Lv examen filosofie
Verschil mens-dier: zelfbewustzijn.
Cultuur: natuur die door de mens ten dele naar zijn hand is gezet.
De filosofie denkt na over wie de mens is en wat zijn plaats is te midden van zijn cultuur.
Iedereen praat telkens vanuit zijn eigen ervaringen en kennis. Daarom begrijpen mensen elkaar ook niet altijd helemaal. Meestal ontstaat er een compromis: tragisch, want mensen begrijpen elkaar niet, maar ook geweldig want ieder mens is anders.
Filosoferen: vragen naar wat vrijheid is.
2 uitgangspunten in de filosofie:
- absolute scheiding tussen wereld en jezelf, ook binnen lichaam en geest. (Descartes). Hierbij worden lichamelijke zaken (seks) minder belangrijk. Het gaat immers om de geest.
- verband tussen lichaam en geest, dus geen scheiding tussen wereld en mens en de geest en de lichaam. (existentiefilosofen zoals Heidegger). De mens is in zijn lichaam en de wereld is zijn thuis.
Filosofie: filosofia: de wereld met aandacht en interesse bezien. Later vooral de nadruk op de bezinnende denken over de wereld.
Verwondering om alles dat bestaat, het is immers ooit uitgevonden.
Taal; communicatie, expressie, gevoelens en kennis in woorden vertalen en in de huid van de ander kruipen.
Taal; symbolisch, want men verwijst naar de werkelijkheid zoals hij die kent.
Je niet goed uitdrukken kan tot communicatieluiheid leiden.
George Orwell, 1984: Hoofdgedachte is dat je door woorden uit de taal te schrappen ook de werkelijkheid die met dit woord wordt uitgedrukt, laat verdwijnen.
Retorica: de kunst van de welsprekendheid. Bepaalde regels betoog: niet te lang, aangepast aan niveau en gesteldheid van de toehoorders.
Retoriek/demagogie: wanneer het woord als een soort wapen wordt ingezet om meer effect te verkrijgen.
Uitgangspunt retorica: het besef dat begeerte en macht in menselijk verhoudingen werkzaam zijn.
Plato: 427 voor Chr. Griek.
In Griekenland ontstond het Grieks-filosofische-denken dat breekt met de mythologische opvattingen.
Natuurfilosofen: probeerden de wereld te verklaren vanuit de elementen vuur, water, aarde, lucht. Zij brachten nog geen scheiding aan tussen mythe en filosofie. Dat deden later Plato, Aristoteles.
Socrates: zette achter de werkelijkheid van de mens telkens een vraagteken.
Plato: Academie (school)
Boek Politeia; ontwerp een bestuurlijk systeem waarin de beslissingsbevoegdheid in handen ligt van speciaal-opgeleide mensen.
Ideeënleer: de wereld is een kopie van de hemelse wereld. Alles wat bestaat is slechts een voorafbeelding van het eeuwige, onveranderlijke zijn van de ideeënwereld.
Boek Timaeus: Plato’s visie op de natuur. Geen schepper.
Plato’s ideale samenleving:
Kinderen voor 10e jaar gescheiden van de ouders. algemene ontwikkeling. Sport en spel en gezondheid staan centraal. Ook muziek (ritme verfijnt het karakter en het gevoel). Geen dwang, want dan luisteren kinderen niet.
Solidair zijn en omgangsregels eerbiedigen (dit is moeilijk want ieder mens is egoïstisch, maar hiervoor is godsdienst van belang (angst en vrees)).
20 jaar- theoretisch en praktisch examen. Zakkers huishoudelijk werk. Slagers zetten lichamelijke, verstandelijke en zedelijke opvoeding voort.
30 jaar- examen. Zakkers uitvoerende macht en officieren in het leger. Slagers leren 5 jaar filosofie.
35- examen slagers brengen het de komende 15 jaar in praktijk.
Maar: ze mogen geen persoonlijk bezit hebben, geen goud en zilver aanraken, want ze moeten als doelstelling het welzijn van het volk hebben.
Magie bedrijven: proberen de natuur naar je hand te zetten. Omdat natuurwetenschappen dat op wetenschappelijke en geperfectioneerde wijze doen zou je ze de moderne magiërs kunnen noemen.
Gevaar: dat de mens afhankelijk wordt van
- kennis
- natuurwetenschappen
- techniek
scientisme: vertrouwen in de wetenschap.Natuurwetenschappen kunnen met hun objectieve aanpak de werkelijkheid besturen. Fenomenologie: kennis van de wereld is het gevolg van het ermee omgaan. Existentialisme: uitgaan van de mens als autonoom wezen. Zelf beslissen en zelf verantwoordelijkheid nemen. Om te weten wie je bent moet je je manier van omgaan met de wereld en de ander analyseren. Dus om jezelf te leren kennen heb je volgens existentialisten de ander nodig. Kierkegaard (grondlegger) : tussen de geboortekreet en de stervenszucht zoekt de mens naar lust. Begrippen als angst en dood zijn belangrijk. Filosofen gaan ervan uit dat existeren nooit af is, maar altijd voortgaat. Maar ze kiezen verschillende soorten verschijnselen van de mens om te bestuderen. Sartre: de wereld is chaotisch. La nausee(walging over de burgerlijkheid). De wereld bestaat zomaar, en soi, een ding. De dingen bestaan zomaar, alleen de mens existeert. Vragen naar bewustzijn, pour soi, mens is zich bewust van iets. Ver-niet-en (aneantir). Je denkt aan 1 meisje. De dood is absurd. Dan word je en soi. Ik moet zelf beslissen, de ander is de hel voor mij. De medemens leidt je af van wat je wilt. Marcel: om goede beslissingen te nemen heb je een spiegel nodig, want door de ander wordt je zelf ontwikkeld. Alles is verbonden met elkaar, participeert. Hij gelooft in de toekomst, heeft hoop. -liberte de carpice (ondanks vermoeidheid opblijven) - liberte de vainqueur (tegen de wil van ouders uitgaan) - liberte de choix (jongen kiest meisje) - liberte d’engagement( de ander zoeken) existeren is bij de ander zijn. Indogermaanse wen: je behaagelijk voelen, ergens blijven. Je woont waar je je prettig voelt onder de omstandigheden. De mens is een gemeenschapsdier: zoon politikon, een wezen dat in een stedelijk verband leeft. Handel markten ontstaan steden. Veel problemen in de steden, oplossingen van planologen: Soria lineaire stad. Howard garden city. Garnier industriële stad. Henard kruising en hoofdstraat in verdiepingen. Corbusierstralende stad. Lucio Costa Brasilia. Iedereen moet door elkaar heen gaan wonen-> voorzieningen goed bereikbaar= leefbare stad. Het menselijk lijden als visie: Marx, Hegel, Kierkegaard. Zij gaan uit van de manier waarop mensen met lijden omgaan en hoe ze zich daarvan bewust worden. Bewustzijn is heel belangrijk! Hegel: wereld is steeds in verandering, nu goed dan weer kwaad. These en antithese en synthese. Constante proces van vernieuwingen: de wet van de dialectische omslag. Optimistische kijk. Door kennis kan men onderscheid maken tussen zichzelf (object) en de rest (subject). Marx: bovenbouw-onderbouw verhaal. Kierkegaard: lijden. - esthetische mens (komt niet tot inkeer en zichzelf) - ethische mens (doordrongen van goed en kwaad) - religieuze mens (gaat een gelovige relatie met Christus aan, komt boven het menselijke uit)
scientisme: vertrouwen in de wetenschap.Natuurwetenschappen kunnen met hun objectieve aanpak de werkelijkheid besturen. Fenomenologie: kennis van de wereld is het gevolg van het ermee omgaan. Existentialisme: uitgaan van de mens als autonoom wezen. Zelf beslissen en zelf verantwoordelijkheid nemen. Om te weten wie je bent moet je je manier van omgaan met de wereld en de ander analyseren. Dus om jezelf te leren kennen heb je volgens existentialisten de ander nodig. Kierkegaard (grondlegger) : tussen de geboortekreet en de stervenszucht zoekt de mens naar lust. Begrippen als angst en dood zijn belangrijk. Filosofen gaan ervan uit dat existeren nooit af is, maar altijd voortgaat. Maar ze kiezen verschillende soorten verschijnselen van de mens om te bestuderen. Sartre: de wereld is chaotisch. La nausee(walging over de burgerlijkheid). De wereld bestaat zomaar, en soi, een ding. De dingen bestaan zomaar, alleen de mens existeert. Vragen naar bewustzijn, pour soi, mens is zich bewust van iets. Ver-niet-en (aneantir). Je denkt aan 1 meisje. De dood is absurd. Dan word je en soi. Ik moet zelf beslissen, de ander is de hel voor mij. De medemens leidt je af van wat je wilt. Marcel: om goede beslissingen te nemen heb je een spiegel nodig, want door de ander wordt je zelf ontwikkeld. Alles is verbonden met elkaar, participeert. Hij gelooft in de toekomst, heeft hoop. -liberte de carpice (ondanks vermoeidheid opblijven) - liberte de vainqueur (tegen de wil van ouders uitgaan) - liberte de choix (jongen kiest meisje) - liberte d’engagement( de ander zoeken) existeren is bij de ander zijn. Indogermaanse wen: je behaagelijk voelen, ergens blijven. Je woont waar je je prettig voelt onder de omstandigheden. De mens is een gemeenschapsdier: zoon politikon, een wezen dat in een stedelijk verband leeft. Handel markten ontstaan steden. Veel problemen in de steden, oplossingen van planologen: Soria lineaire stad. Howard garden city. Garnier industriële stad. Henard kruising en hoofdstraat in verdiepingen. Corbusierstralende stad. Lucio Costa Brasilia. Iedereen moet door elkaar heen gaan wonen-> voorzieningen goed bereikbaar= leefbare stad. Het menselijk lijden als visie: Marx, Hegel, Kierkegaard. Zij gaan uit van de manier waarop mensen met lijden omgaan en hoe ze zich daarvan bewust worden. Bewustzijn is heel belangrijk! Hegel: wereld is steeds in verandering, nu goed dan weer kwaad. These en antithese en synthese. Constante proces van vernieuwingen: de wet van de dialectische omslag. Optimistische kijk. Door kennis kan men onderscheid maken tussen zichzelf (object) en de rest (subject). Marx: bovenbouw-onderbouw verhaal. Kierkegaard: lijden. - esthetische mens (komt niet tot inkeer en zichzelf) - ethische mens (doordrongen van goed en kwaad) - religieuze mens (gaat een gelovige relatie met Christus aan, komt boven het menselijke uit)
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden