Hoofdstuk 8 t/m 11

Beoordeling 6.9
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas havo | 1917 woorden
  • 5 november 2006
  • 21 keer beoordeeld
Cijfer 6.9
21 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Welke studie past bij jou? Doe de studiekeuzetest!

Twijfel je over je studiekeuze? Ontdek in drie minuten welke bacheloropleiding aan de Universiteit Twente het beste bij jouw persoonlijkheid past met de gratis studiekeuzetest.

Start de test
Hoofdstuk 8

8.1 Prestatie

In vergelijking met verhalen en romans spelen het wit om de tekst heen, het wit in de tekst (witregels) en de prestatie op het papier bij gedichten een heel belangrijke rol.

8.2 Metrum en ritme

In de versregels van een gedicht zit een bepaald ritme. Dit ontstaat door de regelmatige afwisseling in beklemtoonde en onbeklemtoonde lettergrepen.
Er zijn verschillende ritmes, waardoor er patronen bestaan in versregels. Zo’n patroon noemen we het metrum.
Je kunt het metrum beschrijven door aan te geven wat de beklemtoonde en onbeklemtoonde lettergrepen zijn. Dat doen we met de tekens ‘ ‘ (onbeklemtoond) en ‘--‘ (beklemtoond).
Bijvoorbeeld -- geluk.

8.3 Vormvaste gedichten en vrij vers

Sommige gedichten rijmen, andere niet. In veel moderne gedichten ontbreekt het rijm. Zulke rijmloze gedichten noemen we vrije verzen.
Gedichten met een bepaalde vaste vorm, geschreven volgens bepaalde regels noemen we vormvaste gedichten.

8.4 Rijm

Onder rijm verstaan we de overeenkomst in klank in niet te ver van elkaar verwijderde, beklemtoonde lettergrepen: gaat / staat.
Je kunt zeggen dat door rijm (dus klankherhaling) een tekst meer samenhang krijgt: rijmende woorden worden op elkaar betrokken.

8.4.1 Soorten rijm
Er zijn allerlei soorten rijm, afhankelijk van de plaats van de woorden die rijmen. Veelgebruikt is het eindrijm. De laatste woorden of lettergrepen van de versregels rijmen op elkaar.
In gedichten kunnen bepaalde regels op elkaar rijmen. Dat levert een rijmschema op.
De meest voorkomende rijmschema’s zijn:
- gepaard rijm: a-a-b-b-c-c
- gekruist rijm: a-b-a-b
- omarmend rijm: a-b-b-a
Het effect van de rijmschema’s is dat bepaalde regels in betekenis worden verbonden met andere regels. Zo ontstaat er een patroon van betekenissen en verbanden binnen een gedicht.

Behalve eindrijm aan het einde van een versregel zijn er ook ander vormen van rijm. We bespreken het volrijm en twee soorten half rijm: assonantie en alliteratie. Deze vormen van rijm kunnen overal in de versregel(s) voorkomen, dus niet alleen als eindrijm.
1. Volrijm: zowel de beklemtoonde klinkers als de daaropvolgende medeklinkers rijmen, bijv. haten / laten.
2. Assonantie: alleen de klinkers rijmen, bijv. lief / diep.
3. Alliteratie: alleen de beginmedeklinkers rijmen, bijv. in rep en roer, met man en muis.
De allitererende woorden krijgen extra nadruk en daardoor extra betekenis binnen het gedicht.

8.5 Sonnet

Een sonnet bestaat ui 14 regels, verdeeld over twee strofen van elk 4 regels (kwatrijnen, samen het octaaf) en twee strofen van elk 3 regels (terzinen, samen het sextet).
Na het octaaf wijzigt het vaak de toon of strekking van het gedicht. Tussen octaaf en sextet bestaat dan een tegenstelling. De tegenstelling tussen octaaf en sextet is inhoudelijk en formeel: de inhoud van het gedicht verandert na de achtste regel en deze verandering van inhoud gaat gepaard met een verandering van rijmschema. De verandering na de achtste regel heet: wending, volta of chute. Het rijmschema van een sonnet is vaak a-b-b-a, a-b-b-a, c-d-c, c-c-d.

8.6.1 Beeldspraak

In literaire teksten komt vaak figuurlijk taalgebruik voor. Bij dit taalgebruik bedoel je wat je zegt niet letterlijk. Je gebruikt een beeld om iets duidelijk te maken. Bijvoorbeeld: ‘Je praat als een kop zonder kop’ is het beeld.
Bij beeldspraak geef je een woord of een groep woorden een nieuwe betekenis. In het voorbeeld hierboven is de nieuwe betekenis: onzin zeggen.
Bij beeldspraak wordt figuurlijk taalgebruik gehanteerd: een beeld wordt gebruikt om iets anders te benoemen. Datgene wat bedoeld wordt noemen we het object.

8.6.2 Vergelijking en metafoor

Er zijn verschillende vormen van beeldspraak. Er is een vorm van beeldspraak waarin je het een met het ander vergelijkt, omdat ze sterk op elkaar lijken. We onderscheiden daarbij drie soorten:
a. Vergelijk met als: ‘De jongen die daar loop, gedraagt zich als een angstige haas’. De jongen wordt vergeleken met een angstige haas omdat zijn gedrag lijkt op dat van een angstige haas. ‘De jongen’ is het object, ‘een angstige haas’ is het beeld.
b Vergelijking zonder als: ‘De jongen die daar loopt, is een angstige haas’. Beeld en object kunnen ook naast elkaar staan zonder dat ze verbonden worden door ‘is’: ‘Die jongen, een angstige haas, loopt daar…’

c Metafoor: ‘Daar loopt een angstige haas’. Nu is ‘de jongen’ verdwenen. We hebben alleen nog het beeld over: een angstige haas. Uit de taalomgeving (de context) moet je opmaken wie of wat (het object) er bedoeld wordt met die ‘angstige haas’.

8.6.3 Metonymia

Bij een metonymia tref je alleen het beeld in de tekst aan, je moet zelf achterhalen wat het object is. Als je zegt: ‘Drink je een glas mee?’, dan is ‘glas’ hier beeldspraak. Het is niet zo dat ‘glas’ vergeleken wordt met iets anders, maar er wordt mee bedoeld: een drankje, de inhoud van het glas.

8.6.4 Symbool en personificatie

We spreken van een symbool als je een beeld of teken gebruikt voor iets anders, bijv. een witte duif voor vrede, een vogel als symbool voor vrijheid.
Het komt ook voor dat schrijvers ‘eigen’ symbolen gebruiken. Je moet dan uit het verband binnen de tekst opmaken wat het symbool betekent.
We spreken van personificatie als iets levenloos als levend wordt voorgesteld. Voorbeelden van personificatie: de wind huilt door de schoorsteen (alleen iets levends kan huilen).

8.6.5 Stijlfiguren

Stijlfiguren: woordgebruik dat opvalt door bepaalde zinwendingen of constructies. De belangrijkste stijlfiguren zijn:
1. Hyperbool of overdrijving: De schrijver dikt de situatie aan: ‘Ik schrok me een ongeluk’.
2. Eufemisme: Verzachtende omschrijving voor iets onaangenaams of ergs: ‘inslapen’ voor doodgaan.
3. Tegenstelling: Het tegenover elkaar stellen van zaken. Dit kom in poëzie heel veel voor: dood tegenover leven; nacht tegenover dag; etc.
4. Paradox of schijnbare tegenstelling: Door een schijnbare tegenstelling te gebruiken probeert de tekst je aan het denken te zetten. Bijvoorbeeld: met weggaan wordt bedoeld, dat als iemand vertrekt of overlijdt hij in de herinnering aanwezig blijft.
5. Opsomming: In gedichten kom deze stijlfiguur veel voor.
6. Tautologie: Het herhalen van hetzelfde in ander woorden, waardoor een versterkend effect optreedt: door weer en wind, schots en scheef.
7. Pleonasme: Het extra noemen van een eigenschap die het zelfstandig naamwoord al heeft. De bedoeling is versterkend, extra de nadruk leggen op die eigenschap: de ouderloze weesjes, de bejaarde oudjes, het groene gras.

Hoofdstuk 9

9.1 Literatuur en het leven van de schrijver

Als een schrijver zin persoonlijke ervaringen gebruikt en verwerkt in zijn boeken, dan noemen we de boeken autobiografisch.
Hun boeken bezitten altijd een bredere thematiek dan alleen het persoonlijke. Je zou kunnen zeggen dat hun eigen ervaringen slechts het uitgangspunt zijn voor wat zij te vertellen hebben. Van daaruit gaan zij verder.
Het groot of hoe klein het aandeel van de eigen belevenissen ook is, romans, verhalen en gedichten zijn en blijven altijd fictie. De schrijvers hebben hun verbeelding gebruikt om een verhaalwereld te scheppen.

Bij schrijvers die over hun eigen belevenissen schrijven, is het mogelijk een roman of verhaal te bestuderen vanuit hun levensbeschrijving=(biografie). Je kunt dan bijv. nagaan welke eigen belevenissen ze in hun boeken hebben verwerkt, hoe ze dat gedaan hebben, welk deel fantasie is en welke algemenere thematiek ze vanuit die persoonlijke ervaringen in hun werk aan de orde stellen.

9.2 Literatuuropvattingen van schrijvers

Om te kunnen begrijpen waarom een schrijver een bepaalde vorm voor zijn werk gekozen heeft, is het vaak nuttig en verhelderend iets te weten van die kunst- en literatuuropvattingen.
Wat de opvatting van de schrijver over literatuur is, heeft te maken met wat hij met zijn wil bereiken.
Sommige schrijvers hebben een duidelijke boodschap of bedoeling met hun werk. Zulke schrijvers noemt men geëngageerd. (engagement )

9.3 Mens- en wereldbeeld en thematiek

Een schrijver heeft een kijk op de wereld, een wereldbeeld. De thematiek komt voort uit de visie van de schrijver op de wereld. Vaak keert deze thematiek in verschillende boeken terug.
Het komt nogal eens voor dat schrijvers één overkoepelende thematiek hebben. Dat wordt telkens op een andere manier uitgewerkt in hun boeken. Deze situatie tref je vooral aan bij schrijvers die een sterk samenhangend oeuvre willen schrijven. Ze willen dat al hun boeken op de een of andere manier met elkaar verbonden zijn.

Hoofdstuk 10

10.1 Onderdelen van recensies

In recensies van literatuur in kranten en tijdschriften wordt een oordeel uitgesproken over het boek. Van literair criticus (de schrijvers van een recensie) mag je verwachten dat hij of zij dat oordeel onderbouwt met argumenten en in de meeste gevallen is dat ook zo.
Naast het bespreken van een oordeel bestaat een deel van de recensie vaak uit het samenvatten van de inhoud en het geven van enige achtergrondinformatie. Die vind je vaak in het begin van de bespreking. Verder geven critici soms een beknopte analyse van het boek.
Het is van belang dat je de verschillende onderdelen van een recensie kunt herkennen. Als je namelijk je eigen mening moet vergelijken met het oordeel van de criticus, moet je in staat zijn dat oordeel aan te wijzen en de (eventuele) argumenten die dat oordeel ondersteunen.

Hoofdstuk 11

11.1

11.1.1 Uitgeverijen

Literatuur wordt op de markt gebracht door uitgeverijen en die proberen hun koopwaar zo goed mogelijk onder de aandacht te brengen.
Een uitgeverij is een bedrijf dat met het uitgeven van boeken winst probeert te maken.
Het uitgeven van literaire boeken brengt risico’s met zich mee. Het kan voorkomen dat de uitgever niet eens zijn kosten eruit haalt. Vooral het uitgeven van nieuwe schrijvers, debutanten, is risicovol.

Echt winstgevend zijn boeken die in korte tijd enige tienduizenden exemplaren verkopen. Dat zijn bestsellers. Zulke boeken maken het voor de uitgeverij mogelijk nieuwe auteurs onder aandacht te brengen en daarmee risico’s te lopen.

Voor boeken die worden uitgegeven, maakt de uitgever reclame. Aandacht in de media (vooral tv) is heel belangrijk. Is een auteur in een praatprogramma geweest, dan levert dat bijna altijd duizenden verkochte exemplaren op.

11.1.2 Verkoopcijfers: de toptien

In een aantal kranten en tijdschriften wordt wekelijks een lijst afgedrukt van de boeken die de periode daarvoor goed verkocht zijn. Als je een boek in zo’n lijst ziet staan denk al gauw dat het wel een goed boek zal zijn. Daardoor worden er weer meer van verkocht. Het is voor de uitgever en schrijver belangrijk op zo’n lijst te komen.

11.1.3 Literaire prijzen

Het winnen van een literaire prijs betekent veel publiciteit voor uitgever en schrijver.
De laatste jaren speelt de commercie (handel) rond een boek een steeds grotere rol. Sommige mensen denken zelfs dat dit van invloed is op de inhoud van boeken. Zij zeggen dan dat sommige schrijvers makkelijk leesbare romans schrijven zonder zich voldoende te bekommeren om de literaire kwaliteit.

11.1.4 De literaire kritiek

Literatuur wordt besproken in de betere dag- en weekbladen. Beroepslezers (literaire critici) geven hun mening over de recent verschenen literaire boeken. Aangezien dit persoonlijk oordelen zijn, lopen de meningen nogal eens uiteen.
De invloed van literaire kritieken op de verkoop is overigens heel moeilijk vast te stellen. Sommige mensen menen dat die gering is, anderen denken dat er wel degelijk enige invloed van uitgaat. In ieder geval zetten uitgeverijen citaten uit recensies op de achterflap om de verkoop van het boek te stimuleren.

11.2 Literatuur en context

De achtergrond waartegen en literair boek verschijnt, noemen we de context. Naast maatschappelijke- en culturele context is er de literaire context: de plaats van een boek binnen het hele oeuvre van een schrijver en de plaats binnen de literaire ontwikkelingen van dat moment.

11.2.1 Maatschappelijke-culturele achterronden

Literatuur ontstaat tegen de achtergrond van een bepaalde tijd. De maatschappelijke ontwikkelingen vinden we vaak terug in boeken, omdat een schrijver ‘een kind van zijn tijd ’is. Zo vind je in veel boeken een reactie op de maatschappelijke veranderingen die direct na de Tweede wereldoorlog op gang kwamen.
Het is zelden zo dat literatuur direct reageert op die veranderingen, maar als je terugkijkt in de tijd, zie je vaak dat een literair werk vrij nauw verbonden is met de tijd van ontstaan. Informatie over de context is te vinden in de achtergrondliteratuur.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.