Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Hoofdstuk 2, Literaire theorie; grondbegrippen

Beoordeling 7.5
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 534 woorden
  • 16 februari 2009
  • 42 keer beoordeeld
Cijfer 7.5
42 keer beoordeeld

Nederlands samenvatting H2 (literaire theorie: grondbegrippen)

§ 11 (vorm en inhoud; de hoofdgenres)
Vorm en inhoud; de hoofdgenres
Vorm: Manier waarop de inhoud wordt meegedeeld, de ‘hoe’ van de tekst;
Inhoud: Waar de tekst over gaat, de ‘wat’ van de tekst.

De manier waarop iets verteld wordt heeft invloed op de inhoud (en omgekeerd).

Alinea: Vormkenmerk
Word gebruikt om een nieuw onderdeel van de inhoud te vertellen.
Witregel: Vormkenmerk

Word gebruikt als de overgang naar een nieuw onderdeel vrij groot is.
Hoofdstuk: Vormkenmerk
Bij romans als er een zeer grootte overgang is.

Twee groepen (vorm):
1. Proza: Regellengte is afhankelijk van de breedte van het papier (of kolom)
2. Poëzie (of dichtkunst): Regellengte onafhankelijk van de bladspiegel, de lengte van een regel wordt bepaald door de schrijver.

Twee andere groepen:
1. Zakelijke teksten: Word in behandeld wat echt bestaat (gebeurd)(krantenartikel)
2. Fictionele teksten: Gaan over verzonnen dingen (gebeurtenissen)

Vier hoofdgenres (inhoud):
1. Epiek (Fictionele tekst): Verhalende literatuur, (epos = verhaal)
2. Didactiek (zakelijke tekst): Teksten met een boodschap (geen puur informatieve teksten)
3. Lyriek (Fictionele tekst): Verzamelnaam voor teksten waarin rechtstreekse gevoelens worden uitgedrukt
4. Dramatiek (Fictionele tekst): Alle toneelstukken (zinnen die ze tegen elkaar zeggen tot beschrijving waar ze bv. heen moeten lopen)


In een roman (epiek) kunnen passages voorkomen waarin iemand zijn gevoelens toont, dan is dit stuk lyrisch

§ 12 (epiek)
Vier prozagenres:
1. Sprookje: Kort verhaaltje, gebouwd op de stelling goed/kwaad en arm/rijk
2. Sage: een langer verhaal over belangrijke personen en indrukwekkende gebeurtenissen
3. Mythe: Verhalen met bovennatuurlijke gebeurtenissen en personen, waarin de primitieve mens allerlei zaken niet begreep
4. Legende: Zuiver christelijk genre: een kort verhaal waarin met toont hoe God zich rechtstreeks met het leven van de mens bemoeit

Twee poëziegenres:
1. Ballade: Een lied – een gedicht dat gezongen kan worden – waarin een eenvoudig verhaal wordt verteld
2. Heldendicht (of epos): Een zeer lang dichtwerk waarin een heldhaftig persoon allerlei grootse avonturen beleeft

§ 13 ((episch-)didactische genres)
Didactische (zakelijke) teksten:
1. Overtuigende tekst: Klein beetje informatie verstrekken en een eigen visie van de schrijver om een persoon te overtuigen van iets
2. Activerende tekst: Een tekst die er voor zorgt dat mens wat gaat doen (bv. hun spaarcenten op een andere bank zetten)

3. ‘Leerdicht’: Oude middeleeuwse (didactische) verhalen (bv. biografieën) die in een dichtvorm zijn geschreven

Episch-didactische literatuur: Hierin staan twee dingen naast elkaar: het verhaal (epiek) en wat ermee wordt bedoeld (didactiek)

Episch-didactische genres:
1. Fabel: Het idee van het verhaal staat achter in het verhaal. Een kort verhaal (proza of poëzie) over dieren waarin een levensles (de ‘moraal’) wordt gegeven
2. Satire: Een verhaal waarin (vaak op humoristische wijze) bestaande zaken worden bespot en aangevallen
3. Parodie (nauw verwant aan de Satire): Een bepaalde tekst word bespot door in dezelfde stijl over een ander onderwerp te schrijven

§ 14 (Lyriek)
Twee genres:
1. Elegie of Klaagzang: Een gedicht waarin gevoelens van verdriet en wanhoop worden verbeeld
2. Ode of Lofdicht: Een gedicht waarin gevoelens van bewondering voor iets of iemand worden uitgedrukt, meestal op tamelijke plechtige toon

§ 15 (Dramatiek)
Twee hoofdgenres:
1. Tragedie of Treurspel: Ernstig toneelstuk
2. Komedie of Blijspel: Een vrolijk stuk

Varianten op de hoofdgenres:
1. Klucht: Toneelstuk met verfijnde humor
2. Tragikomedie: Toneelstuk met afwisselend ernstige en vrolijke stukken

3. Melodrama: Romantisch-sentimenteel stuk vol verrassende wendingen en sensationele theatereffecten

Overkoepelende term: Drama of toneelstuk

Omwerking van een toneeltekst tot toneelopvoering: Enscenering of mise-en-scène

REACTIES

M.

M.

klucht moet zijn: toneelstuk met weinig verfijnde humor

13 jaar geleden

H.

H.

Heb jij niet geleerd om met punten te schrijven?

7 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.