Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Hoofdstuk 3, paragraaf 4

Beoordeling 7.7
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 2062 woorden
  • 4 februari 2009
  • 7 keer beoordeeld
Cijfer 7.7
7 keer beoordeeld

Karel ende Elegast
In het begin van het verhaal zegt de ik-figuur dat hij een mooi en waar gebeurd verhaal gaat vertellen.

Op een avond verblijft Karel de Grote in zijn kasteel te Ingelheim aan de Rijn. Tijdens zijn slaap verschijnt een engel. Deze beveelt hem, namens God, om te gaan stelen. Als hij dit niet doet, zal hij het leven verliezen.De eerste keer denkt Karel dat hij het verkeerd gehoord heeft en gaat weer slapen. De tweede keer zegt Karel dat hij rijk genoeg is om niet te hoeven stelen. Pas de derde keer gelooft Karel dat het werkelijk een engel is die hem sommeert om te gaan stelen waarna hij op staat. (In die tijd geloofde men dat twee het getal van de duivel was, en drie het getal van God).

Hij trekt zijn beste wapenuitrusting aan en weet ongemerkt - God heeft ervoor gezorgd dat Karel ongezien het kasteel kan verlaten, door alle deuren te ontsluiten en iedereen in slaap te brengen - het kasteel te verlaten. Karel bidt om Gods hulp en bescherming en legt zijn lot in diens handen.


Hij rijdt een woud in en krijgt, nu hij zelf moet gaan stelen, begrip voor de dieven, die de doodstraf riskeren als ze gaan stelen. Hij denkt nu ook aan Elegast, een leenman van hem die hij verbannen heeft vanwege een klein vergrijp. Elegast bezit nu niets meer en moet nu leven van wat hij steelt. Ook zijn de ridders en schildknapen van hem afhankelijk. Elegast laat de armen met rust en besteel alleen de rijken.
Karel betreurt nu dat hij Elegast al zijn bezittingen heeft ontnomen en bidt tot God dat hij Elegast stuurt als zijn metgezel voor die avond.


Vanden vos Reinaerde

Nobel, de Koning der Dieren, had al zijn onderdanen rond zich verzameld om de lopende zaken in het bos te bespreken. Slechts één dier ontbrak: de vos Reinaert.
Vele dieren maakten van zijn afwezigheid gebruik door zich bij de koning te beklagen over de gemene streken die de sluwe vos telkens weer uithaalde. Zij waren nog niet uitgesproken, of daar kwam plotsklaps de vos toch nog aangerend.
Opgewonden en verontwaardigd richtte Reinaert zich terstond tot de koning en de andere dieren. Hij had iets vreselijks ontdekt! Hij waarschuwde alle aanwezigen dat zich helemaal aan de andere kant van het bos een kippenhok bevond waar het niet pluis was. Dit kippenhok, zo vertelde de vos op dramatische toon, lag namelijk vol met giftige eieren die op den duur alle dieren in het bos zouden kunnen doden. Een wrede haan, Cantecleer genaamd, zwaaide de scepter over dit Kippenhok van het Kwaad, zoals Reinaert het direct maar noemde. De vos eiste op hoge toon dat hier onmiddellijk werd ingegrepen en voegde eraan toe dat hij dit klusje wel zou klaren.

De koning aarzelde, want hij kende de streken van de vos. Ook de meeste andere dieren vertrouwden Reinaert voor geen meter. De koning besloot daarom eerst maar eens Bruun de Beer op onderzoek uit te sturen. Na enige dagen keerde de beer terug met de mededeling dat hij in het kippenhok was geweest, maar nog niets had kunnen vinden. Hij had echter nu ook niet bepaald veel medewerking gekregen van de haan Cantecleer, die volgens Bruun inderdaad een nogal agressief tiepje was.
Reinaert zag zijn gelijk bevestigd en drong wederom aan op ingrijpen. Maar de koning wilde geen overhaaste beslissingen nemen, want het verre kippenhok was in principe een rijke bron van inkomsten en hij stuurde opnieuw Bruun naar het kippenhok met de eis dat Cantecleer zijn eieren zou laten controleren.

Het duurde weer enige tijd voordat Bruun terugkeerde om verslag uit te brengen aan de dieren die zich in vergadering rond koning Nobel hadden verenigd. Bruun had nog steeds geen giftige eieren kunnen vinden. Hij had weliswaar iets meer medewerking gekregen, maar de snode Cantecleer had niet kunnen bewijzen dat hij ze niet bezat. Bruun klaagde dat hij ook wel een beetje weinig tijd had en wilde wederom terug om nóg beter te kunnen kijken. Tenslotte waren die kippenhokken van tegenwoordig wél even wat groter dan die van vroeger, het viel niet mee om zo'n complete legbatterij grondig te doorzoeken.

De koning en de meeste dieren waren het hiermee eens en wilden Bruun meer tijd geven. Reinaert de Vos ontplofte bijkans en verklaarde op hoge toon dat hij het nu wel welletjes vond. Hij wilde niet langer wachten en zei dat hij dan wel zonder toestemming van de koning zou gaan ingrijpen. Immers, de boosaardige haan Cantecleer vormde een ernstige bedreiging voor het hele bos en dan zou hij zijn verantwoordelijkheid wel nemen.

Met priemende oogjes keek de sluwe vos de kring der dieren rond en vroeg wie er met hem mee wilden gaan. Slechts zijn neef Grimbert de Das en Belijn de Ram verklaarden zich bereid met hem een coalitie te vormen. De Ezel Balkenende zegde toe Reinaerts actie alleen politiek te ondersteunen, maar zoals gewoonlijk werd er op deze bijziende druiloor nauwelijks gelet.

Het drietal trok onder aanvoering van Reinaert ten strijde tegen Cantecleer en sloopten binnen no-time diens hele kippenfarm. Triomfantelijke reportages over grootse daden en overwinningen overspoelden het ganse bos. Er kwam echter nog steeds geen enkele kennisgeving omtrent de vondst van giftige eieren. De eerlijkheid gebiedt te zeggen, dat daarop inmiddels ook niet meer zo op werd gelet. De sluwe Reinaert had namelijk gaandeweg het accent van zijn beweegredenen listig verlegd naar het aspect van de afschuwelijke wreedheid van Cantecleer.
Waar was Reinaert allemaal mee bezig? Toen het karwei vrijwel was geklaard bereikten bovendien nog enige verontrustende berichten over vele uiteen gereten kippen en kuikens het hof van koning Nobel. Op een dag werd zelfs het ontzielde lichaam van de dode kip Coppe ten paleize bezorgd. Tevens scheen er volstrekte chaos te heersen onder het pluimvee en was er sprake van dermate heftige plunderingen dat de veren in het rond stoven.
Koning Nobel overzag het allemaal niet meer. Toen de ezel Balkenende vervolgens ook nog eens begon te raaskallen dat er zelfs kippenpest was uitgebroken, sloegen de stoppen bij de koning der dieren volledig door. Brullend en tierend schold de getergde monarch het warrige lastdier de huid vol, verklaarde tenslotte dat een Bos en een balkende ezel niet samengingen en joeg hem van zijn territorium.

Reinaert de Vos intussen voelde zich na zijn overwinning de Nieuwe Koning der Dieren, deed zich tegoed aan de rijkdommen in de pluimvee-sector. Hij trok zich niets aan van de beestenbende die hij in de regio had aangericht en waarvan de gevolgen nog lang merkbaar zouden zijn in het dierenbos.
Van Cantecleer is nimmer meer vernomen, in tegenstelling tot de ezel, die koppig is blijven proberen nog een stabiele coalitie met Gereart de Zalm te vormen en ondertussen in het wilde weg maar zélf wat kippen is gaan ruimen...

Moraal van dit verhaal: Als de vos de passie preekt, boer pas op je kippen!

Beatrijs
Auteur onbekend, ca. 1300, Brabant

Beatrijs, een jonge vrouw uit een adellijke familie, is kosteres in een klooster. Uit liefde voor een jeugdvriend verlaat ze op een nacht het klooster in stilte. Zeven jaar lang leven Beatrijs en haar lief in rijkdom en ze krijgen twee kinderen. Maar wanneer het geld op is, gaat hij ervandoor. Beatrijs staat er alleen voor.

Gedurende zeven jaar verdient ze de kost als hoer, maar uiteindelijk krijgt ze berouw. Ze besluit terug te keren naar het klooster. Nadat ze haar kinderen heeft achtergelaten bij een weduwe die voor hen zal zorgen, gaat ze heimelijk terug naar het klooster dat ze veertien jaar eerder heeft verlaten. Tot haar verrassing merkt ze dat Maria, tot wie ze steeds was blijven bidden, al die jaren haar plaats heeft ingenomen. Niemand in het klooster heeft Beatrijs’ afwezigheid gemerkt.

Vanaf nu is zij opnieuw kosteres. Toch wordt ze nog gekweld door schuldgevoelens. Ze biecht alles op aan een abt die het klooster bezoekt. Hij scheldt haar alle zonden kwijt. Wel vertelt hij het verhaal, als een leerzaam exempel , in een preek, maar zó dat niemand weet dat het over Beatrijs gaat.


Marieken van nieumeghen
Mariken leeft in de tijd dat hertog Arend van Gelre gevangen genomen was door zijn zoon hertog Adolf en diens medeplichtigen. Ze is een mooi, jong meisje dat bij haar oom, de vrome priester Gijsbrecht, drie mijl van Nijmegen vandaan woont , omdat haar moeder overleden is. Op een dag stuurt oom Gijsbrecht haar naar Nijmegen om het hoognodige te gaan kopen. Mariken gaat op pad en koopt in Nijmegen alles wat ze nodig hebben. Dan wordt het donker en ze denkt niet dat ze in die korte thuis terug naar het huisje van haar oom kan lopen, dus klopt ze bij haar tante die in Nijmegen woont aan. Die maakt haar echter uit voor een schijnheilige slet en stuurt haar weg. Bedroefd door haar tantes boze en onware woorden loopt Mariken Nijmegen uit en het donker in en loopt door totdat ze bij een grote struik komt. Hier gaat ze zitten huilen en biedt zich verschillende keren aan de duivel aan, omdat het voor haar niet meer uitmaakt of het goede of het kwade haar krijgt. De duivel hoort dit en gaat vermomd naar haar toe. Hij biedt aan haar de zeven vrije kunsten (rethorica (dichten), musica, logica, grammatica, geometrie (meetkunde), arithmetica (rekenkunde) en alchemie (scheikunde)) te leren en haar alles te geven wat ze wenst als ze met hem meegaat. Hij maakt zich bekend als “Moenen met het ene oog, ik ben goed bekend bij de jongens van de gestampte pot” (blz. 14/15). Mariken weet dan dat hij de duivel is, maar toch neemt ze zijn aanbod aan. Hij verlangt van haar dat ze haar naam verandert in Emmeken. Na een beetje protest stemt Mariken toch in en heet dus voortaan Emmeken. Samen vertrekken ze naar Antwerpen. Daar wonen ze zes jaar boven een herberg (In Den Gulden Boom) waar veel “zondaars”(drinkebroers, zwendelaars enz.) komen. Door toedoen van Moenen wordt er iedere dag wel eentje vermoord. Na die zes jaar wil Emmeken weer eens terug naar haar oom om te zien hoe het met hem gaat. Moenen geeft hier toestemming voor en ze gaan op weg naar Nijmegen. Daar komen ze aan ten tijde van de Maria-processie (godsdienstig feest). Emmeken wil graag het wagenspel van Masscheroen zien. Na lang aandringen mag dat. Door dit spel krijgt ze berouw van haar zondige leven en wil ze boetedoening doen. Moenen tilt haar “hoger dan een huis of een kerk mee de lucht in”(blz. 46/47) en smijt haar daarna naar beneden. Haar oom ziet het en schrikt heel erg. Mariken vertelt van haar zondige leven en Gijsbrecht neemt haar achtereenvolgens mee naar geleerde priesters in Nijmegen, de bisschop van Keulen en de paus in Rome. De laatste wil haar absolutie (kerkelijke vergeving voor je zonden) geven als ze boetedoening heeft gedaan. Mariken krijgt ijzeren kettingen om haar hals en om haar armen. Pas als de ringen versleten zijn of er vanzelf afvallen, zijn haar zonden haar vergeven. Mariken begeeft zich hierna naar het klooster voor bekeerde zondaressen in Maastricht, waar ze non wordt en een uiterst vroom leven leidt. Op een dag wordt ze wakker en liggen de kettingen naast haar; God heeft haar vergeven.

De reis van Sint Brandaan.
auteur onbekend, ca. 1150, Rijnland (Duitsland)

Brandaan, abt van een groot Iers klooster, leest in een oud boek allerlei dingen die hij niet kan geloven. Geïrriteerd werpt hij het boek in het vuur, maar dan verschijnt een engel die hem opdraagt per schip een reis te ondernemen om de waarheid te achterhalen. Er volgen negen jaren waarin Brandaan en zijn medebroeders de wereldzeeën bevaren. Tijdens de gevaarlijke en avontuurlijke reis vallen ze van de ene verbazing in de andere: een vis met een eiland op de rug, een aards paradijs, de verrader Judas die af en toe verlichting krijgt van de helse pijnen die hij moet ondergaan… Brandaan raakt er stilaan van doordrongen dat Gods schepping in het geheel niet te doorgronden is en dat Hij sneller bereid is tot genade dan men ooit zou kunnen bevroeden. Als na negen jaar blijkt dat het logboek waarin de avonturen werden opgetekend, reeds volledig is gevuld, laat Brandaan zijn schip terugkeren naar Ierland. Hij draagt het boek op aan God en sterft kort nadien. Het is de aartsengel Michael die zijn ziel komt ophalen: een uitzonderlijke eer voor een uitzonderlijke heilige.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.