Hoofdstuk 1

Beoordeling 6.7
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 1220 woorden
  • 6 februari 2009
  • 57 keer beoordeeld
Cijfer 6.7
57 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Hoe blijf jij online in balans?

Media zijn de hele dag om ons heen en dat is niet zonder effecten. Daarom staat de Week van de Mediawijsheid, die vrijdag is begonnen, in het teken van gezond schermgebruik. Hoe deel jij je schermtijd zo in, dat jij je er goed en gezond bij voelt? We vroegen het aan jongeren in deze video van HoeZoMediawijs.nl.

Lees meer

Maatschappijleer Hoofdstuk 1: Wat is maatschappijleer?

Wat is het doel van maatschappijleer?
Overal waar mensen samenleven, moeten zij rekening met elkaar houden. De vrijheid van de één, botst anders met de rechten van een ander.

In iedere samenleving worden regels vastgesteld, bijvoorbeeld ook in een gezin. Die regels hoeven niet altijd hetzelfde te zijn.
De waardering van de regels loopt ook uiteen; dat wil zeggen: Een ouder vindt dat de kinderen om 8 uur naar bed moeten, maar een kind kan dat bijvoorbeeld belachelijk vinden.

Welke regels op een bepaald moment gelden hangt af van:
• Opvattingen van degene(n) die de meeste macht heeft/hebben
• De invloed van degene(n) met de ondergeschikte positie
• De machtsmiddelen van beide groepen

In Nederland worden de meeste regels democratisch (= via verkiezingen) vastgesteld. Je hebt daarmee iets te zeggen over de aanpak van maatschappelijke problemen.

- Maatschappijleer gaat over maatschappelijke problemen en kwesties; NIET over persoonlijke problemen. Jou rugpijn is dus geen maatschappelijk probleem, maar als iedereen rugpijn heeft door de slechte stoelen in het openbaar vervoer, dan weer wel.

Je spreekt van een maatschappelijk probleem als:
1. Het gevolgen heeft voor grote groepen in de samenleving; We spreken ook wel van sociale problemen omdat de kwesties veel mensen in de samenleving raken. Voorbeelden zijn drugsproblematiek, fileprobleem, kinderarbeid en klimaatverandering
2. Het door maatschappelijke ontwikkelingen wordt veroorzaakt; maatschappelijke problemen ontstaan doordat een samenleving dynamisch is. Het ene komt door het andere zo komt bijvoorbeeld vergrijzing door medische vooruitgang.
3. Het te maken heeft met tegengestelde belangen; mensen in een stad hebben bijvoorbeeld niks aan meer geld voor de landbouw. Belangentegenstellingen zijn er ook binnen één persoon; je ergert je aan files maar je wil ook geen nieuwe autowegen omdat je dat zonde vindt van het milieu.
4. Het gemeenschappelijk opgelost moet worden Het oplossen van maatschappelijke problemen is in de handen van politici. Vanwege de noodzaak van nieuwe regels en wetten om iets op te kunnen lossen, noemen we maatschappelijke problemen ook politieke problemen.

- Maatschappijleer gaat over de manier waarop we de samenleving vormgeven: hoe gaan we met elkaar om, hoe nemen we besluiten en hoe lossen we problemen op?

4 thema’s van maatschappijleer:
• Rechtstaat; de manier waarop de persoonlijke vrijheid en rechtszekerheid van burgers gewaarborgd is. Kernvraag: Wat is de essentie van de rechtstaat en hoe ver mag de overheid gaan om onze vrijheid en veiligheid te garanderen?
• Parlementaire democratie; de manier waarop in Nederland besluiten worden genomen, hoe politici te werk gaan en hoe burgers hierop invloed kunnen uitoefenen. Kernvraag: Op welke manier kan Nederland volgens jou het beste geregeerd worden?
• Pluriforme samenleving; de manier waarop het samenleven van mensen met verschillende achtergronden en opvattingen vorm krijgt. Kernvraag: Hoe vind jij dat mensen met verschillende leefwijzen het best met elkaar om kunnen gaan?
• Verzorgingsstaat; de manier waarop mensen voor zichzelf zorgen? Kernvraag: Wanneer moeten mensen hun problemen zelf oplossen en wanneer moet de overheid helpen?

Ons handelen wordt sterk bepaald door waardeoordelen.
Waarde = uitgangspunten of principes die mensen belangrijk en nastrevenswaardig vinden

Sommige waarden vindt iedereen belangrijk (eerlijkheid), andere waarden horen typisch bij bepaalde groepen (creatieve vrijheid)

Als je veel waarde hecht aan een bepaalde waarde vloeit daaruit voort dat je ook van andere verwacht dat ze zich aan deze waarde houden  norm
Norm = opvatting over hoe je je op grond van een bepaalde waarde behoort te gedragen.

Sommige waarden en normen gelden voor de hele samenleving, andere alleen binnen een bepaalde groep.

Idealen = waarden die op een concreet niveau liggen, en die je heel graag wilt verwezenlijken (bijvoorbeeld later in New York gaan wonen)

Iedereen heeft andere belangen, jij hebt belang bij een verhoging van de studiebeurzen, maar iemand die daar extra belasting voor betaalt niet.
Belang = het voor- of nadeel dat iemand ergens bij heeft.
Soms heeft een belang met financieel voor- of nadeel te maken, maar niet altijd.

Macht = het vermogen om het gedrag van anderen te beïnvloeden.
Gezag = macht die in regels en wetten is vastgelegd.
Het verschil is dus dat macht NIET wettelijk is vastgelegd en gezag WEL.

Bij informele macht beïnvloeden mensen elkaar zonder dat er sprake is van een geformaliseerd systeem van sancties.

De uitoefening van macht vindt plaats binnen de toepassing van machtsbronnen (bijvoorbeeld geld, functie of beroep, kennis, aanzien, geweld..). Machtsbronnen kunnen als machtsmiddelen worden gebruikt om het gedrag van anderen te beïnvloeden.
Zo heeft een arts als je ziek bent macht over jou door zijn medische kennis en zijn vermogen om medisch in te grijpen.

De samenleving verandert voortdurend. Steeds ontstaan er maatschappelijke kwesties die vervolgens worden opgelost, afhankelijk van de normen, waarden en belangen die op dat moment heersen. Dit noem je de dynamiek van de samenleving.

Welke normen, waarden en belangen overheersen, hangt af van:
• Plaats (In Nepal heb je het kastensysteem, in Nederland niet)
• Tijd (Vroeger was goed onderwijs minder belangrijk dan nu)
• Groep (Racisten zijn tegen asielzoekers, terwijl anderen juist een multiculturele samenleving willen)

Je spreekt van sociale cohesie wanneer mensen in een land het gevoel hebben bij elkaar te horen.

Kennis van zaken

- Een van de doelen van het vak maatschappijleer is dat je kritisch leert omgaan met informatie en niet zomaar alles gelooft wat je in een krant, tijdschrift of op internet leest

Als je wilt weten of wat je leest betrouwbaar is moet je hierop letten:
• Wordt er een bronvermelding genoemd?
• Is er duidelijk onderscheid tussen feiten (=objectief, controleerbaar) en meningen (=subjectief, niet controleerbaar)?
• Wordt iets van verschillende kanten bekeken?  hoor en wederhoor

Kranten en nieuwsuitzendingen zijn meestal betrouwbaar omdat professionele journalisten nauwkeurig omgaan met informatie. Op het internet kan iedereen informatie uitzenden, daardoor weet je niet altijd of de informatie betrouwbaar is.

6 theorieën over de invloed van de media op mensen:
• Injectienaaldtheorie; de media werd gezien als een injectienaald die het publiek druppel voor druppel met bepaalde ideeën kon volspuiten. 3x injectienaaldtheorie:
o Manipulatie = opzettelijk feiten weglaten of verdraaien
o Propaganda = opzettelijk eenzijdige informatie geven om mensen te beïnvloeden
o Indoctrinatie = langdurig, systematisch en heel dwingend eenzijdige opvattingen en meningen opdringen aan het publiek.
• Multiple-step-flowtheorie; massamedia hebben een indirecte invloed via opinieleiders (= mensen om ons heen met veel gezag)
• Cultivatietheorie; televisie speelt een dominante rol in het overdragen van cultuur. Mensen die bijvoorbeeld naar fictieve programma’s kijken gaan de werkelijkheid verwisselen met de televisiewerkelijkheid.
• Selectieve perceptie; Als ontvangers van informatie nemen we deze nooit waar ZONDER er een eigen mening over te vormen  subjectief ; elke informatie wordt zodanig vervormd dat deze zoveel mogelijk past in ons referentiekader (= het geheel van persoonlijke waarden, normen, kennis en ervaring)
• Agendatheorie; De informatie die de media ons aanreiken, zet ons aan het denken en aan het praten. Pas daarna vindt de meningsvorming plaats. De media beïnvloedt ook soms de politieke agenda.
• Framingtheorie; De media presenteert een bepaald onderwerp vanuit een bepaalde invalshoek en beïnvloedt daardoor de manier waarop mensen denken.

Tijdens de overdracht van informatie ontstaat beeldvorming. Als een krant vaak ingaat op jongeren die iets vernielen, kan dit leiden tot stereotyperingen (/generaliseringen) en vooroordelen.
Stereotypering = een vaststaand beeld hebben van een groep mensen aan wie je allemaal dezelfde kenmerken omschrijft.

Het gevaar van stereotypering is dat het kan leiden tot intolerantie en discriminatie
Discriminatie = mensen van een bepaalde groep anders behandelen op grond van kernmerken die in de gegeven situatie niet van belang zijn.
Voorbeelden hiervan zijn: huidskleur, leeftijd, seksuele voorkeur en geloof.

Discriminatie is ook nadelig voor de sociale cohesie.

REACTIES

J.

J.

echt een gruwelijke samenvatting nu hoef ik de moeite niet te doen echt thanks

14 jaar geleden

W.

W.

DANKJEWELLLL

14 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.