Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Hoofdstuk 1, Parlementaire democratie, paragraaf 1 tm 3

Beoordeling 9
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 1146 woorden
  • 28 oktober 2020
  • 1 keer beoordeeld
Cijfer 9
1 keer beoordeeld

Dilemma Maatschappijleer 

Samenvatting H1 Paragraaf 1 tm 6 

Paragraaf 1 

Een maatschappelijk probleem is een probleem: 

Dat groepen mensen aangaat 

Dat samenhangt met of het gevolg is van maatschappelijke veranderingen 

Waarvoor verschillen van mening bestaan over de oorzaken en over de aanpak: 

Dat vraagt om een gemeenschappelijke oplossing 

Het vinden van een gemeenschappelijke oplossing voor een maatschappelijk probleem is lastig: 

Actoren hebben waarden en normen die van elkaar verschillen. 

Actoren hebben tegengestelde belangen 

Er is sprake van een collectieve-actieprobleem 

Een waarde is een principe dat mensen belangrijk vinden in het leven bijvoorbeeld: 

Respect, rechtvaardigheid, eerlijkheid, vrijheid en gelijkheid 

Collectieve-actieprobleem: 

Mensen willen bijdragen aan collectieve oplossingen voor een probleem. Maar het algemeen belang wordt alleen gediend wanneer veel mensen tegelijkertijd hun gedrag veranderen. 

De kosten van maatschappelijke problemen worden vaak gedeeld door de hele samenleving, waardoor een individu er maar weinig van voelt. 

Normen vormen de verbinding tussen de algemene waarden en de concrete gedragingen, het zijn opvattingen over hoe men zich wel of niet moet gedragen in concrete omstandigheden. Het overtreden van een norm kan leiden tot afkeuring van mensen uit je omgeving of een straf. 

Belangen hebben vaak te maken met het voordeel dat mensen ergens bij hebben. Belangen kunnen soms voor anderen mensen negatief uitpakken. 

Kenmerken van een staat: 

Een staat beschikt over een omgrenst grondgebied 

Het grondgebied wordt bewoond door een groep mensen 

De staat heeft de hoogste macht en de soevereiniteit over dat gebied en de bevolking 

Overheid: Instantie die de hoogste macht heeft in de staat. De overheid maakt wetten, heft belasting en mag onder bepaalde voorwaarden als het nodig is geweld gebruiken. 

Binnen de grenzen van een staat is er een gewelsmonopolie: verdediging tegen buitenlandse vijanden, voorkomen van terroristische aanslagen en optreden bij andere soorten conflicten.  

De staat heeft belangrijke taken te vervullen, sommigen zien dit als een beperking op onze vrijheid door de staat.  

Politiek: het beleid van de overheid, de totstandkoming van dat beleid en de effecten ervan.  

Als de mensen aan iemands macht zijn onderwerpen en die macht erkennen accepteren is er spraken van gezag 

De civil society/ maatschappelijk middenveld zijn organisaties waar mensen vrijwillig lid van zijn, ze versterken de sociale aanhang. 

Het systeemmodel van politieke besluitvorming: Een maatschappelijk probleem moet eerst op de politieke agenda komen: invoerfase 

Daarna moet er door de politiek een oplossing worden bedacht in de vorm van een nieuwe wetgeving: omzetfase 

Tot slot moet deze nieuwe wet uitgevoerd worden: uitvoerfase 

Paragraaf 2 Beslissen we zelf? 

Politieke stroming: een groep mensen met dezelfde waarden en opvatting over hoe de samenleving eruit moet zien en wat de rol van de overheid daarin is. 

3 politieke stromingen: liveralisme, de sociaaldemocraten en de christendemocraten: 

Liberalisme: politieke stroming die de vrijheid en de eigen verantwoordelijkheid van het individu centraal stelt en tegen een al te grote bemoeienis van de overheid is, met name op sociaaleconomisch gebied (VVD, D66). 

Socialisme: politieke stroming die gelijkheid en gelijkwaardigheid centraal stelt. Ze willen dat de overheid zich bemoeit met problemen in de maatschappij. 

Ecologisme: politieke stroming die benadrukt dat de grondstoffen eindig zijn. Welvaartsgroei mag niet ten koste van duurzaamheid gaan (GroenLinks). 

Christendemocratie: politieke stroming die christendom en politiek probeert te verbinden en de Bijbel en de kerkelijke leer als leidraad voor het politieke handelen beschouwt (CDA) (SGP en de ChristenUnie behoren tot een kleine christelijke stroming). 

Rechts = vrijheid = passieve regering = weinig ministers 

Links = gelijkheid = actieve regering = veel ministers 

Populisme is een nieuwe stroming die inspeelt op gevoelens van onvrede bij het volk. Het keert zich sterk tegen de elite (PVV). 

Progressief: betekent letterlijk ‘vooruitstrevend’. Progressieven willen oude tradities doorbreken, met name in sociaal-culturele zin. Ze zijn voor emancipatie van vrouwen en minderheden. 

Conservatieven: betekent letterlijk ‘behoudend’. Conservatieven houden vast aan de traditionele normen en waarden. 

Sociaaldemocratie: gematigde stroming binnen het socialisme die langs parlementaire weg een samenleving wil bereiken waarin er voor iedereen gelijke kansen zijn en er niet al te grote verschillen in inkomens zijn (PvdA, SP). 

Linkse partijen zijn kosmopolitisch en progressief: 
Kosmopolieten voelen zich verbonden met de wereld. Kosmopolieten zien de multiculturele samenleving dan ook als iets positiefs.  

Progressieven vinden dat traditie geen argument is om individuele vrijheid te beperken.  

De samenvatting gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Eindexamens

Alles wat je moet weten over de eindexamens

Progressieven vinden dat traditie geen argument is om individuele vrijheid te beperken.  

Rechtste partijen zijn conservatief en nationalistisch.  

Conservatieven willen traditionele waarden en normen behouden. 

Nationalisten voelen zich vooral verbonden met Nederland. Zij zien de multicultuerele samenleving dan ook vooral als een gevaar. 

Paragraaf 3:  

Op kantonnaal en landelijk niveau worden veel beslissingen genomen via een referendum=volksstemming waarbij de inwoners via de stembus voorstellen wat de overheid goed of afkeurt.  

Volksinitiatieven zijn in Nederland mogelijk maar lastig en zeldzaam.  

Zwitserland=directe invloed op wetgeving=directe democratie 

Nederland= gekozen volksvertegenwoordigers wetgeving bepalen= indirecte democratie 

Een land mag zichzelf een democratie noemen als het voldoet aan de volgende vier kenmerken: 

1 Regelmatig vrije en geheime verkiezingen 

2 Alle burgers hebben toegang tot dezelfde grondrechten 

3 Er is een onafhankelijke rechterlijke macht 

4 Er zijn vrije media die het volk kunnen informeren over de politiek 

5 De bevolking actief betrokken bij de politiek 

Er bestaat geen perfecte democratie, al is het maar omdat er verschillende ideeën bestaan over hoe een perfecte democratie eruitziet.  

Referenda lijken heel democratisch maar ze hebben ook nadelen: 

Het kost veel tijd en moeite om jezelf te verdiepen in de onderwerpen waar wetten over gemaakt worden. 

Nationaal niveau: parlement 

Parlement: 1e en 2e kamer 

Tweede Kamer: 150 mensen gekozen door het volk om de 4 jaar 

Eerste Kamer: 75 indirect gekozen leden 

Nederlandse parlement: Staten Generaal 

De regering bestaat uit de Koning en de ministers= het kabinet 

Parlement 2 kern taken: 

De wetgevende taak= bepalen welke wetten in Nederland gelden, deze wetten moeten uiteindelijk ook vertaald worden naar concreet beleid en uitgevoerd worden. 

De controlerende taak= Het parlement controleert of het kabinet zijn werk goed doet.  

Nederland heeft 3 bestuurslagen: 

  • De landelijke overheid= bepaalt welke taken de lagere bestuurslagen hebben en is daarmee de hoogste macht in het land. 
  • De provincies= houdt zich bezig met de ruimtelijke ordening en de aanleg van bedrijventerreinen. De provincies worden om de 4 jaar gekozen. 
  • De gemeenten= Eens in de 4 jaar zijn er gemeenteraadsverkiezingen. De burgemeester speelt een belangrijke rol in de gemeente. De gemeente heeft veel taken en verantwoordelijkheden: jeugdzorg, ouderenzorg en de ondersteuning voor mensen die door beperkingen niet zonder hulp zelfstandig kunnen wonen. 

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.