Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Zienswijze; hd. 3 + 4 + 1

Beoordeling 4.5
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 1960 woorden
  • 16 juni 2003
  • 42 keer beoordeeld
Cijfer 4.5
42 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Aantekeningen Levensvisies - levensbeschouwing = levensvisie = een geheel van voorlopige antwoorden op levensvragen met daaraan een levenswijze vastgekoppeld - iedereen heeft een levensvisie: · altijd voorlopig! · veranderd regelmatig, omdat de mens door kennis, leeftijd en ervaring zich continu aanpast aan de wereld om zich heen - mensen hebben om hun leven vorm te geven en in te richten: · een levensvisie · een grote ‘gestructureerde’ levensbeschouwing (bijv. Jodendom) - een levensbeschouwing heeft een binnen- en buitenkant: · binnen = opvattingen en gevoelens (=internalisatie) · buiten = alles wat je kunt zien, horen, proeven, ruiken en aanraken (=zintuiglijk) - andere woorden hiervoor zijn: · sporen · uitingen · signalen Aantekeningen Jodendom - vroeger à natuurgodsdiensten met meerdere goden (=polytheïsme) - Jodendom = · de 1e en oudste levensbeschouwing die monotheïstisch is (=1 God) · valt binnen een godsdienstige visie - uit het Jodendom ontstonden: · christendom · Islam - het Jodendom bestaat uit verschillende stromingen: · orthodox = woorden in de Thora zijn goddelijk · chassidisch orthodox = mystieke joodse godsdienst, neiging hebbend tot een wondergeloof, geheimzinnig · liberaal = religieuze ervaringen zijn belangrijker dan de wetten van de Thora · conservatief = tussen liberaal en orthodox in
§3,1: Inleiding - de identiteit van een jood wordt bepaald door 5 factoren (ervaringsgebieden): 1. de joodse cultuur
2. Israël
3. Shoah (holocaust) 4. iemands persoonlijke levensgeschiedenis
5. de Nederlandse cultuur - assimilatie = het volledig opgaan in de Nederlandse cultuur - het Jodendom heeft veel invloed op: · godsdienst à moedergodsdienst voor Christendom en Islam · wetgeving à naastenliefde, rechtvaardigheid · wetenschap à o.a. Freud, Einstein en Marx · taal à veel gezegden en woorden (tof, mazzel) §3,2: Joodse leer - het Jodendom kent 3 belangrijke basisprincipes met regels: · het geloof in God à gehoorzaamheid aan de Torah, beeldloze religie, het niet uitspreken van de naam van God · het joodse volk à het streven naar een eigen land = zionisme · de Thora à de regels en voorschriften uit de talmoed en de torah vromen samen de mitswot §3,3: Stromingen in het jodendom - het Jodendom bestaat uit verschillende stromingen: · orthodox = woorden in de Thora zijn goddelijk · chassidisch orthodox = mystieke joodse godsdienst, neiging hebbend tot een wondergeloof, geheimzinnig · liberaal = religieuze ervaringen zijn belangrijker dan de wetten van de Thora · conservatief = tussen liberaal en orthodox in §3,4: Kenmerken van het Jodendom: - synagoge = het huis van samenkomst waar gelovige hun eredienst houden, nodig: · een ruimte · een minjan = 1- religieus mondige mannen · een torah-rol - levenscyclus = · geboorte: besnijdenis op de 8e dag na de geboorte · religieuze opvoeding · bar(bat)mitswa = de leeftijd waarop een jongen 13 wordt en een meisje 12 dat ze verantwoordelijk zijn voor het vervullen van de religieuze plichten (ze worden meerderjarig) · huwelijk · dood - taak van de vrouw: · opvoeden kinderen volgens de Thora · eten bereiden volgens de spijswetten - sabbat = 7e dag van de week, zaterdag - verboden op sabbat: · tv kijken · aanmaken van vuur of licht · eten koken · gebruik van vervoermiddelen · geldelijke transacties - de spijswetten (kasjroet) bestaan uit 4 onderdelen: · kosjere dieren (=dieren die joden mogen eten) · het kosjer slachten van dieren · het verbod om bloed te eten · het gescheiden houden van melk en vlees - kibboets = samenlevingsvorm, gebouwd op gemeenschapzin en solidariteit - het joodse jaar: · heeft maanden van gemiddeld 29,5 dagen · telling begint met de schepping (burgerlijk jaar uit te rekenen door: joodse jaar – 4--- jaar = …… x 24-)
§3,5: Antisemitisme - Joden werden gediscrimineerd op/door: · godsdienstig antisemitisme = je mag dan niet meer de regels van je godsdienst uitoefenen · racistisch antisemitisme = het ene ras is goed, andere ras is slecht · economisch antisemitisme = discriminatie op het gebied van economie · politiek antisemitisme = discriminatie tussen politieke leiders en hun volk §4,1: Islam als geloofsgemeenschap - veel moslims zijn afkomstig uit landen rond de Middellandse Zee die als gastarbeiders in de jaren ‘6- en ‘7- - Islam = onderwerping, totale overgave aan de wil van God - iemand die de Islam naleeft is een moslim - de Koran is het heilige boek van de moslims, is een duidelijke richtingwijzer en bepaald in hoge mate de binnenkant van deze gemeenschappelijke levensbeschouwing §4,2: Geloofsbronnen - de geloofsbronnen van de Islam zijn: 1. de Koran (Qor’an) = bevat de openbaringen van Allah die de profeet ontving via de engel Gabriël, geschreven in het Arabisch, met 114 hoofdstukken = soera’s en de Koran geeft aanwijzingen hoe de gelovige moslim moet leven in de praktijk
2. Traditie (hadith) = een verzameling geschriften van de uitspraken en gewoonten (soenna) van Mohammed en volgelingen
3. De Wet (sjari’a) = het geheel van voorschriften die moslims in acht nemen en is gebaseerd op de koran en de hadith en regelt tot in bijzonderheden wat een moslim in allerlei levensomstandigheden te doen staat: - fard = verplicht - masnum = verdienstelijk - mubah = toegestaan - makruh = verwerpelijk - haram = verboden - djihad = de inspanning ten behoeve van God en moet gericht zijn op verbreiding van de islam (sommige denken dat het een heilige oorlog is tegen ongelovige) - Mohammed werd geboren omstreeds 6-- na Chr. - djinns = boze geesten - ka’aba = belangrijkste heiligdom - hidjra = de verhuizing - Ummah = één geloofsgemeenschap - djihad = een gerechtvaardige oorlog - Mohammed stierf in 632 na Chr. §4,3: Geloof en plichten - de geloofsleer omvat de volgende ‘regels’: · geloof in God · geloof in Engelen · geloof in de profeten · geloof in de heilige boeken · geloof in het leven na de dood · geloof in de voorbeschikking
§ 4,4: Stromingen in de islam - de moslims zijn in 2 hoofdgroepen onder te verdelen: · de soennieten à meerderheid; koos voor het gekozen kaifaat en meende te handelen naar het voorbeeld (=soenna) van de profeet · de sji-ieten à minderheid; geloven dat alleen de nakomelingen van Ali de ware immans = religieuze leiders van de islam kunnen zijn - soefisme = een aparte stroming in de islam die wordt beschouwd als de islamitische mystiek; ze geloven dat je door meditatie en bepaalde rituelen kunt komen tot daadwerkelijke vereniging met Allah §4,5: De plichtenleer – de vijf zuilen - de moslim kent vijf hoofdplichten (de vijf zuilen van de islam): 1. de geloofsbelijdenis (sjahadah) = de getuigenis: “Ik getuig dat er geen God is dan Allah en dat Mohammed zijn dienaar en boodschapper is” 2. het gebed (salat) = ieder moslim is verplicht vanaf de puberteit vijf maal per dag het rituele gebed te verrichten op vastgestelde tijden
3. de armenbelasting (zakat) = iedere moslim is verplicht jaarlijks minimaal 2,5% van zijn belastbare inkomen aan de armen te geven
4. de vastenmaand (ramadan) = iedere gezonde moslim, gerekend vanaf de puberteit, is verplicht de gehele maand ramadan te vasten van zonsopgang tot zonsondergang
5. de bedevaart (hadj) = elke moslim, die daartoe in gelegenheid is, moet eenmaal in zijn leven op bedevaart naar Mekka §4,6: Het godsdienstige leven - enkele feesten van de islam: · het ‘Feest van het verbreken van het vasten’ = volgt op de eerste dag na de vastenmaand ramadan · het ‘Offerfeest’ = valt op ongeveer 7- dagen na afloop van de ramadan Aantekeningen moraal en ethiek - problematieken = themata die men in elke levensbeschouwing (theïstische, agnostische en a-theïstische) tegenkomt · theïstisch = godsdienstig · a-theïstisch = niet godsdienstig · agnostisch = twijfelen tussen concreet godsdienstig zijn en het niet weten - ethiek en moraal = het geheel van normen en waarden dat weergeeft wat wij zien als goed en verantwoord gedrag - daarbij kun je vragen stellen met een normatief karakter = alles wat te maken heeft met mogen en moeten - bij ethische vragen komen vaak de volgende termen aan bod: · goed en kwaad · slecht en verantwoord · mens- en dierwaardig - norm = maatstaf, richtsnoer: nog niet bereikt - waarde = waardebevattend, zowel in materiële als ethische waarde, iets wat bereikt kan worden: al bereikt - een norm is een maatstaf hoe te handelen. Een norm is dan een middel om te bepalen hoe te handelen om een waarde te bereiken §1,2: Moraal en ethiek - ethiek = normen en waarden, goed en kwaad, wat wel en niet mag of moet - moraal = mentaliteit of innerlijke gezindheid (instelling en wil) - het woord moraal komt van het Latijnse woord ‘mores’ (zeden) - oftewel: moraal is het geheel van normen en waarden dat weergeeft wat wij zien als goed en verantwoord gedrag
§1,3: De ethische optiek het goede (in absolute zin!) Ethische optiek het behoren (hoe ’t hoort te zijn) het doen (hoe brengen we het in feite in de praktijk) §1,4: Waarden, normen en regels - waarde = iets wat je wilt/moet bereiken - norm = middel om de waarde te bereiken - regel = om de norm te realiseren; · rechtsregel = regel door de wet opgelegd · godsdienstige regel = regel opgelegd door kerk of leergezag · fatsoensregels = regel opgelegd via de opvoeding · morele normen §1,5: Morele normen - een morele norm kun je herkennen aan 3 criteria: 1. universeel geldig = normen die overal gelden
2. sterke bindingskracht = doet een beroep op de mens, is dwingend
3. nooit middel = een morele norm is nooit een middel om een hoger doel te bereiken, maar altijd doel in zichzelf - toch zijn de normen en waarde niet voor iedereen geldend = arbitair, maar er zijn wel veel culturen die gemeenschappelijke normen en waarden hebben: · het tonen van medemenselijkheid · het verzorgen van hulpbehoevenden · trouw zijn · afspraken nakomen · de waarheid spreken · het verbod op het doden van ‘medeburgers’ · het verbod op diefstal - immoreel = dat iets tegen onze morele overtuiging ingaat (mensonwaardig) - er zijn ook veel morele normen die niet in de wet zijn vastgelegd, terwijl ze toch belangrijk zijn in het menselijk verkeer - het is mogelijk dat je de wet overtreedt (onwetttige handeling) maar toch moreel juist – naar eer en geweten – handelt zoals te hard rijden om een ernsig gewonde naar de eerste hulp te brengen - andersom kan ook: zo verbiedt de wet geen abortus meer (wettige handeling), maar daarmee blijft abortus voor sommige wel een slechte zaak (immorele handeling) §1,6: Aspecten van moraal - calculerende burger = iemand die handelt vanuit eigenbelang - altruïsme = het belang van de ander of de gemeenschap voorop - dubbel moraal = als iemand er twee normen op na houdt die met elkaar in strijd zijn; bijv. een ondernemer die elke week vroom in de kerk zit maar er tegelijkertijd niet voor schroomt om zijn arbeiders zwart uit te betalen of voor een hongerloontje te laten werken - normen en waarde liggen niet voor eeuwig vast, maar verschillen. Ze zijn afhankelijk van: · tijd · plaats · omstandigheden · sociale groepering
§1,9: Moraal en levensbeschouwing - alle verschillende godsdienstige levensbeschouwingen hebben 1 belangrijk moraal: · Christendom = naastenliefde · Jodendom = rechtvaardigheid · Islam = barmhartigheid · Hindoeïsme = het vermijden van egoïsme, bescheidenheid, geweldloosheid, vergevingsgezindheid, verdraagzaamheid en rituele reinheid · Boeddhisme = niet doden, niet stelen, geen ongepaste seksuele relaties onderhouden, niet verkeerd spreken en geen drugs gebruiken · Humanisme (geen God) = bronnen van moraal zijn het menselijk verstand en het geweten §1,11: Ethieken (levenshoudingen) - in de ethiek kennen we de volgende levenshoudingen: · Hedonisme = pluk de dag · Utilisme = afwegen - hedonisme = een hedonist zal dat gedrag kiezen waarvan hij het meeste genot en het minste ongemak en verdriet verwacht - grondlegger van het hedonisme is de Griekse filosoof Epicurus, die meer nadruk legde op het vinden van innerlijke harmonie en het mijden van onrust en pijn - het moderne hedonisme heeft meer betrekking op het streven naar lichamelijk genot, dus lekker eten, vrijen, slapen en nietsdoen en geestelijk genot, zoals vriendschap, vrijheid en afkeer van agressie - PW-vraag: Wat is het verschil tussen het hedonisme van vandaag en het hedonisme van Epicurus? Antwoord: Het hedonisme van vandaag heeft te maken met het streven naar absoluut genot en lijkt totaal niet op het hedonisme van Epicurus. Epicurus vond hedonisme het vinden van innerlijke harmonie en het mijden van onrust en pijn, maar niet te veel: anders slaat het genieten om in pijn - utilisme = een utilist vraagt zich bij alles wat hij doet af welk nut het zal opleveren - de Engelse filosoof Mill stelde ‘geluk’ gelijk aan ‘nut’ en volgens hem moet jen iet alleen het eigenbelang nastreven, maar dien je ook rekening te houden met belangen van anderen en de samenleving als geheel - PW-vraag: Wat is het verschil tussen het utilisme van Mill en het utilisme van vandaag? Antwoord: Volgens Mill was het utilisme als iedereen gelukkig was, het utilisme van vandaag is dat jij gelukkig bent als het nuttig is en dat je niet naar andere moet kijken.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.