Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Hoofdstuk 1

Beoordeling 6.1
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 742 woorden
  • 21 september 2014
  • 11 keer beoordeeld
Cijfer 6.1
11 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

§1 Waarom maatschappijleer?

Als je in de maatschappij kijkt zie je dat er overal afspraken en regels zijn.
Er zijn in dit boek vier thema’s zodat je de samenleving vanuit een juridische, een politieke, een culturele en een sociaaleconomische invalshoek kan zien, waarbij er telkens actuele vragen en dillema’s (een lastige keuze uit twee of meer alternatieven) aan de orde komen.
De vier thema’s zijn:
- Nederland als rechtsstaat
- De Nederlandse parlementaire democratie
- De pluriforme samenleving
- De Nederlandse verzorgingsstaat

Een persoonlijk probleem is een individueel probleem (bijvoorbeeld iemand die last heeft van rugklachten), het tegenovergestelde hiervan zijn maatschappelijke problemen.
We spreken van een maatschappelijk probleem als:

  • Het grote gevolgen heeft voor grote groepen
  • De overheid zich bezig kan houden met de oplossing ervan.
    (ze kunnen bijvoorbeeld nieuwe regels en wetten maken, hiermee is het meteen een politiek probleem , omdat gekozen politici de taak hebben het probleem op te lossen)
  • Het heeft te maken met tegenstellingen
    (De grootste tegenstellingen zijn:
    -politieke visies
    -geloofs- en levensovertuigingen
    - maatschappelijke posities)

Met het vak maatschappijleer leer je hoe je jouw beargumenteerde mening kunt geven over allerlei (met name maatschappelijke) situaties en kwesties kunt geven.

 

§2 De kernbegrippen

Een waarde is een uitgangspunt of principe dat mensen belangrijk vinden in hun leven (bijvoorbeeld hulpvaardigheid), waarden leiden tot regels over het gedrag van mensen en dat zijn normen (opvattingen over hoe je je op grond van een bepaalde waarde behoort te gedragen).
Normen zijn meestal sociale verplichtingen (een regel die wordt opgelegd door je omgeving, bijvoorbeeld geen geluidsoverlast is daar een voorbeeld van). De belangrijkste normen zijn opgeschreven in wetten, en daarnaast zijn er nog veel ongeschreven regels zoals fatsoensnormen.

Elk mens heeft belang bij iets (een belang is het voor- of nadeel dat iemand ergens bij heeft).

Macht is het vermogen om het gedrag of het denken van anderen sterk te beïnvloeden. Er zijn verschillende soort macht zoals formele macht of gezag (bijvoorbeeld een burgemeester die een voetbalwedstrijd verbied), maar ook heb je invloed wat bijvoorbeeld een soort macht in je vriendengroep is.

Als mensen macht willen uitoefenen hebben ze een machtsmiddel nodig (een middel waarmee je het gedrag van anderen kunt beïnvloeden), voorbeelden van machtsmiddelen zijn: geld, beroep, een bepaalde functie, kennis, overtuigingskracht, aanzien, geweld en aantal (veel mensen bij elkaar).

Niet voor iedereen is hetzelfde normaal dit komt omdat er in de samenleving veel verandering optreedt, deze veranderingen hebben te maken met:

  • De plaats waarin je woont (gastvrijheid)
  • De tijd waarin je leeft (het krijgen van kinderen was vroeger heel normaal terwijl tegenwoordig veel minder mensen hier belang bij hebben)
  • De groep waarbij je hoort (de cultuur)

Als mensen op dit soort vlak veel rekening met elkaar houden ontstaat er meer sociale cohesie (samenhang tussen mensen in een gemeenschap of samenleving).

Voor een analyse van maatschappelijke problemen zijn er analysevragen.

 

§3 Wat is waar, wat is niet waar?

Als je wilt nagaan of iets betrouwbaar is moet je jezelf de volgende vragen stellen:

  • Is er een bronvermelding (en ook een betrouwbare)? (Het CBS is bijvoorbeeld een goede bron voor cijfermateriaal)
  • Is er duidelijk onderscheid tussen feiten en meningen? (Feiten zijn objectief, meningen zijn subjectief)
  • Wordt het onderwerp van verschillende kanten bekeken? (hoor en wederhoor (of er verschillende betrokkenen zijn gehoord) is hier belangrijk)

Het dus belangrijk dat je eerst kijkt of de informatie betrouwbaar is voordat je hem gebruikt, anders heb je er waarschijnlijk niks aan, bijvoorbeeld bij informatie op internet kan iedereen er informatie opzetten wat dus heel snel leugens zijn, of te eenzijdige informatie.

Communicatie betekent het doorgeven va informatie. Bij communicatie is altijd een zender (iemand die de informatie vertelt) en een of meerdere ontvangers (de mensen aan wie de informatie wordt vertelt). Hierbij kan van alles misgaan zoals:

  • De zender vertelt die informatie verkeerd
  • De ontvanger ontvangt de informatie verkeerd

Als dit voorkomt spreken we van communicatieruis (de overdracht van informatie verloopt niet goed).

 

 

 

Communicatieruizen:

Tijdens de overdracht van informatie kunnen stereotypen en vooroordelen ontstaan. Stereotype is een vaststaand beeld van een hele groep mensen (bijvoorbeeld: Fransen eten altijd stokbrood). Door stereotypering ontstaan gemakkelijk vooroordelen (je oordeelt over iets of iemand zonder dat je de persoon of die zaak hebt leren kennen).  Dit kan makkelijk leiden tot discriminatie (waarbij iemand mensen van een bepaalde groep anders behandelt op grond van kenmerken die in de gegeven situatie niet van belang zijn).

 

 

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.