H1 en H2

Beoordeling 5.5
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 3346 woorden
  • 29 oktober 2016
  • 15 keer beoordeeld
Cijfer 5.5
15 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
H1 §1 Waarom maatschappijleer?
Overal waar mensen met elkaar te maken hebben zijn regels en afspraken. (bijv. in een gezin) In de Nederlandse samenleving hebben we vier terreinen:
- Nederlandse rechtsstaat
      Rechtsstaat stelt regels voor de overheid en voor de burgers. Deze regels zijn voor iedereen gelijk       en zorgen ervoor dat je rechtsbescherming hebt en dat je je veilig kunt voelen.
- De Nederlandse parlementaire democratie

        Twee uitgangspunten:
1. De meeste stemmen gelden. Als er dus over een voorstel of wet wordt gestemd, kan die worden aangenomen als de meerderheid voor is. De meerderheid heeft dus veel macht.
2. De meerderheid ook rekening houdt met de belangen van de minderheid. Daarom krijgen bijvoorbeeld de kleine partijen ook spreektijd en wordt er naar hun opvattingen geluisterd.
- De pluriforme samenleving
       Een pluriforme samenleving is een samenleving waarin mensen leven met verschillende culturen,           tradities en leefstijlen. Een typisch cultuurkenmerk is religie. Nederland kent veel religieuze   stromingen.
- De Nederlandse verzorgingsstaat
       Nederland is een verzorgingsstaat, dat wil zeggen dat burgers sociale grondrechten hebben. Ook wel sociale verzorgingsrechten genoemd. De overheid heeft de plicht om voor de burgers te zorgen als zij daar zelf niet toe in staat zijn. Verzorgingsrechten draaien vaak om geld in de vorm van bijstand en uitkeringen. Maatschappelijke problemen verschillen van persoonlijke problemen. Iets wordt pas een maatschappelijk probleem als blijkt dat een grote groep ergens last van heeft door bijv. hoge werkdruk in Nederland. We spreken van een maatschappelijk probleem als het:
-  gevolgen heeft voor grote groepen in de samenleving
- door maatschappelijke ontwikkelingen wordt veroorzaakt
- te maken heeft met tegengestelde belangen
- gemeenschappelijk opgelost moet worden
Om dit op te lossen zijn er vaak nieuwe regels en wetten nodig of een aanpassing van bestaande regels. Zo wordt het een politiek probleem, omdat gekozen politici de taak hebben om oplossingen te bedenken.
Bij zoeken van oplossingen moeten er tegengestelde belangen en normen en waarden tegen elkaar worden afgewogen.

Duidelijke tegenstellingen bestaan tussen mensen met verschillende:
- politieke visies: bijv. om het fileprobleem op te lossen willen automobilisten graag meer en bredere snelwegen, maar milieuactivisten willen juist goedkoper openbaar vervoer.
- geloof- of levensovertuigingen: mensen die streng christelijk zijn willen bijv. dat abortus verboden wordt. Iemand die niet-gelovig is, heeft daar meestal minder moeite mee.
- maatschappelijke posities: een werkgever wil liever zo min mogelijk premies betalen, terwijl iemand zonder werk belang heeft bij een goede uitkering. Vaak word er een tussenoplossing gezocht, een compromis.   §2 Kernbegrippen
Waarden: het uitgangspunt of principe dat mensen belangrijk en nastrevenswaardig vinden.
Bijv. eerlijkheid, discipline, tolerantie.
Normen: opvattingen over hoe je je op grond van een bepaalde waarde behoort te gedragen.
Bijv. niet stelen, opruimen, huiswerk maken, niet discrimineren, iedereen accepteren.
Belangen: het voor- of nadeel dat iemand ergens bij heeft (vaak financieel).
Bijv. studenten, overheid.
Macht: het vermogen om het gedrag van anderen te beïnvloeden.
- formele macht/gezag: vastgelegd. (Leraar heeft de macht om je eruit te sturen)
- informele macht/gezag: niet vastgelegd. (Iemand die indruk op je maakt en je daarom volgt) De verschillende normen van mensen heeft te maken met:
De plaats waar je woont

De tijd waarin je leeft
De groep waar je bij hoort
Sociale cohesie = de samenhang tussen mensen in een gemeenschap of samenleving. Dus groepen mensen die iets gemeenschappelijks met elkaar hebben bijv. zelfde school, zelfde bedrijf etc.
§3 Wat is waar en wat is niet waar?
Betrouwbaarheid:
- bronvermelding: wie heeft het geschreven? zijn er cijfers van bekend? wat is de definitie?
- feiten of meningen: feit = objectief, zegt iets over de werkelijkheid. mening = subjectief, zegt iets over een mening
- verschillende kanten: aan verschillende personen gevraagd? Wat kan er misgaan tussen zender en ontvanger?:
- de ontvanger ontvangt de informatie verkeerd.
Begrip: Selectieve waarneming  elke informatie wordt zodanig vervormd dat deze zo veel mogelijk past in ons referentiekader; ‘je hoort wat je wilt horen’.
- de zender zendt de informatie verkeerd uit. Begrippen:
Manipulatie = feiten worden opzettelijk weggelaten of verdraaid zonder dat de ontvanger dit merkt. Propaganda = er wordt doelbewust eenzijdige informatie geven met als doel de mening van mensen te beïnvloeden.
Indoctrinatie = langdurige, systematisch en heel dwingende eenzijdige opvattingen en meningen worden opgedrongen aan het publiek.

Selectieve waarneming = elke informatie wordt zodanig vervormd dat deze zo veel mogelijk past in ons referentiekader.
Referentiekader = alles wat je bezit aan kennis, ervaringen, normen, waarden en gewoonten
- door informatieoverdracht ontstaan vooroordelen.
Begrippen:
Vooroordelen = als je over iets of iemand oordeelt zonder dat je die persoon of zaak hebt leren kennen.
Stereotypen = je hebt een vaststaand beeld van een hele groep mensen.
Discriminatie = waarbij je mensen van een bepaalde groep anders behandelt op grond van kenmerken die in de gegeven situatie niet van belang zijn.   H2 §1 Recht en rechtvaardigheid
Rechtsnormen = gedragsregels die door de overheid wettelijk zijn vastgelegd.
Rechtsstaat = waarin burgers met grondrechten worden beschermd tegen machtsmisbruik van de overheid.
Absolute monarchie = de regeringsvorm waarbij de koning alle macht heeft
Grondwet = waarin staat wat de grondrechten zijn en hoe het land geregeerd moet worden.
Ontstaan van de rechtsstaat:
Eerste grondwet in NL dateert uit 1798 toen NL bezet was door de Fransen. Pas door toedoen van de staatsman Thorbecke werd de grondwet in 1848 gewijzigd, zodat de macht van koning Willem II grondwettelijk aan banden werd gelegd. Geleidelijk werd NL een democratie.
In 1917 kregen alle mannen kiesrecht, in 1919 alle vrouwen. In 1983 werden sociale grondrechten in de grondwet opgenomen, zoals de plicht van de overheid om te streven naar een goede gezondheidszorg en een inkomen voor iedereen; vanaf dat moment was NL een sociale rechtsstaat. De grondwet is in NL steeds belangrijker omdat we een samenleving hebben die uit steeds meer culturen bestaat en de grondwet moet het fundament bieden waar iedereen het bijna helemaal mee eens is en waar iedereen op kan vertrouwen.

Rechten = datgene waar je recht op hebt, maar ook:
Plichten = datgene wat je moet doen bijv. belastingplicht, leerplicht en DNA-plicht. Rechtsgebieden:
Publiekrecht = regelt de inrichting van de staat en de relatie tussen burgers en overheid.
Het staatsrecht, met regels voor de inrichting van Nederlandse staat, bijv. bevoegdheden ministers, welke rechten heeft 2e kamerlid
Het bestuursrecht, met centraal de verhouding tussen burgers en overheid. Bijv. vergunningen aanvragen, en belastingrecht en het bevat bepalingen over je bescherming
Het strafrecht, met wettelijke strafbepalingen
Privaatrecht of burgelijke recht = regelt de betrekkingen tussen burgers onderling
Het personen- en familierecht, dat zaken regelt als huwelijk, geboorte, overlijden en adoptie
Het ondernemingsrecht, regelt voorwaarden waaronder je vereniging of bv kan oprichten.
Het vermogensrecht, regelt alle zaken die te maken hebben met geld, bijv. huurovereenkomst, erfenis en testament, arbeidsovereenkomst.   §2 Grondbeginselen van de rechtsstaat
Uitgangspunten van de rechtsstaat:
Bescherming tegen de macht van de overheid plus de wens van burgers om gelijk te worden behandeld en in vrijheid te kunnen leven. Deze zijn uitgewerkt in de volgende grondbeginselen: -  machtenscheiding (trias politica) (Montesquieu)
Volgens hem moest de macht van overheid worden verdeeld in 3 delen:

De wetgevende macht = stelt wetten vast.
Door: regering(ministers) en het parlement. Ministers komen met wetsvoorstel en parlement beslist.
De uitvoerende macht = zorgt ervoor dat goedgekeurde wetten precies worden uitgevoerd. Door: regering (ministers) die geven richtlijnen aan hun ambtenaren of instanties. bijv. schoolexamens, of arbeidsinspectie
De rechterlijke macht = beoordeelt of mensen, maar ook rechtspersonen of de overheid, wetten hebben overtreden en doet uitspraak over conflicten.
Door: onafhankelijke rechters
Belangrijkste van trias politica is dat machten elkaar controleren, ‘checks and balances’
Onafhankelijke rechters, bescherming door:
Je kunt je recht halen als je benadeeld wordt
Je wordt beschermd tegen ongeoorloofd overheidsoptreden
Het zorgt ervoor dat mensen geen eigen rechter gaan spelen, eerlijk proces
Rechters worden voor het leven benoemd en kunnen niet ontslagen worden. Zwarte toga=neutraliteit
Grondrechten kun je verdelen in:
Klassieke grondrechten = zoals vrijheid van godsdienst, meningsuiting en kiesrecht
Sociale grondrechten = zoals het recht op werk, gezondheidszorg en woongelegenheid.
Klassieke grondrechten moet de overheid garanderen, maar bij sociale grondrechten, daar hoeft de overheid alleen zijn best maar voor te doen.

Mensenrechten worden beschermd door EVRM (Europees verdrag voor de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden)
Legaliteitsbeginsel = de overheid mag alleen beperkingen opleggen aan de vrijheid van burgers als die regels voor iedereen gelden en door de volksvertegenwoordiging in wetten zijn vastgelegd. Dit is terug te zien in wetboek van strafrecht:
Strafbaarheid = iets is alleen strafbaar als het in de wet staat
Strafmaat = bij ieder strafbaar feit, maximale straf
Ne bis in idem-regel = na de uitspraak van de rechter kun je niet voor de 2e keer worden vervolgd
§3 Strafrecht: de opsporing
Overheid moet zorgen voor rechtshandhaving (=dat iedereen zich aan de wet houdt). De overheid bezit geweldsmonopolie.
Het is normaal dat rechtsregels veranderen, maar grondrechten niet. Die vormen een fundament van de rechtsstaat en kunnen alleen met 2/3e meerderheid in het parlement worden gewijzigd.
Rechtsbescherming = de grondwet beschermt burgers tegen andere burgers en tegen machtsmisbruik van de overheid.
Misdrijven = meer ernstige strafbare feiten
Overtredingen = minder ernstige strafbare feiten
Verschillen:
Overtredingen en misdrijven worden beide geregistreerd door justitie

Bij misdrijven: als je verdachte bent
Bij overtredingen: waarbij minimaal 100 euro boete of een voorwaardelijke vrijheidsstraf is opgelegd.
Bij misdrijven straffen hoger. Max. levenslang
Bij overtredingen max. straf is 1 jaar hechtenis
Een poging tot overtreding = niet strafbaar
Een poging tot misdrijf = wel strafbaar
Criminaliteit = alle misdrijven die in de wet omschreven staan
Wetboek van strafvordering = Hier staan alle regels omtrent het strafproces. Procedure strafproces:
1. Onderzoeksfase: politie verzamelt info en stuurt die d.m.v. proces-verbaal naar de Officier van Justitie.
2. Opsporingsfase: Officier van Justitie leidt het onderzoek.
3. Rechtszitting: rechter legt bij bewezen schuld straf op aan de verdachte. Iemand is verdachte wanneer er een redelijk vermoeden van schuld is. Dwangmiddelen = Middelen die de politie tijdens het opsporingsonderzoek mag gebruiken:
- staande houden

- aanhouden (arresteren)
- fouilleren = zijn kleding en lichaam worden onderzocht
- vasthouden
- bewijsmateriaal in beslag nemen
Met toestemming van de rechter commissaris:
- huiszoeking
- infiltratie in misdaadorganisaties/terroristische groeperingen
- opvragen speciale persoonsgegevens
-verlenging van max. 3 dagen vasthouden. In de, door de burgemeester aangewezen, gebieden
- preventief fouilleren
Officier van Justitie is de openbaar aanklager: zoekt namens de samenleving bewijzen tegen een verdachte en eist een straf tegen hem/haar. Alle officieren van justitie samen noemen we het Openbaar Ministerie (OM). Seponeren = afzien van verdere rechtsvervolging. Bijv. als iemand een ongeluk veroorzaakt en een familielid daarbij verliest.
Schikken = voortijdige afdoening waarbij de verdachte niet meer voor de rechter hoeft te verschijnen. Meestal geldboete, een schadevergoeding, of een taakstraf

Vervolgen = dossier naar rechtbank en rechtszaak beginnen
Transactie = vroegtijdige afdoening of schikking; de verdachte hoeft dan niet voor de rechter te verschijnen maar krijgt een geldboete of taakstraf.
§4 Strafrecht: De rechter
Strafvervolging = brengt strafzaak bij rechtbank door een tenlastelegging.
Politierechter = rechter voor kleine misdrijven, bijv. winkeldiefstallen
Meervoudige kamer = hier komen ernstige misdrijven terecht en die bestaat uit 3 rechters
Terechtzitting = de behandeling van het strafbare feit door de rechter
Dagvaarding = hierin staat dat je ervan verdacht wordt dat je op een bepaald moment op een bepaalde plaats een misdaad of overtreding hebt begaan. Er staat ook in waar en hoe laat de zitting plaatsvindt. Een rechtszaak bestaat uit zeven stappen:
1. Opening = de rechter controleert de persoonsgegevens van de verdachte. De verdachte krijgt te horen dat hij goed moet opletten en niet verplicht is te antwoorden op vragen.
2. Tenlastelegging of aanklacht = de officier leest de aanklacht voor.

3. Onderzoek = de rechter begint nu aan het eigenlijke onderzoek. Dit begint met de ondervraging van de verdachte door de rechter, officier en zijn/haar eigen advocaat.
Meineed = liegen bij rechtszaak. Daar krijg je een gevangenisstraf van 6 jaar voor
Onrechtmatig verkregen bewijs = bijv. zonder toestemming telefoongesprekken afluisteren
Persoonlijke omstandigheden
Requisitoir = de officier houdt vervolgens een requisitoir. Hier probeert hij aan te tonen dat de verdachte schuldig is en vraagt hij de rechter om een bepaalde straf, de zogenaamde eis.
5. Pleidooi = de advocaat houdt het pleidooi, waarin hij de verdachte verdedigt.
6. Laatste woord = de verdachte heeft het laatste woord.
7. Vonnis = uitspraak van de rechter. Straffen
Legt de rechter op.
Ons land kent vier soorten straffen:
- Vrijheidsstraf
- Taakstraf (werkstraf of leerstraf)
- Geldboete (bij niet betalen moet je voor elke 50 euro 1 dag in hechtenis)
- Bijkomende straffen (altijd in combinatie met een hoofdstraf) Voorwaardelijke straf = de dader krijgt geen straf onder voorwaarde dat hij/zij binnen een bepaalde proeftijd niet een soortgelijke strafbare feit begaat. Doet hij/zij dat toch, dan moet hij/zij de voorwaardelijke straf uitzitten plus de nieuwe straf. Strafrechtelijke maatregelen:
- Terbeschikkingstelling (tbs) = deze maatregel wordt gebruikt wanneer iemand ten tijde van het misdrijf niet of verminderd toerekeningsvatbaar is.

- Onttrekking aan het verkeer = van in beslag genomen goederen, zoals wapens en drugs. Je krijgt het niet mee terug
- Ontneming wederrechtelijk (= in strijd met de wet) voordeel = de ‘Pluk-ze’-maatregel, bedoeld om de veroordeelde zijn winst af te nemen die hij met misdrijven heeft gemaakt.
- Schadevergoeding aan het slachtoffer
Hoger beroep:
Na het vonnis kunnen de veroordeelde en ook de Officier van Justitie in hoger beroep gaan. Bij een hoger beroep wordt een zaak nog eens helemaal overgedaan. Daarna is er de mogelijkheid om ‘in cassatie’ te gaan bij de hoge raad, die uitsluitend nagaat of het recht juist is toegepast. Jeugdstrafrecht:
12 – 18 jaar  gericht op resocialisatie = heropvoeding, waarbij de gedetineerde nieuwe normen en waarden aanleert - lichte misdrijven: HALT-bureau: taakstraf (dus niet voor de rechter)
- zwaardere misdrijven: kinderrechter; jeugddetentie in jeugdgevangenis of bij ernstige persoonlijke stoornis; verblijf in behandelcentrum.   §5 burgerlijk recht
Naar de rechter
Geschil: conflict
Veel mensen denken dat rechtszaken altijd over misdrijven gaat maar dat is niet zo. De meeste zaken gaan over privaatrechte of burgerlijk recht, waarbij burgers een geschil met een andere partij (burger/instantie) voorleggen aan de rechter.
Eiser: degene die de zaak aan de rechter voorlegt.
Gedaagde: de persoon van wie iets wordt geëist en daarom voor de rechter wordt gedaagd(gevraagd). Verloop burgerlijke rechtszaak
Dagvaarding: een schriftelijke mededeling aan een persoon dat hij voor de rechter moet verschijnen. Dagvaarding bevat:

- naam eiser
- de eis
- motivatie van de eis (waarom)
- tijdstip van de rechtszaak
Procureur: iemand (meestal een advocaat) die alle regels kent
Verweer: reactie van de gedaagde.
Als je het niet eens kunt worden (de eiser en gedaagde) dan moet de rechter een vonnis uitspreken, dus maakt hij de beslissing.
Uitspraak
Als de rechter beslist dat de verliezende partij een schadevergoeding moet betalen kan hij ook onmiddellijk loonbeslag laten leggen. Elke maand wordt er een bepaald wordt er een bepaald bedrag van de verliezende partij betaald aan de winnende partij. Dit kan ook op spullen gedaan worden.
Als de rechter geen geldsom eist maar een afspraak. (Bijv. geen harde muziek meer draaien omdat de buren er last van hebben) Als de buren deze afspraak overtreden moeten ze een bedrag betalen dwangsom. Word deze niet betaalt, kan de deurwaarder beslag leggen op de goederen en deze verkopen om zo aan het bedrag te komen. Schadevergoeding
Er zijn twee soorten schadevergoeding:

Vergoeding van vermogensschade: vergoeding voor gemaakte kosten, geleden verlies en misgelopen winst. (Bijv. als je bij iemand een ruit hebt ingegooid, moet je een nieuwe ruit vergoeden. Of als je iemand hebt aangereden waardoor hij/zij 2 weken niet kan werken moet jij zijn loon betalen.
 Vergoeding van immateriële schade: ‘ander nadeel dan vermogensschade. Als een jongen een arm breekt door iemand anders schuld kan de rechter immateriële schade toewijzen. Dit kan als compensatie voor de pijn beschouwd worden. Ook kan de rechter zo’n vergoeding toewijzen bij het schrijven van leugens in een roddelblad.
Hoger beroep
Beide partijen kunnen in hoger beroep gaan: de zssk wordt voorgelegd aan het gerechtshof. Daarna ook nog in cassatie gaan bij de Hoge Raad. Kort geding
Soms is het belangrijk om zo snel mogelijk een uitspraak te hebben (bijv. werkgever wilt staking tegen gaan). Dan kan er een kort geding worden aangespannen: versnelde vereenvoudigde procedure voor een spoedeisende zaak.
In een kortgedeing geeft de rechter altijd een voorlopig oordeel in afwachting van een defenitieve uitspraak in het bodemproces: normale burgerlijke proce.  §6: Nederland, de VS en China.
Macht van het staatshoofd
 
Land Nederland VS China
Veto Geen Veto Veto Veto
Baas over het leger Nee Ja Ja
Controle over staatshoofd Ja, goede controle Wel controle maar niet super Geen controle
Veto: Als de wetgevende macht een wet heeft gemaakt kan de leider van het land zeggen dat deze niet gaat gelden. Je spreekt dus een Veto uit over een wet.
De onafhankelijkheid van de rechters:
 
Land Nederland Vs China
Toestemming wetten Geen toestemming Toestemming Geen toestemming

Hogere rechters keuze Tweede kamer en regering Gekozen door president of volk Elke rechter in China is lid van de CCP (gekozen regering)
Jury Geen jury Jury Jury
Jury: willekeurige mensen die een rechtszaak kunnen bijwonen en achteraf zeggen of de verdachte schuldig is of niet.
CCP: Communistische Partij
De rechten van de verdachten
 
Land Nederland VS China
Uitlokking Geen uitlokking Uitlokking uitlokking
Veiligheidsbevoegdheden Minder ruim Ruim Ruim
Marteling Absoluut verboden Verboden toegestaan
Uitlokking: politie die met voorstel komt dat illegaal is zonder dat jij dat door hebt. Als je ‘ja’ zegt word je gearresteerd.
Veiligheidsbevoegdheden: mensen in de gaten houden door bijv. mensen hun telefoongesprekken af te luisteren.
Klassenjustitie: mensen uit de hogere sociale klasse door de justitie worden bevoordeelt boven mensen uit de lagere sociale klasse.
 

Land Nederland VS China
Klassenjustitie Of je een baan hebt of niet (werkende wss geen straf, werklozende wel straf) Rassenjustitie (arme, donkere mensen vaker in gevangenis dan blanken) Sterk aanwezig. Corruptie (je vader baas van goed groot bedrijf, kom jij er vaak goed mee weg)
Witte boordencriminaliteit: misdrijven als fraude milieudelicten worden naar verhouding minder streng bestraft. De witte boorden verwijzen naar mensen met een goede baan, een pak en een wit overhemd. Straf
Land Nederland VS China
Straf Mensen die vaak straffen krijgen kunnen wel steeds een zwaardere straf krijgen maar niet zo erg als VS en China. Doodstraf
 Plea bargaining
Three Strikes and You’re Out Law Doodstraf
Plea bargaining: de advocaat en de aanklager sluiten een deal op voorwaarde dat de verdachte bekent.
Three Strikes and Your’re Out Law: je wordt heel zwaar gestraft als je 3x dezelfde fout begaat.   §7 Burgerlijk Recht
Soms komt de rechtstaat onder druk te staan:
- Als de scheidslijnen van drie politieke machten vervagen
                          Lijnen zijn niet altijd even scherp
• Kamerleden geven oordeel via social media. Druk voor rechters

• Rechters kunnen openlijk lid zijn van een politieke partij
• De minister van justitie vraag om hogere straffen te eisen in rechtszaken, terwijl hij baas is van OM
Dus eigenlijk moet niemand zich ermee bemoeien
- Als de opsporingsbevoegdheden worden uitgebreid
Door toegenomen misdaad en terreur, opsporingsbevoegdheden uitgebreid
Misdaadorganisaties maken gebruik van afluistertechnieken om politie af te luisteren.
Wet bijzondere opsporingsbevoegdheden (Wet BOB) geeft bepaalde voorwaarden
Het gevaar van deze uitbreiding is sneller inbreuk op grondrechten
- Als grondrechten met elkaar botsen en ter discussie worden gesteld
Vrijheid van meningsuiting, maar ook behoudens ieders verantwoordelijkheid. Waar ligt de grens, en er moeten afwegingen worden gemaakt tussen grondrechten
- Als de bevolking vindt dat rechters zwaarder moeten straffen.
Rechters moeten ervoor zorgen zich niet te laten beïnvloeden door het publiek. Maar elke x als het publiek vroeg zwaarder te straffen, deden ze dat ook  

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.