Communicatie

Beoordeling 6
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 1262 woorden
  • 5 mei 2003
  • 24 keer beoordeeld
Cijfer 6
24 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Communicatie tussen zender en ontvanger door Ø face-to-face. Ze zijn in lijve aanwezig. Feedback is mogelijk Ø communicatiemiddelen. Telefoon kun je wel een directe reactie hebben brief niet. Ø bv. lezing in een zaal met groot publiek. Dan is directe reactie mogelijk. Bij radio- en tv programma’s kan dit niet. communicatiestoornis is als er niet correct op de boodschap gereageerd wordt. communicatie heeft verschillende situaties Ø verbaal = gesproken taal of non-verbaal = bv. gebaren Ø direct of indirect = bv. telefoongesprek Ø eenzijdig = geen directe reactie mogelijk(bv. bij massacommunicatie) of meerzijdig Ø massacommunicatie = op groot aantal personen gericht of geen massacommunicatie = op klein aantal personen gericht. Kenmerken van massacommunicatie zijn Ø De geboden informatie is openbaar en toegankelijk voor iedereen Ø De informatie die wordt overgebracht is in principe bedoeld voor een groot, heterogeen en anoniem publiek Ø De relatie tussen de zender en ontvanger is van onpersoonlijke aard Ø De communicatie verloopt meestal eenzijdig en directe feedback is bijna onmogelijk. (alleen achteraf indirect misschien) De gedrukte media en de audiovisuele media voldoen aan deze kenmerken. We kunnen de massamedia in 4 functies onderscheiden Ø nieuws Ø amusement, bv. quizzen, soaps, shows Ø educatie, informatie waarvan de kijker iets kan leren, bv. tuinieren of koken Ø opinievorming, bv. discussieprogramma’s
De massamedia heeft ook politieke functies Ø woordvoerders- of spreekbuisfunctie. Dat houdt in dat de massamedia de in de maatschappij bestaande standpunten verwoorden. Een hulpmiddel daarbij is een enquete. Die worden dan in kranten gepubliceerd. Naar aanleiding hiervan wordt vaak actie ondernomen door Tweede-Kamerleden of door betrokken bewindslieden. Ø informatieve functie. Informatie wordt heel snel verspreid. De beraadslaging van de Tweede Kamer zijn rechtstreeks op de kabel te beluisteren. Dagelijks zijn op vaste tijdstippen radio- en tv- uitzendingen te volgen waarin de politiek centraal staat. De burger wordt snel en effectief geïnformeerd. Ø commentaarfunctie. Daarmee wordt bedoeld dat de massamedia commentaar leveren op politieke besluiten. Dit kan direct (redactioneel commentaar in dagblad) of indirect (voor- en tegenstanders van een bepaalde politiek in en actualiteitenrubriek voornemen of besluiten aan het woord te laten) Ø onderzoeksfunctie. Journalisten onderzoeken ook de achtergronden, vooral als ze vermoedens hebben van achtergehouden informatie. Dat heeft soms grote gevolgen Ø controlerende functie. Deze vloeit voort uit de andere functies. De resultaten van beleid of juist het onderbreken daarvan geven aanleiding tot publicaties, die weer aanleidinggevend zijn voor kritiek van dat beleid. Politici weten dat zij door hun bekendheid in de gaten worden gehouden. Door hun privé-gedrag kan voor de massamedia aanleiding zijn om tot publicatie van bepaalde informatie over te gaan, met alle gevolgen indien. Vier theorieën laten de verschillen van de invloed van de massamedia duidelijk zien Ø de selectieve-perceptietheorie. Deze theorie gaat ervan uit dat het objectief waarnemen van informatie een illusie is. Iedereen interpreteert informatie die past in hetgeen dat hij al weet. Bv een Ajax-fan vindt dat er te streng wordt gefloten tegen Ajax vergeleken bij tegen Feyenoord. En zo ook bij een Feyenoord-fan maar dan andersom. Ø De agendatheorie. Deze richt zich op de betekenis van de massamedia bij het bepalen van de publieke agenda. Massamedia selecteren uit een grote hoeveelheid onderwerpen. Sommige onderwerpen krijgen heel veel weinig of juist geen aandacht. Daardoor bepalen zij waarover wordt gedacht en gediscussieerd in de samenleving. Ø De injectienaaldtheorie. Men ziet deze als een tamelijk weerloze, passieve spons die kritiekloos de door de massamedia aangeboden informatie aanvaardt. Ø De aanhaaktheorie. Deze gaat er ook vanuit dat men niet in staat is een oordeel te vormen over onderwerpen op basis van alle informatie die op hen afkomt. Ze sluiten zich aan bij het oordeel van de mensen die hen betrouwbaar zijn. Dat kan bv. een politiek leider zijn, of bv. een beleggingsadviseur. Bij reclames word vaak zogenaamde trucs gebruikt. Reclame is eenzijdige informatie. Ø Gebruik maken van een bekend persoon die binnen bepaalde doelgroepen positief wordt beoordeeld. Ø Gebruiken van wetenschappelijke termen. Moeilijk klinkende woorden waar niemand de betekenis van weet. Ø Gebruik maken van termen in andere talen, want dat maakt indruk. Dat kan erg mooi klinken bv. Mega-pearls. Ø Proberen een product aan een bepaalde sfeer te koppelen. Bv. alcoholreclames is altijd gezelligheid en je ziet echt niemand dronken achter het stuur stappen of straalbezopen in een steeg liggen. Ø Proberen in te spelen op specifieke gevoelens van de consument, bv. verantwoordelijkheid voor het leven van je kinderen, reclame over brandalarminstallaties. Ø Muziek. dat je als je het product ziet de bijbehorende liedje kent Ø Inspelen op trends. Bv. alle –light producten. Ø Gericht benaderen van doelgroepen. Bv. speelgoed reclame zal vlak na een kinderprogramma worden uitgezonden Ø Humor in de reclame houdt de kijker, lezer of luisteraar vast. Maar dit is ook riskant. Ze herkennen wel de grap maar niet het product. Ø De consument zelf aan het woord laten. Ze geloven de ‘gewone gebruiker’ Het grootste succes dat de reclamemaker zich kan wensen is dat de merknaam een soortnaam wordt.(bv. maggi) Elke gemeenschap ontwikkeld waarden en normen. Ø Met waarden worden opvattingen aangeduid over goed en kwaad, lelijk en mooi, gepaste en ongepaste omgangsvormen enz. Ø Normen zijn gedragsregels, gebaseerd op de waarden. Socialisatie is de overdracht van waarden en normen. Socialisatie bestaat deels uit aanpassing. Bij een gezin is dat duidelijk zichtbaar. Bij de Nederlandse samenleving weer minder. De aanpassing begint vaak bij imitatie. Men gaat degenen bij wie hij wil horen nadoen door bv. zich hetzelfde te kleden of dezelfde taal gebruiken. Jeugdsubculturen hebben vooral hun eigen muziekstijl, kledingstijl, haarkapsel, dans, uitdrukkingen. Bv. gabbers of gotics. Over de invloed van televisiegeweld zijn 3 meningen. Ø de reductiethese. Aanhangers hiervan wijzen op de socialiserende rol van de tv. Kinderen leren door het kijken naar geweld hoe ze bepaalde situaties kunnen vermijden. Ø de geen-effectthese. Het televisiegeweld heeft geen invloed op de kinderen. de kinderen tonen niet hierdoor agressief gedrag. Ø de stimulatiethese. Het tvgeweld kan zeker wel agressief gedrag tot gevolg hebben. Persvrijheid betekend dat je kritische standpunten mag innemen en openlijk mag publiceren. en de zogenaamde vrijheid van nieuwsgaring. De krant werd een belangrijk medium om de consument met reclame te bereiken. Die economische ontwikkeling leidde tot verbeteringen in de infrastructuur. (bv. spoorwegen, de telegraaf, posterijen) De politieke emancipatie van de bevolking was een belangrijke factor bij de ontwikkeling van de krant tot massamedium. Oorzaken van ontzuiling waren het voortgaande proces van deconfessionalisering en ontkerkelijking en de doorbreking van autoritaire maatschappelijke structuren. Nog is er nu verzuiling, denk aan publieke omroepen en de opdeling in het onderwijs naar religieus grondslag. NCRV Nederlandse Christelijke Radio Vereniging

AVRO Algemene Verenigde Radio Omroep
VARA Verenigde Algemene Radio Amateurs
NOS Nederlandse Omroep Stichting
KRO Katholieke Radio Omroep
EO Evangelische Omroep
VPRO Vrije Protestantse Radio Omroep
TROS Televisie en Radio Omroep Stichting
Enkele selectiecriteria zijn Ø gebeurtenissen of uitspraken moeten uitzonderlijk zijn Ø gebeurtenissen moeten gevolgen hebben voor grotere groepen mensen. ( bv. verlaging WAO-uitkering) Ø gebeurtenissen moeten actueel zijn. Vandaag of gisteren plaatsgevonden Ø gebeurtenissen moeten van belang zijn voor de doelgroep van het medium.( verhaal lady Diana liever dan een discussie over referendum) Ø gebeurtenissen waarover gedurende langere tijd wordt gepubliceerd. (bv. oorlog) Ø gebeurtenissen moeten eenvoudig zijn uit te leggen aan het grote publiek (populaire massakranten gaan niet in op moeilijke debatten enzo) Ø In het nieuwsaanbod moet een zekere afwisseling zitten. De criteria zijn voor alle media weer anders. Een aantal journalistieke normen waar journalisten zich aan moeten houden zijn. Ø Ze moeten informatie die binnenkomt uit zoveel mogelijk andere bronnen verifiëren. Pas nadat het is nagevraagd mag het worden gepubliceerd Ø Ze moeten hoor- en wederhoor toepassen. Ze moeten zoveel mogelijk betrokken partijen aan het woord laten Ø Informatie en opinie moeten ze scheiden. Als ze hun eigen mening geven moeten ze dat los van de verslaggeving doen. De bevolking was vroeger in streng gescheiden groepen verdeeld, zuilen genoemd. De zuilen hadden allemaal hun eigen organisaties op allerlei terreinen.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.