Welke scholen overweeg jij bij je studiekeuze?

Doe mee aan dit onderzoek over jouw studiekeuze en maak kans op een Bol.com bon van 25 euro.

Hoofdstuk 12

Beoordeling 7.6
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 1379 woorden
  • 6 februari 2009
  • 117 keer beoordeeld
Cijfer 7.6
117 keer beoordeeld

Hoofdstuk 12, de middeleeuwen

12.1 de politieke achtergronden
in de 5e eeuw viel het West-Romeinse rijk uit elkaar. In de 8e eeuw wist Karel de Grote (768 – 814) een groot gedeelte van het rijk weer onder 1 gezag te krijgen. In 843 werd bij het verdrag van Verdun het rijk in drieën gedeeld.
Na dit verdrag kwamen de Nederlandse gewesten bij het Duitse keizerrijk. Vlaanderen viel onder het machtige Frankrijk.
De internationale politiek werd gedomineerd door de vorming van grote nationale steden, die soms met elkaar in conflict raakten. Een aantal voorbeelden:

- Engeland en Frankrijk voerden van 1337 – 1453 oorlog.
- Kruistochten werden van 1096 – 1291 tegen de islam ondernomen

12.2 de sociaal – economische achtergronden
de bisschop Adalbero leverde het theoretische fundament voor een benoeming van de 3 maatschappelijke groepen:
- de geestelijkheid (bidden)
- de adel en de ridders (strijden)
- de boeren en de vissers (werken)
Adalbero beschreef niet de groep die vanaf de 12e en 13e eeuw opkwam, de ambachtslieden en handelaars (de opkomende burgerij).

Vanaf ongeveer 700 beloonde een vorst zijn trouwe onderdanen door ze landerijen in bruikleen te geven. Maar de vazal moest zijn leenheer hiervoor wel trouw en gehoorzaamheid beloven, en hij moest de leenheer met raad en daad bijstaan.
De vazal moest hulde doen (geknield met gevouwen handen de leenheer trouw beloven).

Later, toen de vazallen onafhankelijker werden, kwam ze in verzet tegen hun leenheer.

Het was vrij gebruikelijk om een liefdeslyriek te beginnen met Natureingang. Het was een teken van technisch vakmanschap.

De Middeleeuwen zijn te omschrijven als een eercultuur, waarin een groep belangrijk was, niet een individu. Vaak vond je dit ook terug in liederen of gedichten.
Het belangrijkste middeleeuwse begrip eer drukt in de 1e plaats aanzien en waardering uit door de groep, en men moest eer en aanzien niet verliezen, dus altijd schande voorkomen. Wie zijn eer verloor werd eerloos, verviel in schande en werd uit de groep verstoten.

12.3 de culturele achtergronden
de religieuze middeleeuwer ging ervan uit dat achter de reële, zichtbare en tastbare werkelijkheid een diepere, niet direct waar te nemen werkelijkheid schuil ging. Middeleeuwers meenden dat de concreet zichtbare dingen verwezen naar het Hogere. Het allerdaagse kon een symbool zijn. Daarom werd er volop gebruik gemaakt van symbolen in de kunst.
In de middeleeuwen was geloof erg belangrijk. Veel symbolen verwijzen daar dan ook naar.

Er waren verschillende soorten symboliek, waaronder lichtsymboliek, kleurensymboliek en getallensymboliek.

Er waren veel verschillen met onze opvatting en de middeleeuwse opvatting over kunst:
- Het gebruik van symbolen en de opvatting over originaliteit.
- Middeleeuwse auteurs hadden een maatschappelijke taak. Ze wilden hun publiek iets leren.
- Er werd gebruik gemaakt van traditie, de kunst hoefde niet vernieuwend te zijn.
- In de middeleeuwen werden boeken met de handgeschreven. Een tweede exemplaar werd door kopiisten overgeschreven. Vaak stonden er dan fouten in, door bijv. vermoeidheid.
- In de middeleeuwen werden boeken voorgelezen. Er was geen leescultuur, maar een voorleescultuur. Het publiek luisterde in grote groepen en zong mee met liederen.
- De middeleeuwse auteurs werkten in opdracht. Ze kregen van vorsten, patriciërs of stadsbesturen de opdracht een tekst te schrijven of vertalen. Dat betekent dus ook dat ze niet helemaal vrij waren om te schrijven wat ze wilden.


12.4.1 literatuur aan het hof
tot ongeveer het jaar 1000 was heel Europa vrijwel uitsluitend agrarisch. Maar de statische samenleving begon te veranderen, en door de opkomende nijverheid en handel kwam de geldcirculatie weer op gang. De handel en nijverheid waren vooral in steden te vinden, de behoefte aan geld vond je vooral bij vorsten. Daarom voorzagen ze tolheffingen.
Aan het hof woonden jongeren die opgevoed moesten worden volgens de aanbevolen gedragswijze. De voornaamste reden hiervan was om wrijvingen te voorkomen.
Bij hoofsheid hoorden regels:
- correcte kleding
- tafelmanieren
- conversatie
- wijze van vechten
- omgang met anderen.
- Enz.
Het doel van deze regels was om de ander te ontzien, niet te kwetsen of te prikkelen.
De hoofsheid was een ideaal, zo zou het moeten zijn. Maar het bood ook ruimte tot idealisering, en de schrijvers speelden hier handig op in.
Aan het hof werd er naar verschillende teksten geluisterd. Populair was de hoofse lyriek; vooral de hoofse minnelyriek. Ook ridderromans waren er geliefd.

Karelepiek

In de Karelepiek staan de avonturen van Karel de Grote of zijn vazallen centraal. De Karelepiek gaat terug op het chanson de geste. Dit zijn verhalende gedichten over al dan niet verzonnen gebeurtenissen uit de tijd van Karel de Grote.
In chansons de geste zijn twee onderwerpen dominant; de strijd tegen de heidenen en de spanningen binnen het feodale systeem door opstandige vazallen.
Karel ende Elegast.

Arthurepiek
Het hof van koning Arthur is een ideale hoofse wereld, waarin geen feodale conflicten bestaan. De ideaalvorst koning Arthur werd de literaire concurrent van Karel de Grote.
De Arthurromans hebben een hechte structuur die een diepere les duidelijk moeten maken. Waar Karelromans historisch zijn, zijn Arthurromans fictief, sprookjesachtig.
De ridders Lanceloet, Walewein, Perceval of anderen trekken erop uit om een queeste te volbrengen. De Arthurridder verlaat het hof om in de niet-hoofse wereld de orde te herstellen.
De roman van Walewein is 1 van de beroemdste Arthurromans.


12.4.2 geestelijke letterkunde
in de middeleeuwen hadden de rooms-katholieke kerken veel macht en invloed. De seculiere, wereldlijke geestelijkheid verzorgde de zielzorg voor de gelovige leken. De monniken en nonnen (de reguliere geestelijkheid) verbleven in de kloosters. Zij hadden de kloostergeloften van armoede, kuisheid en gehoorzaamheid afgelegd. Er waren verschillende kloosterorden.

De teksten die we tot geestelijke letterkunde reken, gaan in 1e plaats over het christendom. Ze zijn geschreven om op te roepen tot een christelijk leven en dienden om het ware geloof uit te dragen. Dat was hun belangrijkste functie.
De opdrachtgevers en auteurs waren abten, monniken, priesters en religieuzen.
Vooral de geestelijke letterkunde in de volkstaal is voor een lekenpubliek bedoeld geweest.
Een belangrijke groep teksten is geschreven ter ere van Maria. Een Marialegende was bedoeld om het publiek tot Mariaverering aan te zetten.

12.4.3 literatuur in de stad
in de standentheorie van Adalbero komt de stad niet voor. Maar door het herleven van de geldhandel in de 11e eeuw werden de steden die in een feodale agrarische samenleving een ondergeschikte rol hadden gespeeld, weer belangrijk. Vanaf de 12e eeuw worden de steden een steeds belangrijkere politieke en economische factor.
De mensen in de stad leefde vooral van handel en nijverheid. De stad streefde naar een eigen juridisch apparaat, los van de rechtbanken en bestuursinstellingen van het feodale systeem. In de stad ontwikkelde zich een ambtenarenkorps, onderwijsstelsel en bankwezen. Vaak vormden de rijke koopmansgeslachten het patriciaat, dat het bestuur uitoefende. Hard werken, handelsgeest, zelfstandigheid en investeren werden gepropageerd. Luieren en mateloosheid werden gekritiseerd. Wellust werd veroordeeld. De eerbare liefde binnen het huwelijk werd positief beoordeeld.


Het patriciaat is op cultureel gebied een stuwende kracht. Deze stedelijke elite lonkte naar prestigieuze hoofse cultuur die men wilde navolgen, maar tegelijkertijd ook aan hun eigen leven wilde aanpassen. De liederen uit het Gruuthuse handschrift en de abele spelen zijn uitingen van deze annexatie en adaptatiedrift.
Abele spelen hadden een ernstig karakter. Na een abel spel werd een komisch stukje opgevoerd. De hoofdpersonen in abele spelen zijn voorname personages en de toon is verheven, ernstig, hoofs. De personages uit sotternieën komen uit lagere kringen en de toon is soms grof.

De abele spelen zijn een verwerking van hoofse literatuur in de stad. Er ontstaat echter ook een typische eigen stadsliteratuur, bedoeld voor de burgerij. Een aantal teksten gaat in op de standentheorie. De burger paste niet in de traditionele standentheorie. De burgerlijke standenliteratuur geeft die plek wel. Deze teksten legitimeerden en verheerlijkten het burgerlijke bestaan. De nadruk lag dan ook op gewenst burgerlijk gedrag.

Tegen het eind van de Middeleeuwen, na de uitvinding van de boekdrukkunst, werd er in de stad veel gedrukt.

In de late middeleeuwen ontstonden in de stad georganiseerde verenigingen waarin men de literatuur beoefende. Deze rederijkers oefenden in de 15e, 16e en een deel van de 17e eeuw een grote invloed uit. Ze waren goed georganiseerd. Er was een voorzitter, een penningmeester, een erevoorzitter en een artistiek leider, die beginnende rederijkers les gaf en de toneelstukken schreef en regisseerde.
De rederijkers waren bij veel stedelijke activiteiten ingeschakeld. Zo waren ze in staat een belangrijk opiniërende rol te spelen in het stedelijk milieu. In artistiek opzicht benadrukten de rederijkers ambachtelijke vaardigheid en technisch vakmanschap. Rederijkers hielden zich voornamelijk bezig met toneel en gedichten.

REACTIES

M.

M.

"Na dit verdrag kwamen de Nederlandse gewesten bij het Duitse keizerrijk" dit is onjuist. Het latere Nederland hoorde bij het middelste deel, het meest rechtse deel was het Duitse rijk. Het was Nederland met o.a. de Lotharingen.

12 jaar geleden

J.

J.

Dat de hoofdletters onregelmatig zijn is een beetje irritant, en ik mis wat uitleg van termen. houdoe en bedankt

9 jaar geleden

S.

S.

Dankjewel

8 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.