiders over. Er bestaat ook nog de theorie van de selectieve perceptie (het publiek vervormt alle informatie zo, dat het binnen hun referentiekader past).
De media kan in ieder geval jouw mening over bepaalde zaken erg goed beïnvloeden.

De uitwerking: criminaliteitsstatistieken
De media kan ofwel de witteboordencrimininaliteit ofwel de blauweboordencriminaliteit in een negatief daglicht zetten. De objectieve veiligheid (feitelijk, volgens de statistieken) is in Nederland groter dan de subjectieve veiligheid (hoe veilig men zich voelt). Dit komt deels doordat de media nogal verslaafd is aan criminaliteit. Zo krijgen de burgers een vrij beangstigend beeld van de situatie.
De niet geregistreerde/verborgen criminaliteit is erg groot in Nederland. Vooral de opinieleiders die roepen om een harde rechtsstaat krijgen de laatste jaren veel zendtijd van de media. Dit beïnvloedt de publieke opinie.


De toepassing: het overheidsbeleid
De overheid hoort via de media de roep om een harde rechtstaat en heeft dat vertaald naar een strenger beleid. De regering voert een vijfsporenbeleid toe:
1. Risicojongeren: jongeren van 8-16 jaar in de grote steden. Meer toezicht op spijbelen, coaching bij de opvoeding, HALT-straffen en eventueel jeugdgevangenissen.
2. Veelplegers: grootste deel van blauweboordencriminaliteit, vaak drugsverslaafden. Moeten afkicken, krijgen maximaal 2 jaar celstraf en kunnen elektronisch huisarrest krijgen. (1 en 2 zijn voorbeelden van veelvoorkomende criminaliteit)
3. Zware criminaliteit: ook georganiseerde criminaliteit. Moeten hard aangepakt worden met flinke celstraffen.
4. Fraude: financiële specialisten zijn erop toe dat alles er eerlijk aan toe gaat in het bedrijfsleven. Deze witteboordencriminaliteit wordt overigens niet heel hard aangepakt.
5. Terrorisme: worden constant in de gaten gehouden door o.a. AIVD, worden vaak met veel machtsvertoon preventief opgepakt.

Paragraaf 3.2

De vergelijking: Nederland en Turkije
De drie eisen die de EU aan haar lidstaten stelt:
1. Democratie en mensenrechteneerbiediging
2. Alle bestaande wetten en regels van de EU worden geaccepteerd en gehandhaafd.
3. Een goed werkende markteconomie om zo later ook deel te gaan uitmaken van de interne Europese markt.

Turkije wel of niet in de EU?
Niet, want:
Turkije is geen echte rechtsstaat waarin iedereen gelijk behandeld wordt, de mensenrechten worden niet gerespecteerd, de politie treedt veel te hard op tegen de burgers, militairen hebben nog deels de macht in handen en er is in de praktijk bovendien geen vrijheid van godsdienst. (geen/zeer harde rechtsstaat)
Wel, want:

Je moet het functioneren van de Turkse rechtsstaat beoordelen naar Turkse normen en waarden en niet vergelijken met de Nederlandse rechtsstaat. Bovendien maakt Turkije al grote vorderingen (zo is de militaire macht sterk afgenomen). Toetreding tot de EU kan Turkije juist helpen bij het maken van deze vorderingen. Bovendien zijn sommige politici van mening dat de situatie in Europa veiliger en stabieler wordt als Turkije lid wordt.

De internationale relatie: Nederland en de wereld

Nederland en de EU
Verdrag van Maastricht 1991: EU is een feit. De Eu heeft veel invloed op verschillende gebieden, vooral op het gebied van landbouw, visserij en milieubescherming, maar ook bij de criminaliteitsbestrijding werken de EU-landen samen. Geschillen die te maken hebben met Europese regelgeving kunnen worden voorgelegd aan het Europese hof van Justitie. Er klonk zelfs een roep om een Europese grondwet, maar dit voorstel is afgewezen.

Nederland en de VN
Doel van de VN is internationale veiligheid. Na de val van de Berlijnse muur spraken de VS van de nieuwe wereldorde, maar in feite is er tegenwoordig meer instabiliteit en geweld in de wereld dan voorheen.

De VN als politieagent
Veiligheidsraad (15 leden, vijf permanente leden met vetorecht, 9 wisselende). Voor een besluit moeten negen leden instemmen. Commissie voor de mensenrechten, Internationaal Gerechtshof (voor conflicten tussen mensen) en Internationaal Strafhof (voor criminelen die de mensenrechten hebben geschonden).
Peace making (bemiddeling via het Internationaal Gerechtshof), peace keeping (strijdende partijen willen vrede sluiten en krijgen hierbij hulp van de VN), peace enforcing, peace building/

Het debat: het beste internationale veiligheidsbeleid

Wanneer grijpen we in, hoe en wie beslist daarover? Links: orozaken aanpakken, VN-troepen niet te snel inzetten, midden: sterke diplomatie, rechts: VS als politieagent.

REACTIES

V.

V.

Het stuk van Trias Politica klopt niet: de wetgevende macht is regering (koningin + ministers)en parlement (1e en 2e Kamer), de uitvoerende macht is ministers en ambtenaren

13 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.