Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Bladzijde 110 t/m 132

Beoordeling 7.3
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 1546 woorden
  • 28 augustus 2006
  • 3 keer beoordeeld
Cijfer 7.3
3 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Maatschappijleer blz. 110 t/m 132 - persoonlijke problemen (staat 1 persoon centraal) - maatschappelijke problemen ( gaat het om een groot aantal mensen met hetzelfde probleem
Politiek vraagstuk: is een maatschappelijk probleem dan op de politieke agenda staat. Als politici geregeld aandacht geven aan een vraagstuk en ernaar streven om daar oplossingen voor te vinden, staat het betreffende vraagstuk op de politieke agenda. Voorbeelden: - aanleg nieuw treinspoor voor de hogesnelheidstrein - maatregelen om de werkloosheid in bepaalde groep te verlagen - een verandering in het uitkeringsstelsel
Politiek: de gezaghebbende toedeling van waardevolle zaken voor een samenleving. Wie wat krijgt waar en in welke vorm. Materiele goederen: kun je vastpakken en aanraken (verkeersdrempels, geld & woonruimte) Immateriële goederen: kun je niet pakken (diensten zoals onderwijs en het werk van een ober) Legitiem: de machtsuitoefening is voor een groot deel van de bevolking aanvaardbaar

De meeste mensen in Nederland vinden de macht van de overheid legitiem omdat: - zij invloed hebben op die macht door zelf te stemmen & door kandidaat te zijn voor een politieke partij - de overheid kan niet doen en laten wat ze wil. Ze moeten zich aan regels houden. Die macht is legaal & gebaseerd op wetten. Belang: wat dient te handhaving of te voordelen en ter vermindering van nadelen van eigen positie, persoon, groep of samenleving. Iets dat iemand raakt omdat ie er voordeel van heeft. Toedeling: wie krijgt wat, waar, wanneer en in welke vorm. Beleid: het kiezen van doelen voor een bepaalde doelgroep en het inzetten van middelen in een bepaalde tijdsvolgorde. - het kiezen van doelen, - een bepaalde doelgroep - het inzetten van middelen - een tijdsvolgorde
Effectief: doeltreffend
Efficiënt: doelmatig
Politiek in het algemeen: letten op de manier waarop het overheidsbeleid tot stand komt (het proces van politieke besluitvorming zoals verschillende belangen) en de inhoud van het beleid(de politieke besluiten welke zaken aan wie worden toebedeeld). De overheid beschikt over 2 belangrijke monopolies: - legitieme (gebruik van geweld, dit merk je niet zo snel, wordt alleen geweld gebruikt tegen mensen die zich niet aan de regels houden of als we als land het leger inzetten, bijv ontruiming van kraakpanden) - het recht om belasting te heffen
Ons staatshoofd: de koning ook al is het een koningin ondertekend vele besluiten. De ministers doen dit ook maar de ministers zijn echter verantwoordelijk voor alles wat met de politieke besluiten samenhangt de koning niet! Staat: groep mensen, op een bepaald grondgebied, die geregeerd wordt door de soevereine macht, een staat heeft een rechtsorde
Macht en gezag: het vermogen om de politieke besluitvorming mede te bepalen, dat het volk vertrouwen heeft in de overheid. Autoritair leiding geven: iemand die leiding geeft, kan dat doen door te bevelen en te dreigen. Politieke macht en gezag kunnen worden ontleend aan: - de wet (bijv dat we belasting moeten betalen de overheid heeft de macht om dat te organiseren en om betaling af te dwingen) - steun (een politicus heeft macht, hij of zij neemt zijn beslissingen die ons leven kunnen beïnvloeden. De ene politicus heeft meer steun nodig dan de andere. Die steun kan tot uitdrukking komen bij de verkiezingen. Zeer veel stemmen betekent zeer veel steun. Achter elke politicus staat een achterban: een politieke partij, een vakbond of een actiegroep) - Kennis en inzicht (deskundigheid, veel politici zijn op enkele terreinen erg deskundig) - Persoonlijkheid (door persoonlijkheid kan de ene politicus meer vertrouwen uitstralen dan de andere) - Contacten (een politicus die belangrijke mensen kent bij de overheid, bij maatschappelijke organisaties of bij het bedrijfsleven krijgt daardoor gemakkelijk bepaalde informatie of raad dat kan best nuttig zijn bij het politieke werk) - Politie en leger (dit is een monopolie van de overheid, de overheid geeft mogelijkheid geweld te gebruiken wanneer dingen echt uit de hand lopen) Respect: er is ruimte voor minderheden om op hun eigen manier te leven
De belangrijkste taken van de overheid: - openbare orde en veiligheid - sociaal-economische zaken (werkgelegenheid, sociale zaken en arbeidsomstandigheden) - sociaal-culturele zaken (welzijn, onderwijs, kunst & volksgezondheid) Collectieve zaken: zaken die er voor iedereen zijn en moeilijk via de markt aangeboden kunnen worden, bestemd voor velen (bibliotheken & musea) Nadelen van de verzorgingsstaat: - de toenemende afhankelijkheid van onpersoonlijke onstellingen - de afnemende persoonlijke zorg - de toenemende individualisering - de toename van het aantal regels (bureaucratisering) Kerntakendiscussie: een jarenlange discussie over de rol die de overheid in onze maatschappij dient te vervullen
Om alles wat overzichtelijker en goedkoper te maken probeert de regering te dereguleren (het aantal regels te verminderen) Openbare orde en veiligheid: de openbare orde in een samenleving op plaatsen die voor iedereen toegankelijk zijn zoals een straat of park. Openbare orde veronderstelt redelijk en aangepast handelen van de burgers. Verordeningen: bepalingen die alleen voor een bepaalde gemeente gelden. Constitutionele monarchie: de macht van de koning wordt bepaald & beperkt tot de Grondwet. Parlementair stelsel: dit houdt in dat het kabinet(regering zonder koning), of één of een aantal ministers uit het kabinet, het vertrouwen van een meerderheid van het parlement moet hebben. De regering wordt gecontroleerd door de staten generaal (leden van de eerste en tweede kamer) De leden van de tweede kamer zijn direct door het volk gekozen, de leden van de eerste kamer zijn indirect door het volk gekozen. De bewoners van de provincies kiezen de leden van de provinciale staten die vervolgens de eerst kamer kiezen. Omdat het volk voor een groot belangrijk deel bepaald wat er gebeurt, spreken we van een democratie. (demos: volk kratein : heersen) Kenmerken van een parlementaire democratie: - er is een principiële gelijkwaardigheid van de burgers - besluitvorming vindt plaats bij meerderheid van stemmen - men houdt rekening met de rechten van minderheid - de macht van de overheid wordt door vrije en geheime verkiezingen gelegitimeerd - de regering is verantwoording schuldig aan de volksvertegenwoordiging
Enkele belangrijke regeringsvormen: - monarchie (er is een koninkrijk waarbinnen de koning(in) alleenheerschappij heeft) - republiek (een regering met een gekozen president aan het hoofd) - democratie (1e directe democratie: burgers brengen direct persoonlijk hun stem uit 2e indirecte democratie: hierbij selecteren de burgers voor een bepaalde periode vertegenwoordigers die hun werk verrichten in het parlement. Deze maken keuzes in de naam van het volk. - Dictatuur (een dictator oefent gedurende een lange periode alle macht uit. - Theocratie (hierbij zijn politiek en godsdienst met elkaar verwerven. Er is een staatsgodsdienst die bepalend is voor talloze politieke keuzes. Staatshoofd is geestelijke leider. Wie zich niet aan de godsdienstige waarden en normen houd wordt gestraft. In een rechtstaat is er: - een scheiding van machten (wetgevende, uitvoerende & de rechterlijke macht) - openbaarheid van bestuur (alles moet schriftelijk georganiseerd worden, beslissingen staan op papier en het stuk is openbaar er kan kritiek op geleverd worden) - een stelsel van vrije en geheime verkiezingen (indirecte democratie, representatiedemocratie  het volk kiest vertegenwoordigers of representanten, deze houden namens de kiezers in de gaten of het land wel goed bestuurd wordt en kunnen zelf voorstellen doen) - een rechtsorde (regels en wetten, deze worden gedrukt en verspreid, iedereen kan ze lezen en bestuderen alle wetten en regels samen vormen “het recht”) De belangrijkste rechten op politiek en sociaal grondrechten: - de vrijheid van meningsuiting (politiek) - de persvrijheid (politiek) - de vrijheid van vergadering (politiek) - de vrijheid om verenigingen op te richten, waaronder politieke partijen (politiek) - het recht op werk (sociaal) - het recht op goede sociale voorzieningen (sociaal) - het recht op goede huisvesting (sociaal) - het recht op geneeskundige verzorging (sociaal) Grondrechten zijn de belangrijkste rechten, ze staan in de Nederlandse grondwet: - persoonlijke of materiele vrijheid (bescherming tegen discriminatie, de bescherming van persoon of goederen & de onschendbaarheid van de woning  niemand mag zonder toestemming iemand anders zijn woning binnenkomen) - geestelijke vrijheid (vrijheid van drukpers  niemand heeft toestemming nodig om gedachten of gevoelens te laten drukken, het recht van vereniging en vergadering  mensen mogen bij elkaar komen om te vergaderen, de bescherming van briefgeheim, de vrijheid van godsdienst & van onderwijs) Legaliteitsbeginsel: wie een wet overtreedt, kan daarvoor vervolgd worden en een straf krijgen. Evenredige vertegenwoordiging: eerlijk verdeelt naar verhouding van het aantal uitgebrachte stemmen, het aantal parlementsleden van een partij is evenredig aan de op die partij uitgebrachte stemmen, gevolg minderheden maken meer kans op vertegenwoordiging in het parlement. Representatie: een systeem of procedure waarbij burgers vertegenwoordigers kiezen die namens hen besturen en beleid ontwikkelen

Representativiteit: de mate waarin standpunten en het beleid van gekozen vertegenwoordigers overeenkomen met wat de kiezers voor ogen staat
Knelpunten van representatie: - partijen vertegenwoordigen niet altijd op alle beleidspunten de ideeën van hun electoraat (de mensen die op hun gestemd hebben) - de belangen van de kiezers die op een partij stemden die in de regering komt , worden beter vertegenwoordigd. - Er is een verschil in opleiding tussen de leden van het parlement en de regering en gemiddelde Nederlander. Gevolgen van deze knelpunten: - een deel van de burgers voelt zich niet vertegenwoordigd door de politieke partijen. Dit kan leiden tot het ontstaan van nieuwe sociale bewegingen en politieke partijen. - Sommige burgers gaan niet meer stemmen
Presidentiel stelsel: dit houdt in dat er een president wordt gekozen (Amerika), hij benoemd en ontstaat de ministers, de ministers zijn verantwoording schuldig aan de koning en niet zoals in heen parlementair stelsel aan het parlement.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.