H4 De actieve lezer en open plekken.
Open plekken: Plekken in het verhaal die vragen oproepen, noemen we open plekken. Het zijn nog niet ingevulde stukjes van het verhaal.
Het doel van open plekken is de lezer nieuwsgierig maken: die werking, dat effect hebben ze.
Open plekken kunnen op 3 manieren in een verhaal verwerkt zijn:
1 ze worden vrij snel ingevuld (door de tekst)
2 ze worden na lange tijd ingevuld (door de tekst)
Soorten open plekken:
-Open plekken over belangrijke gebeurtenissen of elementen.
-Open plekken over kleinigheden.
Open plekken zijn belangrijk voor het karakter van het verhaal, een verhaal zonder open plekken is meestal minder boeiend, langdradig en saai.
Open plekken worden in gedichten nogal eens veroorzaakt door beeldspraak. De dichter gebruikt beelden en de lezer heeft moeite te begrijpen waar deze beelden voor staan.
Verhalen, gedichten en romans met veel open plekken kunnen dus moeilijk toegankelijk zijn. Dit betekent niet dat je er niet achter kan komen hoe de tekst in elkaar zit.
Bij moeilijke teksten kun je op zoek gaan naar boeken waarin de tekst uitgelegd wordt. Deze achtergrondboeken worden secundaire literatuur genoemd.
Hoe belangrijker de onbeantwoorde vraag is, hoe groter de spanning is.
Spanning
à het achterhouden van informatie zorgt voor spanning.
à herinnering: ongeantwoorde vragen keren telkens op een of ander manier terug in het verhaal.
à wekken van vermoedens: antwoorden vinden op de onbeantwoorde vraag.
à dwaalsporen: je wordt op het verkeerde been gezet.
à manipulatietechnieken: vertraging, uitstel, een vooruitwijziging inlassen, tijdsprong, op een andere verhaallijn overschakelen.
Open einde: een verhaal roept vragen op waarop je aan het eind geen antwoord krijgt. Het antwoord moet je zelf bedenken.
Gesloten einde: Je krijgt wel antwoord op al je vragen. Dat is wel prettig, maar niet zo realistisch.
Non-fictie: artikelen, berichten, studieteksten, schoolboeken en tijdschriften gaan over werkelijkheid, niet-fictionele teksten. Je verwacht als lezer dat de teksten waarheidsgetrouw zijn, en dat ze zware feiten bevatten.
Fictie: verzonnen verhalen, over bedachte gebeurtenissen: stripverhalen, romans enz.
H6 secundaire literatuur en literaire kritiek
Primaire literatuur: de literaire teksten zelf.
Secundaire literatuur: de achtergrondinformatie over de literaire teksten. Bijv: recensies, diepgravende analyses, samenvattingen, uittreksels, naslagwerken etc.
Bibliotheken: veel achtergrondinformatie is voorhanden in de bibliotheken.
Stof selecteren en verwerken: De stof die je hebt gevonden, ga je verwerken: samenvatten, schematisch noteren of citaten overnemen.
H7 Personages
àHELEMAAL
REACTIES
1 seconde geleden