H5: Verzorgingsstaat

Beoordeling 7.5
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 1448 woorden
  • 29 oktober 2016
  • 9 keer beoordeeld
Cijfer 7.5
9 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Verzorgingsstaat
PARAGRAAF 1
Verzorgingsstaat: de overheid bemoeit zich actief met de welvaart en het welzijn van haar inwoners. (de overheid zorgt voor de burgers)
Welvaart: de mate waarin mensen over voldoende middelen beschikken om hun behoeften te vervullen. (economie)
Welzijn: de mate waarin mensen tevreden zijn over hun lichamelijke en geestelijke gezondheid. (geluk) Verzorgingsstaat  1962  Nederlandse socioloog  Piet Thöenes
‘Welvaartsstaat’  Term die eerder werd gebruikt door sociologen voor landen waarin de overheid zich inspande om burgers te behoeden voor armoede en andere ellendige leefomstandigheden. Piet Thöenes: Verzorgingsstaat is een samenleving waarin de overheid zich garant stelt voor het collectieve sociale welzijn. Maar wel met een democratisch staatsbestel en met het kapitalistische productiesysteem. Actief ingrijpen van de overheid zou dus niet ten koste mogen gaan van de economische vrijheid en de grondrechten van burgers. Solidariteitsgedachte: In een groep of samenleving is er bereidheid om risico’s met elkaar te delen. Er is sprake van collectief belang. We moeten met zijn allen voor elkaar zorgen. Functies van de verzorgingsstaat:

• Verzekeren:
1. Je betaald sociale premies voor ziekte, arbeidsongeschiktheid en werkloosheid.
2. Iedereen betaald belasting.
3. Van dit belastinggeld worden sociale voorzieningen zoals AOW en Kinderbijslag betaald.
4. Al deze regelingen vormen samen het socialezekerheidsstelsel: Dit stelsel verzekert mensen van een inkomen bij werkloosheid, ziekte, ouderdom of arbeidsongeschiktheid.
• Verzorgen (voorbeelden):
1. Zorgverzekeraar betaalt de huisarts of een operatie in het ziekenhuis.
2. Alle vrouwen die bevallen hebben recht op kraamhulp.
3. Verzorgings- en verpleeghuizen.
Als je hulp nodig hebt voor bepaalde aandoeningen, heb je recht op bijvoorbeeld de bovenstaande voorbeelden.
• Verheffen:
Goed onderwijs is gunstig voor de verzorgingsstaat, omdat hoogopgeleiden vaak meer belasting en premies betalen. Een goede opleiding geeft je de kans om te ontplooien en vergroot het je kans op de arbeidsmarkt. Goed onderwijs is belangrijk voor onze samenleving want zo kunnen we concurreren met buitenlandse economieën.
• Verbinden:

1. Het socialezekerheidsstelsel maakt je afhankelijk van elkaar, je betaalt voor elkaar.
2. De overheidsbemoeienis verkleint de sociale ongelijkheid tussen mensen.
3. Onderwijs brengt verschillende groepen mensen bij elkaar. Sociale grondrechten die de overheid verplichten om er actief naar te streven:
1. Voldoende werkgelegenheid
2. Bestaanszekerheid en welvaart
3. Een goed leefmilieu
4. Volksgezondheid en voldoende woongelegenheid
5. Goed onderwijs
De mensen hebben ook plichten. De overheid moet zich inspannen om iedereen aan werk te helpen, maar in ruil daarvoor  bestaat voor burgers het sollicitatieplicht. Als iemand niet actief op zoek is naar werk heeft hij geen recht op een uitkering. Een andere plicht is het betalen van premies en belastingen. Communisme en socialisme  gelijkheid  planeconomie  in handen van de overheid
Kapitalisme  vrijheid  vrijemarkteconomie  overheid niet actief

Drie modellen van verzorgingsstaten:
• Scandinavisch model:
1. ‘Flexicurity’ is het kernwoord. (flexibele arbeidsmarkt en sterke sociale zekerheid).
2. Flexibele arbeidsmarkt: Makkelijk ontslagen maar snel nieuwe baan.
3. Individuele begeleiding bij werkloosheid en goede uitkeringen.
4. Sociale zekerheid: hoge uitkeringen en uitgebreide verlofregelingen.
5.  Hoge collectieve lastendruk.
• Angelsaksische model:
1. Geen uitgebreide sociale zekerheid eigen verantwoordelijkheid, vrijheid en particulier initiatief belangrijk.
2. Goed ondernemingsklimaat
3. Overheid heeft een bescheiden rol: gezondheidszorg en onderwijs moeten mensen zelf regelen.
4. Korte duur voor uitkeringen en mensen betalen minder belastingen en premies (door lage overheidsuitgaven)
• Rijnlands/corporatistisch model:
1. Samenwerking overheid, werkgeversorganisaties en vakbonden

2. Sociale zekerheid belangrijk
3. Kenmerkend voor Nederland
4. Goed beschermt tegen ontslag of ziekte
5. Automatische pensioenpremies   PARAGRAAF 2
Tot 1850: Nachtwakersstaat
1850-1950: Overgangsperiode
1950-nu: Verzorgingsstaat
Nachtwakersstaat
• Gebaseerd op liberale grondslag
• De economie steunde op het principe van de vrije markt.
• Nachtwakersstaat: een staat waarin de overheid zich beperkt tot het handhaven van rechtsorde. Zwakkeren werden geholpen door rijken of kerken. Armenwet (1854): Voor het eerst: Zorgplicht voor de overheid voor mensen die niet zelf hun onderhoud kunnen voorzien.
• Katholieken en protestanten wilden zwakkeren beschermen en zagen overheidsbemoeienis als aanvulling op hun eigen inspanningen.
• Socialisten streefden naar betere leefomstandigheden en wilden een sterkere rechtspositie van arbeiders.

• Liberalen zagen verloedering, onveiligheid en armoede als een bedreiging. Er ontstond een gemengde markteconomie  goede scholing, een goed wegennet, vuilnisophaaldiensten en riolering. Overheid ging zich meer bemoeien met de economie. Na WO2 ontstond er een hoge werkloosheid en veel armoede.  De overheid ging zich er mee bemoeien en de werkloosheidsbestrijding was het begin van toenemende overheidsbemoeienis. Principieel verschil: de sociale zekerheid van voor de oorlog: alleen verzekeringen voor werkenden.
Sociale zekerheid van na de oorlog: van toepassing op alle burgers. Wederopbouw:
• Geleide loonpolitiek: niet werkgevers maar de regering besliste over loonstijgingen.
• Sociaaldemocraten  nieuwe sociale wetgeving  Werklozenwet en ziektewet
Drie soorten uitbreiding:
1. Het  aantal risico’s dat gedekt werd. (AOW, Bijstandswet en WAO)
2. Het aantal gerechtigden. Het aantal mensen dat beroep deed op een uitkering steeg
3. Het aantal sectoren. De overheid ging op meer terreinen financiële steun verlenen.
4.  Socialezekerheidsstelsel
Mijlpalen die kenmerkend zijn voor de verzorgingsstaat:
• Algemene ouderdomswet (AOW)
• Vaccinatie bij baby’s
• Bijstandswet
• Anticonceptiepil
• Het woningbezit van woningbouwverenigingen steeg.
• Het onderwijs groeide   PARAGRAAF 3
Gemengde markteconomie Nederland doelen overheid:
• Een evenwichtige arbeidsmarkt. De overheid kan in slechte economische tijden de werkgelegenheid stimuleren door als opdrachtgever te investeren in grootschalige projecten.

• Een rechtvaardige inkomensverdeling. Minimumloon om onderkant van de arbeidsmarkt te beschermen en progressief belastingstelsel om mensen die veel verdienen meer belasting te laten betalen. + uitkeringen voor zieken, werklozen enz.
• Een evenwichtige betalingsbalans. ????
• Goede arbeidsvoorwaarden.
• Goede arbeidsomstandigheden. Door bijvoorbeeld de Arbowet en een inspectiedienst. Werkgeversorganisaties en vakcentrales  sociale partners
Op landelijk niveau:
• Sociaal-Economische Raad (SER)  de SER adviseert de regering
• Stichting van Arbeid  overleggen over arbeidsvoorwaarden
Collectieve arbeidsovereenkomst: (cao) een overeenkomst tussen werkgevers en werknemers uit 1 bedrijfstak over de arbeidsvoorwaarden. Harmoniemodel: partijen zoeken gezamenlijke oplossingen.
Poldermodel: er worden compromissen gesloten tussen overheid, vakbonden en werkgevers.   PARAGRAAF 4
Belangrijke doelen overheid over onderwijs:
1. Iedereen de kans geven om zijn of haar talenten te ontwikkelen
2. Zorgen voor voldoende hoogopgeleid personeel

Deze doelen bereiken  makkelijke doorstroming in het onderwijssysteem
Alle onderwijsinstellingen worden gecontroleerd door de Onderwijsinspectie. Er is een leerplicht voor iedereen tussen de 5 en 16 jaar en spijbelen is strafbaar. Belangrijke taak van de overheid: Iedere burger heeft recht op zorg en moet deze kunnen krijgen als dat nodig is. Je betaalt de zorgverzekering:
• Zorgpremies. Voor de basisverzekering.
• Inkomensafhankelijke bijdrage door middel van je loon.
• Eigen risico
Sociale zekerheidsstelsel:
• Sociale voorzieningen = Het geheel van uitkeringen waar mensen van gebruik kunnen maken als ze ziek, werkloos of oud zijn.
Deze worden niet uit premie opbrengsten betaald maar uit de algemene middelen (belastingen).
• Sociale verzekeringen = wettelijke regeling die werknemers (werknemersverzekering) dan wel alle ingezetenen (volksverzekering) beschermt tegen inkomensverlies en die wordt gefinancierd uit de opbrengst van sociale premies.
Sociale verzekeringen zijn verplicht. Werknemersverzekeringen:
• Werkloosheidswet (WW)
• Wet uitbreiding loondoorbetalingsplicht bij ziekte (WULBZ)

• Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) Volksverzekeringen:
• Algemene Ouderdomswet (AOW)
• Algemene Nabestaandenwet (ANW)
• Algemene Kinderbijslagwet (AKW) Sociale voorzieningen:
• Wet Werk en Bijstand (WWB)
• Bijstandsuitkering: Algemene bijstand en bijzondere bijstand   PARAGRAAF 5
“Piramide van Maslow”  5 basisbehoeften die mensen hebben
1. Zelfrealisatie
2. Erkenning en waardering
3. De behoefte om erbij te horen
4. Veiligheid en zekerheid
5. Lichamelijke behoeften
Arbeidsethos: De waarde die mensen aan arbeid toekennen.
Sociale ongelijkheid: een ongelijke verdeling van welvaart, macht en sociale privileges.
Maatschappelijke positie: de plaats die je inneemt op de maatschappelijke ladder. 4 factoren maatschappelijke positie:
• Economische factoren: beroep, inkomen en bezit

• Politieke factoren: macht
• Sociale factoren: waar je bent opgegroeid
• Culturele factoren: Ontwikkelingen van thuis. Sociale mobiliteit: mogelijkheid een andere maatschappelijke positie in te nemen   PARAGRAAF 6
Arbeidsmarkt: de plaats waar de vraag en het aanbod van arbeidskrachten elkaar ontmoeten
4 soorten werkloosheid:
• Frictiewerkloosheid: iemand heeft een korte tijd geen werk.
• Seizoenswerkloosheid: vind plaats door seizoensgebonden werkzaamheden
• Conjuncturele werkloosheid: periode waardoor tijdelijk de vraag afneemt
• Structurele werkloosheid: het werk verdwijnt door bijvoorbeeld automatisering
Ontwikkelingen arbeidsmarkt:
• Verdwijnen van bedrijfstakken en opkomst nieuwe bedrijfstakken: door automatisering, door verplaatsing fabrieken naar lage loonlanden, door de ontwikkeling van nieuwe industriële producten en door de groei van de dienstensector.
• Schaalvergroting bij bedrijven: Multinationals

• Informatisering van arbeid: De opslag van gegevens is heel erg verbeterd
• Flexibilisering van de arbeid: Thuiswerken, oproepkracht of tijdelijk contract.
• Internationalisering van de arbeidsmarkt: Globalisering.    

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.