Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Livius: Ab Urbe Condita (eindexamen 2012)

Beoordeling 8.1
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 6e klas vwo | 20323 woorden
  • 25 maart 2012
  • 69 keer beoordeeld
Cijfer 8.1
69 keer beoordeeld

Hoofdstuk 1 Praefatio
*In de Grieks Oudheid leidde men een tekst in met uitvoerige verantwoording. Grote geschiedschrijvers uit 5e eeuw v. Chr. (Herodotus en Thucydides) deden dit door een persoonlijke inleiding, met aandacht voor oorlogen. Dit kreeg navolging en een per-soonlijke blik op geschiedenis werd een vast gebruik.

*In de 2e eeuw v. Chr. was de Griekse schrijver Polybus in Rome, onder invloed van Thucydides. Hij legde in zijn inleiding uit waarom hij de opmars van Rome naar wereldmacht beschreef.

*De Romein Sallustius schreef opvallende inleidingen; de tijden veranderden, de Re-publiek liep op zijn einde; deugden verdwenen uit de samenleving i.p.v. persoonlijke eerzucht en hebzucht. De definitieve val van Carthago leidde tot verval van traditio-nele zeden, de morele crisis werd daarna alleen maar groter.
 
*Livius wilde na Sallustius hele geschiedenis van Rome opschrijven, sinds de stichting van de Stad tot zijn eigen tijd. Hij begon in 29 v. Chr., 2 jaar na de ondergang van de Republiek met alleenheerser Augustus aan het hoofd; er was een algemeen verlang-en naar vrede na de jaren van burgeroorlogen en onrust.

*Hij legde in zijn Praefatio verantwoording af voor zijn ambitieuze onderneming; hij weet dat het veel werk is de gehele geschiedenis van Rome te noteren. Hij heeft zelf ook zijn bedenkingen, maar wil wedijveren met zijn voorgangers; hij noemt ze niet. Hij weet dat de meeste in de recente geschiedenis zijn geïnteresseerd (oorzaak burger-oorlogen tot val v/d Republiek), maar hij vindt de gehele geschiedenis belangrijk, ook om het normbesef v/d tijd tegen te gaan en terug te grijpen op de vroegere hoge moraal. (Het gedrag van grote helden moest als voorbeeld dienen)

*Livius weet zelf ook dat een deel niet voornamelijk feitelijk is, maar poëtisch. (Tot 387 v. Chr. toen Rome plat werd gebrand door de Galliërs) Hij schrijft er desondanks wel over; de oorsprong is belangrijk om te kennen!

*Livius schrijft van het bijna mythische verleden tot zijn heden. Velen hebben hun succes geleverd voor Rome, zorgden dat hebzucht buiten de samenleving bleef, niet zoals het in het heden is. Nu brokkelt de discipline af, en de morele waarden raken in verval, hebzucht en hang naar luxe namen toe. Livius klampt zich aan het verleden, Sallustius niet, wat een kenmerkend verschil is.

*Sallustius eindigt in mineur als hij schrijft dat hij walgt v/d morele toestand v/d staat: Livius wil juist het verre, schitterende verleden koesteren en de groten van die tijd na volgen. Dan is er pas een goede toekomst voor Rome weggelegd.

Hoofdstuk 2Historiografie; het genre
*Historiografie beschrijft de geschiedenis van de mensheid vanuit verschillende pers-pectieven zoals politiek, religie, economie, volksaard en maatschappelijke verhou-dingen. Het is vaak verhalend, met verschillende redevoeringen en glorieuze helden (verhalen) worden vaak aangehaald. De Romeinse geschiedschrijvers schreven met een politieke inslag, annalistische ordening, moraliserende tendens en met een con-centratie op Rome, dé stad.

*Tot 500 v. Chr. werd mythologie van Homerus gezien als geschiedschrijving; door Hecathaeus (Vond dat scheppingsmythen en goddelijke verklaringen geen geschied-schrijving was) begon echte geschiedschrijving; hij zocht naar rationele verklaringen.

*Herodotus was de 1e geschiedschrijver; hij ging op onderzoek uit. Hij wilde dat grote prestaties van mensen niet vergeten werden; hij deed onderzoek naar de oorlog tussen de Grieken en de Perzen, en de gewoontes van volken en doen/denken van grote heersers. Hij schreef verhalend en waarschuwde voor hybris. Herodotus zou echter onbetrouwbaar zijn en de feiten zijn niet te scheiden van fictie. Hij was echter wel de 1e geschiedschrijver en moest het zelf belangrijkste gebeurtenissen. Dit was echter niet objectief, maar propagandistisch met veel gemoraliseer.

*Cicero leverde in zijn De Oratore kritiek op annalistische geschiedschrijvers; het waren niets anders dan jaarkronieken. Cicero ziet geschiedschrijving zo voor zich; ban sympathie en antipathie uit, zorg voor zorgvuldige chronologie en topografie, behandel geschiedenis in vaste volgorde: plannen, handelingen en resultaten. Ga dieper in op plannen, handelingen, resultaten én karakters (+ levenswijze) Moeilijke geschiedenis moest niet worden ontweken.

*De 1e grote Romeinse geschiedschrijver was Sallustius; hij was getuige van de strijd in de 1e eeuw v. Chr. tussen Populares en Optimates; dit mondde uit in burgeroorlo-gen. Hij schreef 2 werken; Iugurtha en Catilina: ook zijn voorbeeld was Thucydides, maar hij is absoluut niet objectief en zeker wel moralistisch; immers, de ondergang v/h Romeinse republiek is te wijten aan de ambitio (politieke spelletjes) en avaritia (hebzucht) van senatoren. Zelf woonde hij echter ook in een luxe huis.

*Tacitus schreef over 2 periodes; van 14-68 en van 68-96 na Chr. Hij schrijft in een tijd dat de Republiek behoort tot het verre verleden. Tacitus wil objectief schrijven, maar hij laat zich negatief uit over keizers met wie hij slechte ervaringen had. Hij verlangt sterk naar de Republiek, toen senatoren (dat is hij) meer spreekvrijheid hadden.

Hoofdstuk 3Livius; leven en werk
*Titus Livius werd waarschijnlijk rond 64 v. Chr. geboren in Patavium en stierf er rond 17 n. Chr: hij leefde dus tijdens de overgang van Romeinse Republiek naar Romeinse Keizertijd met de alleenheerschappij van Augustus. Over zijn leven is weinig bekend, maar hij is van goede afkomst, met een goede opleiding in retorica en filosofie.
Livius heeft zijn hele leven gewijd aan de letteren. Hij leerde de mores maiorum kennen; de oude deugden van het verleden. Het werd met de lepel ingegoten.

*Livius’ werk is verhalend. Hij geeft ook commentaar op gebeurtenissen; hij laat
personages ook zelf aan het woord d.m.v. directe redevoeringen; hiermee plaatst hij zich in het rijtje van geschiedschrijvers; het geeft het werk meer overtuigingskracht. De redevoeringen waren logisch opgebouwd en vormen een literair hoogtepunt. Vaak zijn in de directe redes vormen van dramatische ironie te vinden. In een indirecte rede vertelt Livius zelf over een gesprek hoe het ongeveer moet zijn geweest. Hij voegde de redevoeringen toe, omdat ze geschiedschrijving interessanter maken.

*De AUC is het grootste geschiedwerk over de geschiedenis van Rome van 753 v. Chr. tot 9 v. Chr. Livius wist niet zeker of het in de smaak zou vallen, aangezien zo-iets nooit eerder was verschenen. Het monumentale geschiedwerk moest de groots-heid van Rome benadrukken. Van zijn werk is lang niet alles overgebleven; 1/3 is overgebleven; van de rest zijn alleen uittreksels, periochae, over.

*Livius was afhankelijk van bronnen; hij noemde zijn bronnen echter niet. Zo werden het verhalen die niet konden worden bewezen. Bovendien waren de bronnen (zijn voorgangers) subjectief en lang niet altijd de waarheid; immers, het diende toch een goed doel? De samenleving verbeteren! Hij is onkritisch wat betreft bronnen. Het waren mythen/sagen, maar het was toch historisch kloppend.

*Livius schreef de AUC in de tijd dat Augustus keizer werd, en er nieuwe hoop ontstond. Livius wilde Augustus helpen bij de opbouw v/h nieuwe rijk door een geschiedwerk te schrijven over de geschiedenis met nadruk op de mores maiorum. Opvallende voorbeelden van vaderlandsliefde moesten dit doel dienen. De belangrijkste eigenschappen waren fortitudo, iustitia, sapientia en clementia. Hij was een intellectueel, maar wilde zelf ook literaire roem verwerven, door geschiedenis toegankelijk te maken voor iedereen. Zijn werk moest als een groot exempla gelden. Daarom is hij in de Praefatio ook niet direct negatief; zou onhandig zijn.

*Livius maakte de overgang van Republiek naar Keizerrijk mee en heeft daarom bewondering voor Augustus; hij bracht rust. Livius heeft de Grieken als voorbeeld bij tragedie/drama (Oidipous, Medea) → familiedrama. Hij vermeldt dit expliciet: de Romeinen hebben geen voorgeschiedenis, pas in 240 v. Chr. Hij wil zo de grootsheid van de Romeinen opwekken; hij zal dat wel even opschrijven. We lezen veel over de koningstijd omdat daar veel van over is gebleven.

Hoofdstuk 4Geschiedenis van Rome: een overzicht
*Rond 753 v. Chr. werd Rome gesticht door Romulus en Remus. Er woonden op de
Palatijn Latijnen en op de Esquilijn en de Quirinalis Sabijnen. De gemeenschappen kregen steeds meer contact, en zijn later samengevoegd tot de Romeinen, waar-schijnlijk uit religieuze en militaire overwegingen. Dit is terug te zien in het verhaal van de Sabijnse Maagdenroof.

*Na Romulus waren er nog 6 koningen; Numa Pompilius, Tullus Hostilius, Ancus Marius en de Etrusken Tarquinius Priscus, Servius Tullius en Tarquinius Superbus. Zij verworven de macht in Rome en de koning had vanaf toen de meeste macht. De koning werd gekozen en geadviseerd door de senaat. De leden, de patres, hoofden van aanzienlijke families van de patriciërs, werden geselecteerd door de koning.

*De rest van de bevolking was verdeeld in 2 volksvergaderingen; op basis van familie-basis (Comitia curiata) en op basis van vermogen (Comitia centuriata) Hierbinnen hadden de Proletariërs het minste macht, omdat ze het minste geld hadden (Belang-rijkste inspraakmiddel) Door de Etrusken werd Rome een echte grote stad; Etrusken waren verantwoordelijk voor reorganisatie en waren goed voor drooglegging (ze moesten wel!) en waarzeggerij.

*De Etrusken draineerden het laaggelegen Forum, en door de Cloaca Maxima kwam het droog te liggen. Het Forum werd bestraat en bebouwd; werd het middelpunt van de stad. Ook veranderde het leger; alles werd ordelijk en gebeurde in groepsbelang.

*De Patriciërs wilden geen Etruskische koningen meer en in 509 v. Chr. werd de ko-ning verworpen en ontstond de Republiek. De senaat werd de wetgevende macht, en tweejaarlijks gekozen consuls voerden het beleid uit. Romeinen wonnen veel gebied in oorlogen, maar verloren ook veel door de inval van de Kelten. Maar in 270 v. Chr. gaf ook Zuid-Italië zich over, en toen was geheel Italië onder hen.

*Er waren interne spanningen in de Republiek tussen de Plebejers en de Patriciërs. De plebejers wilden erkenning en instemming in de wetgevende macht. In 494 v. Chr. bereikten ze dit gedeeltelijk door het Concilium plebis. In 367 v. Chr. moest één van beide consuls een plebejer zijn. In 287 v. Chr. kwam een eind aan de strijd door de Lex Hortensia. De wetten van de Concilium plebis hoefden niet meer worden be-krachtigd door de senaat.

*Uiteindelijk verloor de Concilium plebis betekenis en maakte plaats voor de Comitia centuriata, samen met de Patriciërs. Romeinse burgers kregen eigen zeggenschap. Plebejers waren de soldaten van het Romeinse rijk; zij vergrootten het. Daarom moésten ze wel inspraak krijgen; anders zou er geen leger en eten meer zijn. Veel ging via de senaat; door geld spelen Plebejers samen. De uitbreiding van het rijk, die door de dreiging van de Carthagers opkwam, zorgde voor een grotere kloof tussen arm en rijk.

*Door de uitbreidingen trokken velen naar de stad; men wilde niet meer op de latifun-dia, landbouwbedrijven werken. In de stad dachten ze veel te kunnen verdienen. Er ontstond een tweedeling; degenen die profiteerden van de oorlogen en degenen die het zwaar hadden door de armoede van de tweedeling. Het duurde lang voordat dit `onderwerp door de senaat werd besproken; zij hadden het zelf goed gehad.

*De landbouwproblematiek werd door Gracchus aangekaart; hij stelde een akkerwet, de Lex Agraria voor. Hij wilde dat staatsland verdelen onder arme boeren. Het ver-schil tussen de Lex Hortensia en de Lex Agraria is dat bij de eerste niet alle wil van het volk wordt goedgekeurd door de senaat en bij de tweede wil men via het volkstri-bunaat de wil goedkeuren. De burgers moesten meer inspraak krijgen.

*De Gracchen herontdekten het volkstribunaat als wapen in de strijd tegen de senaat. Eerst dienden politici voorstellen in via de senaat, maar nu via de volksvergadering; dit alles mocht volgens de Lex Hortensia van 287 v. Chr. maar was nog nooit ge-beurd. Dit leidde uiteindelijk tot strijd tussen de Populares, hervormers die politieke standpunten naar voren brachten in de Comitia tributa, en de Optimates, conserva-tiever ingestelde politici, die de senaat dienden en zichzelf de boni, goeden noemen.

*Hier kwam veel geweld bij kijken. De Populares bleven nog 20 jaar aan de macht. In 107 v. Chr. werd popularis Marius consul; hij werd de homo novus genoemd, hij was de 1e uit die familie. Hij voerde in Noord-Afrika oorlog onder leiding van Sulla. Eerst kwamen alleen zij die het konden betalen in het leger; ze moesten zelf een legeruit-rusting kopen. Proletariërs waren arm en konden vanaf de legerhervorming van Ma-rius ook in het leger; zo hadden ze inkomsten en later een stukje grond.

*Proletariërs zijn loyaal aan de veldheer; leidde tot een burgeroorlog, ze zijn gevoelig voor de verheerlijking van een bepaald persoon. Senatoren konden door trouwe Pro-letariërs legers maken; ze vochten tegen elkaar, machtsstrijd om politieke tegenstan-der → burgeroorlog. De Clientela waren zeer afhankelijk.
*Door de bondgenotenoorlog ontstond een bloedige strijd om het Romeinse burger-recht. Daarnaast nam Sulla, uit wraak op een benoeming van Marius, Rome in. De inname van Rome luidde een nieuwe fase in de Romeinse politiek in. Het leger werd vanaf nu een pressiemiddel in handen van de generaal.

*Er was dus strijd tussen de popularis Marius en de optimaat Sulla. De Populares waren juist voor de Lex Hortensia en wilden hervormingen; meer macht bij het volk. De Optimates daarentegen wilden de Lex Hortensia skippen en weinig macht bij de burgers en de soevereiniteit bij de senaat. De volgende strijden waren dus gaande: Plebejers+Proletariërs   vs   Patriciërs│Populares   vs   Optimates

*Marius stierf snel na zijn benoeming tot consul; medeconsul Cinna oefende toen de alleenheerschappij uit. Bij terugkeer in Italië hield Sulla zijn legers achter de hand en met steun van legers van jonge senatoren Pompeius en Crassus liep hij over de Populares heen; hij was opnieuw heerser in Rome. Hij richtte een bloedbad aan on-der zijn politieke tegenstanders. Hij werd benoemd tot dictator voor onbepaalde tijd en wilde de macht van de volksvergadering afbreken. Toen dit lukte stapt hij terug.

*Er volgde een onrustige periode van 75-66 v. Chr. In Italië kwamen slaven op latifun-dia in opstand. Hun leider, Spartacus, ontsnapte en ze gingen vanuit het gebied rondde Vesuvius op strooptochten door Campanië. Overal kwamen slaven bij ze voor een leven in vrijheid. Het werd een enorm leger dat de Romeinen nederlagen toebracht. Crassus wist dit leger te verslaan, de overlevenden werden verslagen door Pompeius

*Pompeius en Crassus buitten hun succes uit. Zo dwongen ze de senaat tot een ver-kiezing tot consul door hun legers. De 1e eeuw v. Chr. staat in het teken van strijd tus-sen arm en rijk; Optimates vs Populares. Het was een onzekere tijd met veel machts-misbruik. De maatregelen van Sulla werden weer teruggedraaid.

*Pompeius en Crassus waren beide Optimates. Pompeius was populairder bij de se-naat, maar Crassus had veel geld en dat was ook belangrijk. Vanaf 67 v. Chr. werd Pompeius de sterkere. Hij versloeg verschillende volkeren, won gebieden erbij en keerde terug naar Rome als een machtig man met een groot leger.

*Tijdens de afwezigheid van Pompeius gaat de strijd door in Rome. Catilina pleegde een coup op de staat, maar deze werd verijdeld. Een jonge telg van een oude patrici-sche familie en overtuigde popularis, ene Caesar wordt populair. Hij paaide het volk; leende geld van Crassus en maakte grote shows voor het volk. In 60 v. Chr. sluiten Crassus, Pompeius en Caesar het 1e triumviraat, om gezamenlijk de staat te bestu-ren. Crassus was de minst populaire, Pompeius was door zijn militaire succes het meest gerespecteerd en Caesar taxeerde de politieke situatie het beste.

*Caesar werd in 59 v. Chr. consul; hij voert het landverdelingprogramma van Pompei-us door, en heeft grote doelen voor ogen. Pompeius breidde het rijk ver uit, en dat wilde Caesar ook, maar hij kon niet zomaar een gebied binnenvallen. Toen er wel een reden was, viel hij Gallië binnen, maar kreeg er pas in 52 v. Chr. de macht. Cras-sus sneuvelde in de strijd en Pompeius kon Rome slecht besturen door de straatben-des. Hij zocht toenadering bij de senaat, maar kreeg toen de titel consul sine collega,  tot grote ergernis van Caesar. Beiden begonnen in het geheim met bewapeningen.

*Caesar stuurde vanuit Gallië “Commentari de Gallico Bello” naar Rome; zo hoorden burgers positieve verhalen. Caesar begon toen met de burgeroorlog, want hij stak grondgebied van Pompeius over. Die vluchtte echter naar Griekenland en in 48 v. Chr. won Caesar een veldslag tegen zijn leger. In 45 v. Chr. keerde Caesar terug als machtigste man van Rome als dictator. (Het volk noemde hem zo, wilde hij zelf abso-luut niet!) Eén jaar later werd hij echter vermoord door senatoren onder leiding van Brutus en Cassius.
*Vervolgens gaat Caesars pleegzoon Octavianus naar het Principaat. Er komt een pe-riode van 12/13 jaar met alleen maar burgeroorlogen; er heerst een strijd tussen de legeraanvoerder Antonius en Caesars rechterhand Lepidus tegen Octavianus. De se-naat zag hem minder als risico en bracht zijn rivaal een nederlaag toe. Toen beide consuls om het leven waren gekomen, accepteerde de senaat Octavianus niet als consul. Hij dwong toen verkiezingen en verzoende met Marcus Antonius en Lepidus.

*De driemannen groeiden uit elkaar. Lepidus werd door Octavianus van gezag beroofd en stapte uiteindelijk uit de politiek. Antonius trouwde met Cleopatra en scheidde van Octavianus’ zus; hij werd staatsvijand. In een zeeslag in 31 v. Chr. werd Antonius ver-slagen en werd alleenheerser. De Republiek was voorbij en het werd een keizerrijk.

*Octavianus was slim en wilde voor elke Romein een acceptabele leider zijn. Hij wilde niet breken met het verleden maar een aangepaste voortzetting ervan maken. Hij kreeg in 27 v. Chr. 2 titels: Augustus, de verhevene en Princeps civitatis. Hij kreeg hier niet echt macht mee, maar het maakte duidelijk dat het Principaat, een monar-chie waarin de keizer de 1e van de Romeinse burgers was, de staatsvorm werd.

*Hij kreeg ook zeggenschap over alle provincies, aangeduid met de term imperium maius. Hij werd bevelhebber over het leger, kreeg bevoegdheden van de volkstribuun toegekend en werd Pontifex Maximus. Hij bezat dus zeer uiteenlopende kwalificaties. Dichters als Vergilius en Horatius schrijven positief over het optreden van Augustus; hij bracht rust. Maar Tacitus schreef een eeuw later al heel wat negatiever. Augustus zelf wilde het goede van de erfenis van het verleden in aangepast vorm in zijn nieuwe staatsinrichting opnemen.

*Augustus overleed in 14 n. Chr. Hij schreef Res Gestae over zijn daden. Tot 3 maal toe waren de deuren van de poort van Janus gesloten en heerste overal vrede. Deze periode van algemene vrede en voorspoed heet  Pax Augusta. Augustus kwam ook met een moreel herstelprogramma. Oude Romeinse virtutes moesten worden her-leefd, en Rome moest een waardige hoofdstad worden. Met bouwprojecten om de stad op te bouwen moest duidelijk worden dat een nieuwe tijd aan was gebroken.

*Augustus maakte graag reclame voor zijn politiek waarin heden en verleden samen komen. Dit deed hij bijvoorbeeld met de Ara Pacis, waarop het heroïsche verleden is afgebeeld. Schrijvers en dichters bejubelden de nieuwe tijd door een financiële bijdra-ge van Maecenas. Vergilius en Horatius lieten zich lovend uit over Augustus en Livius schreef een geschiedwerk met de geschiedenis van de stad en de moraal van die tijd.

Hoofdstuk 5Van Aeneas tot Romulus
*Livius vertelt 2 legenden over de stichting van Rome; door Romulus rond 800 v. Chr.
en door Aeneas rond 1200 v. Chr.; historici hebben beide verhalen verbonden. De gemeenschappen groeiden en kwamen zo in contact met elkaar.

Aeneas en Antenor (Blz. 50)
Twee Trojanen zijn door de Grieken gespaard; Aeneas en Antenor.  Beiden wilden al vrede en wilden Helena teruggeven aan de Spartanen. Antenor gaat met volgelingen naar Noordoost-Italië en noemt de streek Troje; het volk heet Venetiërs.

Livius gaat diep in op Aeneas en Antenor wordt in een paar zinnen behandeld. Hij gaat bij Aeneas in op details en het heeft een laag verteltempo; logisch, Aeneas is hun stamvader.

Aeneas in Italië (Blz. 50-52)
Aeneas komt naar Italië via Sicilië en Macedonië, ten zuiden van de Tiber. Het gebied heet daar ook Troje. Er zijn 2 verhalen: 1) Koning Latinus overwonnen ze in een gevecht, hij sloot vrede met Aeneas en ze haalden familiebanden aan. 2) Latinus geeft Aeneas uit bewonde-ring voor roemrucht verleden belofte voor eeuwige vriendschap; er ontstaat een verdrag. Aeneas krijgt de koningsdochter Lavinum naar wie hij de nieuw gestichte stad noemt; zoon Ascanius wordt vervolgens geboren.

Livius behandeld 2 versies; hij gaat verder in op de 2e, dat ze vrede sluiten. Dit geeft aan hoe vredelievend de Romeinen eigenlijk zijn en siert toekomstige Romeinen.

Oorlog met de Rutuliërs en de Etrusken (Blz. 52-53)
Aan de Rutulische vorst Turnus was Lavinia al beloofd, maar de Trojanen kregen het nu. Hij doet een aanval op Aeneas en Latinus tegelijk en hij wordt verslagen. Latinus sterft echter wel. Turnus gaat naar de Etrusken en Aeneas verbindt Aborigines en Trojanen tot 1 volk; de Latijnen. Zij verslaan de Etrusken, maar Aeneas sneuvelt.

De Etrusken waren zo machtig dat een defensieve oorlog al genoeg voor Aeneas zou zijn geweest, maar toch gaat hij over tot een offensief.

Ter vergelijking Vergilius (Blz. 53-57)
Venus vraagt haar man Vulcanus een nieuwe wapenuitrusting te maken voor zoon Aeneas, in zijn strijd tegen Turnus. Hij krijgt steun van de Griekse koning Euander, die in Italië een stad had gesticht.

Er vindt een geheim gesprek plaats tussen Aeneas en Euander; hij wil zijn volk met de Latij-nen verbinden, geleid door één opperbevelhebber, die volgens een orakel een vreemdeling moet zijn. Hij wil dat Aeneas dat wordt, om het beveelt te voeren tegen Turnus en Mezentius, een wrede koning van Etrusken die het volk mishandelde en vervolgens toevlucht nam tot Turnus. Euander biedt ook zijn zoon Pallas aan, om samen met 400 ruiters uit zijn keurkorps ten strijde te trekken, ter wille van het volk.

Er zijn verschillen in de tekst Aeneas tussen Vergilius en Livius: Livius schrijft sowieso historisch en Vergilius episch. Inhoudelijk gaat Turnus naar Mezentius met zijn volk bij Livius, terwijl Mezen-tius naar Turnus gaat, verdreven door zijn volk, bij Vergilius. Daarnaast neemt Aeneas bij Livius zelf het initiatief om opperbevelhebber te worden, terwijl bij Vergilius Aeneas het wordt op grond van een orakeluitspraak.

Stichting Alba Longa (Blz. 57-59)
Aeneas overlijdt en zoon Ascanius is nog te jong om het over te nemen; zijn moeder regeert. Lavinum wordt een rijke en machtige stad. Ascanius sticht zelf Alba Longa, een machtige stad die samen met Lavinum een machtsblok vormt tegen de Etrusken. De Tiber scheidt de beide steden van Etrusken en Latijnen.

De Albaanse koningen (Blz. 59)
Na vele koningen krijgt de verre nazaat van Ascanius’ zoon Silvius 2 zonen: Numitor en Amulius. Numitor is de oudste en wordt koning, maar Amulius verdrijft hem en nu wordt hij koning. Hij doodt de zoon van Numitor en maakt zijn dochter Rhea Silva tot Vestaalse maagd; zij kan zo geen kinderen krijgen; zo kon geen mannelijke troonopvolger ontstaan.

In dit fragment wordt de naam van de rivier de Tiber en de heuvel de Aventijn verklaart.

Romulus en Remus (Blz. 60-61)
Rhea krijgt een tweeling van Mars; dit wordt ontdekt en Rhea wordt in een kerker gegooid en de jongetjes in een mand in de Tiber om te verdrinken. Ze blijven in leven door het hoge water dat buiten zijn oevers trad, en een wolvin kwam op het gehuil van de kinderen af en zoogt ze. Dit wordt ontdekt door Faustulus, opperherder van de koning en hij brengt ze naar zijn vrouw Larentia. Ze groeien op, worden herders en jagers en rovers.

In dit fragment wordt vooruitgewezen naar de grootsheid en macht van Rome. Daarnaast zegt hij in dit fragment het verhaal over Mars als stamvader dubieus te vinden, maar in de Praefatio hecht hij niet veel waarde aan de manier hoe ze zijn geboren; iets goddelijks en heiligs hoort bij Rome.

Amulius wordt gestraft (Blz. 62)
Tijdens de viering van het Lupercusfeest nemen rovers wraak en leveren Remus uit aan Numitor: de tweeling was zijn gebied binnengevallen. Numitor herkent Remus als zijn kleinzoon en Faustulus vertelt Romulus over zijn afkomst. Romulus dringt met Remus en overgebleven troepen van Numitor Amulius’ paleis binnen en doodt hem.

Koning Numitor (Blz. 63)
Tijdens een grote vergadering na de moord op Amulius, legt Numitor uit dat hij hem heeft vermoord en vertelt over de afkomst van de jongens; Numitor wordt als koning weer in ere hersteld en als zodanig begroet door de jongens; iedereen stemde hiermee in.

De stichting van Rome (Blz. 63-64)
Alba en Lavinum worden te klein; een nieuwe stad moet er komen, maar het is lastig de leider te bepalen; ze wachten op tekenen van goden. Remus ziet eerst 6 gieren, Romu-lus vervolgens 12. Wie wint nu; degene die het eerste de gieren zag of degene die de meeste zag? Het wordt ruzie, eindigend in doodslag; Remus wordt gedood. Een beken-der verhaal is dat Remus pesterig over de lage stadsmuur van Rome springt en door een woedende Romulus wordt vermoord.

Livius geeft met ‘de voorvaderlijke karakterfout’ een vertellerscommentaar; in de koningstijd hield men niet van alleenheersers. Livius vertelt de 2e versie van de dood van Remus veel uitgebreider, omdat deze versie minder compromitterend is voor de stichter van Rome.

De roof van de Sabijnse maagden (Blz. 65-67)
*Tijdens paardenraces willen de Romeinen het tekort aan vrouwen van Rome oplossen. Door de Sabijnse maagdenroof gingen de volkeren samen.

De stad groeit (Blz. 65)
Intussen groeide de stad door met vesting werken steeds ander plaatsen te annexeren, omdat ze, meer in de hoop waren op toekomstige bevolking, meer dan in overeenstemming met dat wat er toen aan mensen was. Vervolgens opende hij een asielplek, opdat de grootte van de stad niet zinloos zou zijn, omwille van het toevoegen van een menigte, met een traditionele methode van stedenstichters, die door een onaanzienlijke en laaggeboren menigte naar zich toe te roepen, logen dat er nakomelingen voor hen geboren waren uit de aarde, die plaats als vrijplaats die nu omheind is, zich bevind tussen de 2 heilige bossen aan de linkerhand voor hen die afdalen. Daarheen nam uit de naburige volken een heterogene menigte, zonder onderscheid of hij vrij of slaaf was, begerig naar nieuw leven, zijn toevlucht en dit was het begin van de kracht op weg naar de grootheid. Toen hij over krachten niets meer te klachten had, verschafte hij vervolgens aan die krachten leiding. Hij koos zo senatoren, hetzij omdat het aantal genoeg was, hetzij omdat er maar 100 zodanig waren die tot senator konden worden gekozen. In elk geval op grond van hun eer zijn ze ‘senatoren’ genoemd en hun nageslacht ‘patriciër’.

R. 231Appetendo → Gerundium
R. 232Hominum → Genitivus Partitivus bij quod. (Stadsuitbreidingen i.v.m.bevolkingsgroei)
Futurae → Contrasteert met tum
R. 233Adiciendae → Gerundium, predicatief gebruikt. (vertalen met als)
R. 233-235Deinde … ementiebantur → Er zijn bewoners die zeggen autochtoon te zijn door te zeggen ter plekke uit de aarde te zijn geboren, terwijl de steden een nederige oor-sprong hebben. Livius doelt hiermee op Griekse steden als Athene, Thebe.
R. 234Obsuram … multudinem → Hyperbaton. Natam esse e terra sibi, want anders wilde niemand in een nieuwe stad wonen, veel criminelen.
R. 235Natam → Ellips ; esse is weggelaten (Logisch tekstelement)
Qui … ementiebantur → Verwijst naar stichtingslegenden van Griekse steden, waarde inwoners uit de grond werden geboren.
R. 236Ad laevam → Latere interpolatieNunc  Geeft verschil met nu en toen aan
R. 237Eo  Asylum → Predicatief vertalen bij locum
Ex finitimus populis turba omnis → Ablabs
R. 239Ellips → Eum is weggelaten
Roboris → Afhankelijk van primum; hyperbaton
R. 241Possent → Qui + Conjunctivus → Met doel; dit is een consecutieve conjunctivus.(definiërend, voor een eigenschap, kenmerk)
Soli → Predicatief vertalen met ‘als enigen’

Er was een gebrek aan vrouwen → Sabijnse maagdenroof, woonden vlakbij Rome, ten tijde van Romulus. Rome was toen een stad in opkomst, criminele bende. Ze hopen dat de bevolking in de toekomst zal toenemen, vandaar de gebiedsuitbreiding. Als de bevolking behoorlijk is toegenomen, stelt Romulus een senaat in.

Een ernstig tekort aan vrouwen (Blz. 66)
Reeds was Rome zo krachtig, dat ze tegen welke dan ook maar van de naburige gemeen-schappen in de oorlog opgewassen was; maar door het gebrek aan vrouwen was die groot-heid gedoemd een mensenleven te duren, omdat hij voor hen die thuis noch op nageslacht hoop hadden, noch huwelijksverdragen met de buren hadden. Toen stuurde Romulus op grond van het plan van de vaders gezanten richting de naburige volken, die een bondgenoot-schap en een huwelijksverdrag vroegen; steden die zoals andere dingen, uit een klein begin ontstaan waren; vervolgens, welke geholpen worden door de eigen dapperheid en de goden, verworven voor zichzelf grote rijkdom en een grote naam; ze moesten daarom niet bezwaar maken om mensen met mensen te mengen. Nergens werd het gezantschap welwillend aan-gehoord; zozeer hadden ze zowel minachting als vreesden ze voor zichzelf en voor hun nakomelingen, een zo grote groeiende macht in hun midden. En door de meesten die vroegen, werden ze weggestuurd of ze soms ook voor vrouwen één of andere vrijplaats hadden geopend; dit zou pas immers een gelijk huwelijk zijn.

R. 243Iam  We worden direct in het verhaal gegooid, zonder verdere uitleg.
R. 245Betrekkelijke bijzin, hangt af van quippe (Mensen uit naburige steden wilden niet graag met de Romeinse criminelen trouwen en wonen)
R. 248Virtus ac di → Zeer arrogant om zo te zeggen, eerst de virtus en dan di, goden later…
Augustus vindt het geweldig om de eigen moed voorop te stellen. Deze 2 dingen zijn altijd bij Rome; dapperheid en de goden.
R. 249-250De goden en de moed komen chiastisch terug.
R. 250Non defuturam esse → Litotes, juist wel aanwezig willen zijn! (Ook een ellips)
Homines → Predicatief Dit is ook een emotioneel argument, naburigen noemden de inwoners van Rome waarschijnlijk geen mensen.
R. 250-251De gezanten beroepen zich op het natuurrecht dat mensen met anderen trouwen; de Romeinen zijn een ‘goede partij’: de goden hielpen bij de stichting en aan virtus ont-breekt het ze niet. (Maar dat moet nog maar blijken…)
R. 253Metuebant  Ze hadden angst en minachting voor de Romeinen
Plerisque rogitantibus dimissi  Ablabs
R. 253-254Deze zinnen zijn denigrerend/spottend bedoeld; als er ook een asielplek is voor vrouwen kun je daarmee trouwen, dan trouw je met je eigen stand.
R. 254Conubium → NWGZ. Dit is ook zeer sarcastisch; laag bij laag qua stand.

De list van Romulus (Blz. 66-67)
Met moeite verdroegen de Romeinse mannen dit en ongetwijfeld begon de zaak uit te lopen op geweld. Om hiervoor een geschikte tijd en plaats te geven, bereidt Romulus, terwijl hij zijn woede niet laat merken, volgens een vooropgezet plan plechtige spelen ter ere van Neptunus, als beschermer van de paarden; hij noemt ze de Consualia. Vervolgens beveelt hij het schouwspel aan te kondigen bij de buren; en ze organiseren met zo grote luister als ze toen wisten en konden, om de zaak beroemd en aantrekkelijk te maken. Veel mensen kwamen, ook enthousiast om de nieuwe stad te zien, het meest die het dichtste bij waren, de bewoners van Caecina, van Crustumerias en de bewoners van Amtenaes. Nu komt een hele menigte van Sabijnen met kinderen en echtgenoten. Toen, nadat ze gastvrij waren uitgenodigd in de huizen, waren zij door de ligging en de muren en de stad zagen, waren ze verbaasd. Toen het tijdstip van het schouw-spel aangebroken was en hun geesten er met hun ogen op gericht waren, toen ging men over tot het beraamde voorval. Op een sein renden de jonge Romeinen naar alle kanten om de meisjes te roven. Een groot aantal werd lukraak gepakt; enkele bijzonder mooie meisjes, die men bestemd had voor de voornaamste senatoren, werden door de mannen van het lagere volk, aan wie dit opgedragen was, naar hun huizen gebracht. Men zegt dat een groep door een zeker Thalassus geroofd is, veruit meer opvallend dan anderen in aanblik en schoonheid en dat velen, terwijl ze het navragen naar wie ze haar brachten en dat zij steeds weer schreeuwde dat zij naar Thalassus werd gebracht, opdat zij haar niet aan zouden randen en vervolgens dat zij zo een bruiloftskreet uitriepen.

R. 255Aegre … passa → Hyperbaton, passa is een ellips. Dat Romulus gefrustreerd is, dat had Livius natuurlijk nooit kunnen weten!
Vim → Als het niet gewoon wil, dan maar kwaadschiks, maar Romeinen moeten aan vrouwen komen. De Spelen zijn hiervoor ideaal: veel volk, niemand rekent op geweld.
R. 256-258 Cui … vocat → Romulus laat geen argwaan wekken door het zeggen van aegritudi-nem animi dissimulans.
R. 257Een feest dat werd gehouden ter ere van de landbouwgod Consus met wagenrennen en paardenspelen, dus werd het geassocieerd met de paardengod Neptunus.
R. 258-262Livius’ historische besef komt naar voren in quantoque apparatu … aut poterant.
R. 259-260Het was al een zeer lang verwacht feest.
R. 260Videndae → Gerundium, predicatief vertalen
R. 261Ceacinas, Crustumerias, Amtenias → Asyndeton; Ze kwamen dus met 4 volken in oorlog door de Sabijnse maagdenroof!
R. 262Venit → Praesensvorm, aangezien mirantur (264) ook praesens is.
Cum liberis ac coniugibus → Speciaal vermeld omdat het de dochters zijn geroofd.
R. 263Invitati hospitaliter → Dramatische ironie. De lezer weet wel, maar de genodigden niet, dat de gastvrijheid slechts schijn is: het zal op geweld uitlopen.
R. 262-263Livius laat ons de stad zien samen met de Sabijnen, lezer wordt erbij betrokken.
R. 265Ex composito en signo dato → Hieruit blijkt dat het geweld niet spontaan is ontstaan,maar volgens een vooropgezet plan.
R. 266Rapiendas → Predicatief vertaald gerundium
R. 267-269Magna pars … deferebant → Je had het plebe en de patrum; verschil door primoribus.
R. 269De geroofde Sabijnen moeten naar de huizen van de voornaamsten. Een groot deel kwam bij de rovers terecht, de echt mooie meiden moesten naar de notabelen.
R. 271Multisque scistantibus → Ablabs

Het verhaal van de Sabijnse maagdenroof is een aetiologische anekdote ; Livius wil ons uitleggen hoe dit is gegaan. Er zijn 3 mogelijkheden voor de dames: De meesten komen bij de man terecht in wiens handen ze toevallig vielen, de knappe meisjes komen bij de vooraanstaande senatoren terecht en de allermooiste was gereserveerd voor Thalassius.

Romulus’ charmeoffensief (Blz. 67)
Nadat het schouwspel door angst verstoord was, vluchtten de bedroefde ouders van de meisjes weg, zich beklagend over het schenden van de gastvrijheid en de god aanroepend, nar wiens plechtigheid en spelen zij waren gekomen, misleid in strijd met goddelijk recht en trouw. Ook voor de geroofde meisjes was de verwachting ten aanzien van henzelf niet beter of de verontwaardig-ing niet minder. Maar Romulus zelf ging rond en legde uit dat dit gebeurd was door de trots van hun senatoren, die een huwelijksverdrag aan hun naburigen hadden geweigerd; ze zouden echter in een wettig huwelijk zijn en in hun gemeenschappelijke bezit zijn van alle goederen en het burgerrecht en van het dierbaarste wat er voor het menselijke geslacht is, kinderen; ze moesten hun woede maar tot bedaren brengen en aan wie het toeval hun lichamen had gegeven, hun harten schenken; dat vaak uit onrecht achteraf een goede verstandshouding was ontstaan, en ze zouden er des te betere mannen aan hebben, omdat ieder voor zijn deel zijn plicht had vervuld, ook het gemis van haar ouders en het vaderland te compenseren. Daarbij kwamen de vleierijen van de mannen, die het gebeurde verontschuldigden met hun gebeerte en liefde, wat de meest effectieve smeekbeden zijn bij het vrouwelijke gemoed.

R. 273Turbato per metum ludicro → Ablabs
R. 274Violatum hospitii foedus → 3 beschuldigingen; schending van gastvriendschap, ontwij-ding van een religieus feest, bedrog.Deumque  De oppergod Jupiter
R. 275Fas ac fidem → Alliteratie
R. 275-276De ouders hadden geen hoop meer, ze wisten niet wat ze moesten doen (Maagdenzelf ook) De Sabijnen hadden tevens een huwelijksverdrag met de buren geweigerd.
R. 277AcI → Illas/fore & esse
R. 277-283- Wettig huwelijk met alle rechten vandien → Illas … fore
- Na onrecht ontstaat vaak vriendschap →  Saepe … ortam
- Echtgenoten zullen extra lief zijn als compensatie voor het gemis van de familie → Eoque … desideriam.
R. 278Quo → Ablativus Comparationis (bij carius) Dit leidt tot een climax
R. 279Liberum → Vrouwen zijn gevoelig voor kinderen, want ze willen graag kinderen met burgerrechten en dat is nu mogelijk. (Emotionele chantage)
R. 280Saepe  Vaker gebeurd, maar niet zeuren, het zijn nu echt Romeinen!
Corpora dedissent, darent animos → Chiasme

De Sabijnse maagden zijn geroofd door de Romeinen en ze zijn nu boos. Romulus pept ze echter op; maak er het beste van, materieel is alles al in orde. De maagden zijn net als de ouders woest; ze hebben geen hoop meer op een toekomst. Romulus is de bemiddelaar en stelt de vrouwen gerust. De Romeinen kunnen veel voor ze doen; welvaart, mooi leven en kinderen met burgerrechten. ‘Wees blij dat je in vrede en beschaving leeft!’ Dit is dan weer zeer ironisch; Rome was vroeger crimineel. Het is een slechte situatie, maar Romulus draait het om en keert het in zijn voordeel.

Ter vergelijking Ovidius (Blz. 68-69)
Ovidius ziet het theater als dé plaats om met vrouwen in contact te komen; als voorbeeld gebruikt hij de Sabijnse maagdenroof met Romulus als vaderpersoon met hart voor soldaten: dat was pas mooi: de legeraanvoerder zorgde voor de vrouwen van zijn manschappen!

Bij Livius pakken de jongens willekeurig een meisje, maar bij Ovidius maken ze echt een keuze. De toon is in het algemeen spottend en speels; veel vertellerscommentaar.

Machteloze woede (Blz. 69)
Naast Sabijnen zijn ook inwoners van Caenina, Antemnae en Crustumeria beroofd en willen wraak. Samengevoegd willen de Ceaninenses niet langer wachten op een aanval en vallen Rome alleen aan.

Oorlog met Caenina (Blz. 70-71)
Romulus overwint ze gemakkelijk en hij wijdt op het Capitool een tempel aan Jupiter Feretri-us, de 1e tempelwijding. Hij offert de wapenuitrusting van de koning.

Livius gaat uitgebreid in op de oorsprong van de tempel van Jupiter Feretrius; dit is aetiologisch.

Oorlog met Antemnae en Crustumeria (Blz. 71-72)
De Antemnaten en de Crustumerii worden ook verslagen, en door Romulus’ geroofde vrouw Hersilia mogen de ouders van geroofde meisjes naar Rome toe, om te herenigen. Dit wijst vooruit naar het samengaan van Latijnen en Sabijnen.

Oorlog met de Sabijnen (Blz. 72-76)
Deze oorlog is de grootste en begint door verraad van de dochter van de bevelhebber van de burcht van Rome, Tarpeia. Zij liet Sabijnen stiekem binnen, maar als straf vermoorden deze haar. De Sabijnen hebben in de strijd de overhand, maar de Romulus bad tot Jupiter en belooft hem een tempel; vervolgens krijgen ze nieuwe strijdlust en verjagen de aanvoerder van de Sabijnen, Mettus Curtius. Deze komt in het Lacus Curtius (Hoe is dit ontstaan? Livius zoekt een verklaring en noemt het een plek voor contact tot de onderwereld) maar komt er uit. De Sabijnen zijn afgeleid en krijgen de overhand. De Sabijnse vrouwen komen tussen beide en willen vrede; ze willen niet hun vader/echtgenoot kwijtraken. Dit zien de strijders ook in en ze tekenen vrede en een verdrag waardoor het 1 grote staat wordt. Het koning-schap wordt gedeeld door Romulus en Titus Tatius, maar het oppergezag blijft bij Romeinen. De 30 districten in de nieuwe staat worden naar vrouwen vernoemd. Tatius overlijdt door een volksoploop en Romulus, die de Dubbelmonarchie maar niks vond, is weer alleen koning.

De Sabijnse oorlog is niet lukraak op emotionele gronden aangegaan, maar met beleid en weloverwo-gen. Tarpeia is omgekocht door Tatius, of kon geen weerstand bieden aan het goud en de juwelen of zij handelde uit patriotisme. Bij de 1e 2 gaat het om eigen belang, de laatste niet. Jupiter krijgt de ereti-tel Stator omdat hij de vijand tot staan (stare) moet brengen. Als er echt oorlog zou ontstaan dan zou het gaan om verwantenmoord. Door de smeekbedes wordt het verhaal dramatisch weergegeven. Romulus wordt weergegeven als een opportunistisch.

Oorlog met Fidenae (Blz. 77-78)
Na vrede met de Sabijnen komt er een nieuwe oorlog met het naburige Fidenae. Door listen, een hinderlaag en een gesimuleerde vlucht komt de vijand buiten de poorten en wordt daar deels afgeslacht en deels de stad ingejaagd. De Romeinen lukt het samen met hen de stad binnen te gaan en daar eindigt de strijd.

Oorlog met Veii (Blz. 78)
De inwoners van Veii willen hun Etruskische bloedverwanten uit Fidenae wreken en kiezen voor een oorlog op het slagveld, maar worden aldaar verslagen door het krachtige leger van Romulus. Hij plundert de stad niet, de akkers wel. Wel wordt een vredesverdrag opgesteld voor de komende 100 jaar en moeten de Veienten akkerland afstaan.

De beide tegenstanders vrezen de toenemende macht van Rome en hun aanvallen zijn rooftochten zonder tactiek. Daarnaast verslaat Rome de vijand moeiteloos en ze vechten volgens de regels der militaire krijgskunst. Het markeert Romulus als kundig aanvoerder met tactische optreden en succes.

Romulus’ daden (Blz. 79)
Livius zegt dat de daden van Romulus in overeenstemming zijn met het geloof in zijn godde-lijke afkomst en met de goddelijkheid die hem is toegeschreven na zijn dood. Na zijn dood kon Rome 40 jaar in vrede en veiligheid leven. Hij was zeer geliefd bij het volk, minder bij de senatoren en hij had een groot hart voor soldaten.

Zijn dood en apotheose (Blz. 79-81)
Tijdens een wapenschouw barst een enorm onweer los, en Romulus die op de troon zit, wordt verhult in dichte mist. Als de mist weg is, is Romulus dat ook. Is hij meegerukt door de stormwind of vermoord door senatoren? Proculus Julius, een man van aanzien, verklaart dat Romulus aan hem verscheen met de boodschap dat het de wil der goden is dat Rome hoofd-stad van de wereld wordt en dat geen macht van mensen in staat zal zijn Romeinse wapens te weerstaan. Hiermee is Romulus vergoddelijkt.

Livius spreekt hier vol pathos; je voelt gewoon hoe het op dat moment was. Hij schrijft echter wel ironisch; hij spreekt afstandelijk over deze legende.

Hoofdstuk 6 Ars scribendi: Geschiedschrijving als kunst
*Geschiedschrijving moet betrouwbaar zijn en literaire kwaliteit hebben. De auteur streeft ernaar met zijn ars scribendi de rudem vetustatem te overtreffen. Volgens Cicero moet de historicus voldoen aan: het vertellen van waarheid, het ordenen van materiaal, het geven van inzicht in oorzaken en motieven, het beschrijven van karakters en het hebben van een kalme, vloeiende stijl, vrij van stekeligheden.

*Quintilianus zegt dat geschiedschrijving dicht bij poëzie ligt, wat zeer opmerkelijk is. Hiermee wordt waarschijnlijk epos  bedoeld, dat in het algemeen historische thema’s behandeld. Zelf legt Livius duidelijk de link tussen epos en geschiedschrijving door te beginnen in een dactylus. Daarnaast moest geschiedschrijving er niet alleen zijn om iets te bewijzen, maar om iets te herinneren. Een historicus moest wel saaiheid ver-mijden. Quintilianus beoordeeld Livius’ werk lactea ubertas; romige overvloedigheid. Livius heeft volgens Quintilianus voldaan aan de eisen van Cicero.

*Livius’ lactea ubertas komt vooral voort uit de periode; de klassieke volzin die bestaat uit een complexe hoofdzin met veel bijzinnen. Dit is een afgerond geheel en vertoont een spanningspatroon. Livius gebruikt ook korte zinnen, als het om een snelle actie of om feiten gaat. Livius schrijft hoogtepunten van zijn verhaal visualiserend, alsof je het voor je ziet. Dit houdt de lezer geboeid.

*Livius’ laat zijn personen vaak spreken in de directe of indirecte rede spreken. Dit loopt vaak door elkaar. In de directe rede maakt hij er vaak een eigen versie van, waardoor hij zijn eigen stijl kan toepassen en voldoet aan de retorische voorschriften van die tijd.

*Een historicus mag in tegenstelling tot een redenaar gebruik makne van stijlfiguren en poëtische woordkeus. Dat doet Livius en we vinden vooral in de Praefatio (oudere verhalen) veel poëtische elementen en archaïsmen terug; dit paste meer bij die oude-re verhalen, omdat deze verhalen niet saai moesten worden; waren ze wel een beetje

*Een schrijver wil de lezer vasthouden en boeien; daartoe dient ook een verteltechniek die Livius ook gebruikt. Soms gebruikt hij de annalistische ordening; de oude indeling per jaar gebaseerd op de Annales. Opvallend bij Livius is ook de episodische struc-tuur: een groter verhaal wordt in kleinere delen opgedeeld (deed Homerus ook al)

*In een episode zat een vaste logische en dramatische structuur. De logische struc-tuur: consilia, acta, eventus; plan, actie zelf, afloop. De dramatische structuur: het verhaal ontwikkelt zich naar een crisis en dan volgt er een omslagpunt, peripetie.

*De verteller is een deel van de fictionele werkelijkheid, maar niet de auteur. De vertel-ler zal meestal geen dingen zal zeggen waar de auteur het niet mee eens is. Een au-teur kiest voor een bepaald vertelperspectief; in dit geval het auctoriale vertelperspec-tief, de alwetende verteller. Dit is vrij objectief, maar soms ook subjectief; vertellers-commentaar.

*Tempo in een tekst wordt bepaald door de verhouding tussen verteltijd en de vertelde tijd. In de AUC is de verteltijd sneller, maar er zijn variaties. Over het algemeen geldt: verteltijd neemt toe bij hoogtepunten en als en schrijver dramatiek wil.

*Een auteur kan uit zijn alwetendheid terug- en vooruitblikken; retro- en prospectie. Een auctoriale auteur kan dus vertellerscommentaar toevoegen, omdat hij de ge-schiedenis kent. Er kan door retro- en prospectie ook een raamvertelling ontstaan; een verhaal staat in een verhaal. Dit zorgt voor vertraging in het kaderverhaal.

Hoofdstuk 7 De opvolgers van Romulus
Numa’s benoeming (Blz. 90-91)
Numa is de 2e koning en voert een heel eigen politiek, met militaire hervormingen en aan-dacht voor religie. Hij werd beschouwd als vroom en rechtvaardig en werd gekozen omdat hij van zichzelf goede eigenschappen bezat. Hij was een Sabijn, waardoor een machtsverschui-ving plaats zou vinden. Na tekenen van Jupiter werd hij koning.

Numa was van nature een goed mens die zijn wijsheid dankt aan de leer van oude Sabijnen. Livius beargumenteert dit met retorische vragen. Door eerst te wachten op tekenen blijkt Numa integer en niet op macht belust te zijn.

De tempel van Janus, hervorming van de kalender (Blz. 91-93)
Numa wilde Rome stichten op het gebied van wet, recht en moraal; door de krijgsdienst ver-ruwden mensen. Hij bouwde de tempel van Janus, een teken van oorlog en vrede. Op mo-menten dat er vrede was hadden burgers weinig te doen, en om dit tegen te gaan bracht Numa hen vrees voor de goden bij. De goden gingen een grotere rol spelen in hun leven. Daarnaast verdeelde hij het jaar in 12 maanden en bepaalde de vrije dagen.

Romulus stichtte Rome politiek-militair en Numa religieus-juridisch. Door angst voor vijanden ontstond eenheid in de bevolking. Livius impliceert dat vrees op mensen van zijn tijd geen indruk zou maken.

De instelling van godsdienstige riten (Blz. 93-94)
Numa benoemt priesters en neemt veel tempeldiensten op zich. Om verwaarlozing van de koninklijke offerdiensten te voorkomen stelt hij een vaste priester aan en koos hij jonge vrou-wen voor de dienst van Vesta; zij waren maagd en daardoor verheven en heilig. Daarnaast koos hij een pontifex, zodat het volk bij hem te rade kon gaan. Zo leerde men de begrafenis-regels van deze pontifex.

Numa is bang dat het krijgszuchtige volk straks de riten verwaarloosd en stelt daarom een pontifex aan. De Romeinse godsdienst is gebaseerd op regels en riten met weinig ruimte voor het individu.

Eredienst voor Egeria en Fides (Blz. 94-95)
De burgers waren druk bezig met de goden en er heerste vrede. Omliggende staten wilden ook alleen maar vrede. De bronnimf Egeria was voor Numa, net als de godin van de trouw, Fides, inspiratie tot vrede en rust. Numa zorgde voor vrede in Rome, waardoor het niet al-leen krachtig was geworden, maar ook goed georganiseerd in oorlogsvoering en vrede.

Door de religieuze maatregelen dachten burgers alleen maar aan goden en niet aan oorlog. Daar-naast was men niet meer bang voor straf van de wet, maar voor de belofte aan de godheid; dit begon na het moment dat er definitief vrede aanbrak in Rome. Rond het verhaal van Egeria en Fides gaat het verteltempo omlaag door een poëtische introductie. Daarna rond hij het af in 1 zinnetje.

Koning Tullus Hostilius (Blz. 96-97)
Tullus is de 3e koning en zijn optreden was vol van machtswellust en wreedheid. Tullus wilde oorlog voeren, omdat hij vond dat Rome aftakelde. Hij stuurde na een klein incident bood-schappers naar Alba Longa met eisen om schadeloosstellingen, en zodra daar niet aan werd voldaan moesten ze Tullus de oorlog verklaren. Zijn doel was bereikt.

Livius beschrijft Tullus als vals; eerst ontvangt hij vriendelijk maar wil ondertussen oorlog.

Oorlog met Alba Longa (Blz. 97-98)
Als een burgeroorlog werd de oorlog voorbereid; beide volken waren van Trojaanse afkomst. De Albanen deden de 1e aanvallen, maar hun Albaanse koning Cluïlius stierf, en Mettius werd tot dictator gekozen. Tullus meende dat de goden de Albanen zouden straffen voor de heilloze oorlog. Toen rukte Tullus op en verloren de Albanen gebied. Ze gingen vervolgens onderhandelen, maar argwanend stelden beiden toch hun legers in slagorde op.
Livius wijst in het verhaal vooruit naar de afloop en het vervolg van de oorlog tussen Rome en Alba.

Wijze woorden van Albaan Mettius (Blz. 98)
Begeerte naar macht is de oorzaak van de oorlog volgens Mettius. Hij wil Tullus waarschu-wen voor de machtige Etrusken; ze kunnen beter kiezen voor vrijheid en vrede met elkaar dan oorlog met elkaar, want dan zullen de Etrusken hen beiden vervolgens aan vallen. Tullus is het met hem eens en een plan werd bedacht waarvoor de Fortuin zelf mogelijkheid schiep.

Je verwacht dat Tullus gewoon overgaat tot vechten, maar hij blijkt dan wel te willen onderhandelen; dit is het omslagpunt (peripetie) in het verhaal. Mettius wordt nuchter en objectief gepresenteerd en heeft geen eigen belang.

De Horatii en de Curiatii (Blz. 99-100)
Livius gebruikt een bron om aan te tonen dat de Horatii tot de Romeinen rekent. In beide volken zit een drieling, gelijk sterk. Er werd een verdrag geschreven tussen Romeinen en Albanen; het volk waarvan de burgers de strijd zouden winnen, zou in vrede heersen over het andere. De voorwaarden voor strijd worden toegelicht en dan kan de strijd losbarsten.

Het verteltempo gaat omlaag door de uitgebreide uitleg van de voorwaarden; door het zo te vertellen wordt het een levendige voorstelling van het sluiten van een verdrag. Livius gebruikt zijn bronnen se-lectief; hij noemt zijn bronnen en naar eigen inzicht citeert hij deze.

Het gevecht van de drielingen (Blz. 100-102)
Een heftig gevecht brak los tussen de drielingen en ze werden aangespoord door hun volk. De heerschappij hing van hen af; daar dachten ze alleen maar aan, niet aan hun eigen gevaar. Toen begon het gevecht en direct waren 2 Romeinen dood en 3 Albanen gewond. De Romein doodde de 3 Albanen, omdat zijn moreel en lichaamskracht veel groter waren. Rome werd zo heerser over Alba Longa.

De strijders en het volk zijn zich bewust van de inzet; macht. Livius volgt de laatste moord in een directe rede (en vertellerscommentaar); het loopt op tot een climax. Er zit verschil in het vertellers-tempo om zo helemaal in het verhalen te komen; het is een betrokken vertelling.

Het hoogverraad van Horatius (Blz. 102-104)
Na de overwinning op de Curiatii heersen de Romeinen over de Albanen. De zus van Hora-tius roept haar verloofde, één van de vermoorde Curiatii aan, en wordt vervolgens vermoord door Horatius, omdat ze het land vergat en koos voor de vijand. Toen moest hij zich wel voor de koning melden, die besloot hem te laten berechten door de volksvergadering; hij wordt ter dood veroordeeld. Zijn vader gaat hier tegen in; zonet vocht hij nog voor de Romeinen en nu zou hij worden vermoord?! Het volk zwicht en hij wordt vrijgesproken.

Horatius mocht worden opgepakt; hij had het recht in eigen hand genomen; hoogverraad. Dit is lastig voor koning Tullus; hij is trots op Horatius maar moet de wet ook handhaven. Horatius ontkwam aan het vonnis door beroep aan te vragen. De vader vond het rechtvaardiger wat Horatius had gedaan; Horatia had voor de vijand gekozen en niet voor het vaderland. Hij argumenteert: Maak mij niet kinder-loos, zelfs de Albanen zouden dat niet toestaan en overal is zijn roem aanwezig. Het is lastig te kiezen tussen het patriotisme van Horatius of de wetten van Rome. Dit laat Livius ook ons zien.

De opvolgers van Romulus (Blz. 105-107)
*De Albaanse vorst Mettius probeerde de macht van de Romeinen te ondermijnen, en zet bewoners van Veii en Fidenae op tegen Rome. Tullus heeft de opzet door en voorkomt dit; Mettius wordt vermoord. De Albanen komen naar Rome en Alba Longa wordt verwoest; de volken leven samen. Een bijzonder verhaal over een man uit Tarquinii, een zoon van de Corinthiër Demaratus, die vluchtte naar Rome en in de gunst komt van koning Ancus Marcius. Dit is een verklaring voor de Etruskische periode in Rome, rond 600 v. Chr.

Lucumo (Blz. 105)
Tijdens de regering van Ancus, regeerde Lucumo, een energiek man en machtig door zijn rijkdom, naar Rome voornamelijk uit het verlangen naar en de hoop op grote eer, voor het verwerven waarvan in Tarquinii geen gelegenheid was geweest – want ook daar was hij afstammend van een buitenlands geslacht. Hij was de zoon van de Corinthiër Demeratus, die toen hij van huis verbannen vanwege opstanden, zich toevallig in Tarquinii had geves-tigd, 2 zonen heeft verwekt nadat hij daar was getrouwd. Hun namen waren Lucumo en Arruns. Lucumo overleefde zijn vader als erfgenaam van al het bezit: Arruns stierf eerder dan zijn vader met achterlating van zijn zwangere vrouw. Maar de vader overleefde zijn zoon niet lang; omdat hij niet wetend dat zijn schoondochter zwanger was, was gestorven zonder rekening te houden met een kleinzoon bij het maken van zijn testament, is aan de jongen die was geboren na de dood van zijn grootvader zonder enig aandeel in het bezit, de naam Misdeelde gegeven ten gevolge van zijn armoede.

R. 410Ancus was de 4e koning rond de 7e eeuw.Anco regnante → Ablabs
R. 411Cuius → Congrueert met honorisLucumo was koning in het Etruskisch, geen naam!Tarquinii → Stad waar Etruskische adel van afstamde.
R. 412Demarati → Er treedt vertraging op; er komt een uitwijding met Lucumo’s afkomst.
Ibi quoque → Zijn buitenlandse afkomst gaat ook een rol spelen in Rome.
R. 411-412Nam… erat → Verduidelijking waarom hij verhuisde naar Rome (eer, hoogst haalbare)
R. 412-413Hij kwam niet uit dat geslacht, kwam uit Corinthe (Griekenland) was een vreemdeling.
Als hij geen vreemdeling was geweest, hoefde hij niet te verhuizen!
R. 414His → Dativus Possessivus
R. 415Lucumo … heres → Egerius had ook en deel moeten krijgen. Filio → Dit is broer Arruns.
R. 416Uxore gravida relicta → Ablabs
R. 416-417Arruns gaat dood, vader overleeft hem, maar gaat korte tijd later zelf ook dood.
R. 417Qui → Relatieve aansluiting
R. 419Inditum → Ellips, est mist hier
Egno → Armoede, de Behoeftige; dit is een logisch naam, hij was behoeftig en arm.

Egerius is de broer van Lucumo; Lucumo is rijk en heeft een goede vrouw (Tanaquil), terwijl Egerius arm is en dat komt nu steeds naar voren. Divitiis: Lucumo erft het hele familievermogen doordat zijn oudere broer eerder sterft en hun vader niet weet dat zijn schoondochter op dat moment zwanger is. (Daarom neemt hij het kleinkind niet op in zijn testament.)

Tanaquil; de vrouw achter Tarquinius (Blz. 105-106)
Voor Lucumo daarentegen, de erfgenaam van het hele bezit, heeft, hoewel zijn rijkdom hem al zelfvertrouwen gaf, zijn huwelijk met Tanaquil dit zelfvertrouwen vergroot. Tanaquil, geboren in de hoogste stand en iemand die niet makkelijk toeliet dat die positie waarin zij was ingetrouwd, lager was dan die waarin zij was geboren. Omdat de Etrusken op Lucumo neerkeken omdat die afstamde van een verbannen vreemdeling, kon zij de vernedering niet verdragen en terwijl zij haar aangeboren liefde jegens haar vaderland vergat als ze haar man maar geëerd zag, vatte zij het plan op om uit Tarquinii weg te trekken. Rome scheen voor dat doel het meest geschikt; bij een nieuw volk, waar de hele adel jong en op basis van verdienste was, zou plaats zijn voor een dapper en energieke man; de Sabijn Tatius had er geheerst, Numa was naar het koningschap ontboden vanuit de stad Cures en Ancus was geboren uit een Sabijnse moeder en stond in aanzien door uitsluitend een portret van Numa. Zij overreedde hem gemakkelijk begerig als hij was naar aanzien en omdat voor hem Tarquinii slecht van moederskant zijn vaderland was. Dus nadat ze hun spullen hadden opgepakt trokken ze weg naar Rome.

R. 420Omnium heredi bonorum → Bijstelling bij Lucumoni
Facerent → Conjunctivus vanwege cum (hoewel; tegenstelling)
R. 421Ducta in Matrimonium → Letterlijk geleid in het huwelijk → dominant participium
R. 422Sineret → AcI → ea & (humiliora) esse. Tanaquil accepteert geen lagere situatie, dit lukte niet, maar ze wilde sowieso niet lager.  Ea is mv, quo is ev → Tekst overleve-ringsprobleem.Iis → Ablativus Comparationis
R. 424Non potuit → Tanaquil kon dat niet: zij was een ambitieuze vrouw, die zelfs haar vaderland in de steek liet om Lucumo zo hoog mogelijk te kunnen positioneren in Rome (dummodo ... videret)
R. 425Migrandi → Gerundium
Ad id → Verwijst naar haar doel; dummodo virum honoratum videret.
R. 426Je wordt adel door verdienste, niet door geboorte. Sabijn Tatius was eerdere vijand, nu adel door verdienste. (Logisch in een nieuwe stad)
R. 427Futurum → Ellips, esse is weggelaten. Aanzien was belangrijk, (cupido hominum)
R. 428Numa was de opa van Ancus; Ancus had een dodenmasker van opa van was.
R. 429Tanaquil overreedde Tarquinius makkelijk omdat Tarquinii slecht zijn vaderland was van moederskant! (Cui Tarquinii materna tantum patria esset) En hij was ambitieus.

Een voorteken (Blz. 106)
Toevallig waren ze bij de Ianuculum aangekomen. Daar nam een adelaar licht omlaag glijdend met zijn zwevende vleugels zijn vilten muts bij hem weg terwijl hij met zijn vrouw in de reiswagen zat en boven de reiswagen heen en weer vliegend met luid gekrijs platste hij hem weer behendig terug op zijn hoofd alsof hij door goddelijke beschikking voor deze dienst gestuurd was; daarna ging hij weg hoog de lucht in. Men zegt dat Tanaquil dit voorteken, een vrouw ervaren in hemelse wondertekens zoals de Etrusken over het algemeen. Zij beval haar man, terwijl zij hem omhelsde, dat hij moest hopen op verheven en hoge dingen: dat zo’n vogel die uit een dergelijke streek van de hemel als bode van een god gekomen was; dat hij een voorteken gegeven had rondom het hoogtepunt van de mens; dat hij een sieraad dat met een menselijke hand bovenop een hoofd was geplaatst opgetild had om het aan hetzelfde hoofd terug te geven door goddelijke beschikking.

R. 432Ianuculum → Heuvel op rechteroever Tiber in het oude Rome.
R. 432-435Hier is sprake van visualisering; de adelaar en het spel met de muts.
R. 433Pilleum → Vilten muts; teken van de vrije Romeinen en koninklijkheid.
R. 435Accepisse … dicitur Tanaquil → NcI constructie
Tanaquil denkt dat het een wonderlijk voorteken is, zie R. 437-439.
R. 436Mulier → Vrouw, normaal doen mannen dit altijd (Priesters) Tanaquil was er dan ook eentje! Ze deed ook aan voorspellingen, was zeer Etruskisch. Ze is niet zo Romeins.
R. 437-438Eam … venisse → Jupiter/adelaar; allerhoogste. Het is gezien haar uitleg, gunstig.
Eam alitem → De zin gaat over in een AcI
R. 439Humana manu – divitus → Menselijke en goddelijke contrasteren
 
Livius heeft het wel meer over Prodigia → voortekens. Neolatijn jat dat wel eens; voortekenen waren belangrijk voor Romeinen.

Een nieuw leven, een nieuwe naam (Blz. 107)
Terwijl zij deze hoop en gedachten met zich meedragen, zijn zij de stad binnengegaan en nadat zij daar een woning hebben aangeschaft, gaven ze als naam Lucius Tarquinius Priscus op. Zijn onbekendheid en rijkdom maakten hem in de ogen van de Romeinen opvallend; en zelf hielp hij zijn lot door wie hij kon voor zich te winnen met aardige woorden, door vriendelijke uitnodigingen en door zijn weldaden, totdat het verhaal over hem ook naar het paleis was gebracht. In korte tijd had hij deze bekendheid veranderd in het recht op een intieme vriendschap door bij de koning genereus en vaardig taken op zich te nemen, zodat hij evenzeer betrokken was bij staatsoverleg als bij particulier beraad in oorlog en vredestijd, en in alles op de proef gesteld tenslotte bij het testament zelfs werd aangesteld tot voogd voor de kinderen van de koning.

R. 440-441Domicilioque comparato → Ablabs
R. 441Priscus → Bijnaam kan hem pas zijn gegeven nadat Superbus had geregeerd, om onderscheid te maken tussen de 2.
R. 442Ipse fortunam → Ipse; had hij zelf in de hand en Fortunam; kreeg hij cadeau.
R. 443Quos → Relativum met ingesloten antecedent
Invitandi → Gerundivum
R. 444-448Tarquinius’ ster is rijzende → Climax (Notitiam … familiaris amicitiae … tutor)
R. 445Dextere → Dit is handig voor Lucumo
R. 446Iura → Onzijdig, mv, accusativus
R. 447Bello domique → Vaste uitdrukking Livius, in oorlog en vredestijd

Lucumo maakt snel carrière doordat mensen nieuwsgierig zijn naar de onbekende, zijn rijkdom en zijn innemende persoonlijkheid (Romeinse carrière van Tarquinius tot nu toe: Hij wordt door zijn hulpvaar-dig gedrag bekend, ook bij de koning. Door zijn diensten jegens de koning wordt hij een intieme vriend van de koning en hij  wordt overal bij betrokken, hij wordt als voogd aangesteld van de prinsen.)

Tarquinius’ verkiezingsrede (Blz. 107)
Ancus heeft 24 jaar geregeerd, gelijk aan iedere van de vroegere koningen op het gebied van zijn talenten en roem in oorlog en vredestijd. Zijn zonen waren al dichtbij de volwassen leeftijd, des te meer drong Tarquinius erop aan dat er zo snel mogelijk een volksvergadering werd gehouden voor het kiezen van een koning. Toen deze was aangekondigd stuurde hij de jongens tegen die tijd weg om te jagen. En er wordt gezegd dat hij en als eerste uit eerzucht naar het koningschap heeft gedongen en een redevoering heeft gehouden die geschreven was om de harten van het volk te winnen: hij zei dat hij niets nieuws nastreefde, omdat hij niet als eerste vreemdeling in Rome het koningschap probeerde te verwerven, waarover iemand verontwaardigd of verwonderd zou kunnen zijn, maar als derde; en dat Tatius niet alleen van vreemdeling maar zelfs van vijand tot koning was gemaakt en dat Numa zonder bekend te zijn met de stad, zonder het te ambiëren nota bene ontboden was voor het koningschap; dat hij sinds hij zijn eigen meester was samen met zijn vrouw en al zijn bezit naar Rome was verhuisd; dat hij een groter deel van die periode van het leven waarin mensen hun burgerlijke plichten vervullen in Rome had doorgebracht dan in zijn oude vaderland; dat hij in oorlog en in vredestijd onder leiding van een prijzenswaardig leermeester, koning Ancus zelf, het Romeins recht en de Romeinse godsdienstige gebruiken had geleerd; dat hij in gehoorzaamheid en eerbied tegenover de koning met allen had gewedijverd, in goedheid jegens anderen met de koning zelf.

R. 451Instare → Infintivus Historicus → Tekst levender en krijgt meer vaart
Creando → Dominant gebruikt gerundivum
Eo magis … instare → De zonen van Ancus zijn bijna volwassen en kunnen meeding-en naar deze positie.
R. 451-452Het koninkrijk is niet erfelijk, dus komen ze niet in aanmerking, maar zij zijn als zonen de meest aangewezen personen om te worden gekozen. Daarom moeten ze op jacht.
R. 452Is… habuisse → NcI constructie ; hieruit blijkt ook zijn ambitie om door te zetten.
R. 453Conciliandos → Dominant gebruikt gerundiumVerwijzing naar eerdere koningen.
R. 453-454Se non… certasse → De zin wordt nu een AcI en geeft woorden van Tarquinius weer.
R. 454Ad conciliandos plebis animos → Livius is een alwetend verteller, dus weet je ook met welk doel de speech van Tarquinius geschreven was: het volk aan zijn kant krijgen.
R. 454Rem novam → Het nieuwe zou zijn dat een vreemdeling koning wordt.
R. 456T.o.v. de volksvertegenwoordiging. (Tatius was een Sabijn; ook naar Rome gekomen)
Numa → Numa Pompilius woonde niet eens in Rome en toch werd hij koning: hij werd er zelfs voor opgeroepen
R. 456-458Et Tatium … accitum → Contrasteert met R. 452-453.
R. 457Factum → Ellips, esse is weggelaten
R. 458Accitum → Ellips, esse is weggelaten
R. 459-460Fungi + Ablativus object → Hij kwam uit Griekenland. Maiorem → Comparativus
R. 461Haud paenitendo → Litotes
R. 462Omnibus, benignitate → Asyndeton
R. 463Cum rege ipso → Hoogmoedig
In regem cum omnibus, erga alios cum rege → Chiasme

Tarquinius koning
Terwijl hij deze niet onjuiste feiten noemde, beval het volk hem met geweldig overeenstem-ming om koning te zijn. Dus de eerzucht die hij had gehad bij het dingen volgde de man die in overige opzichten voortreffelijk was. Zelfs toen hij koning was; en niet minder bedacht op het versterken van zijn koningschap dan op het uitbreiden van de staat koos hij 100 sena-toren, die vervolgens vaders van de mindere families werden genoemd, een geenszins onzekere aanhang van de koning door wiens weldaad zij in de senaat waren gekomen.

R. 464 Haec eum haud falsa → Livius heeft ook een mening (vertellerscommentaar): wat Tarquinius te vertellen heeft is volkomen juist. (Gaat over eerder genoemde)
Tarquinius is niet zeker van de zaak en kiest 100 man om zeker te zijn van aanhang.
R. 465Tarquinius wordt koning en Tanaquil koningin; zeer hoog verteltempo; korte verteltijd, veel langere verteldetijd!
R. 466Ambitio → Positief; Niet alleen eerzucht, maar ook in overige opzichten (cetera egegium) Blijkt uit nec minus … memor.
Regni sui firmandi … augendae rei publicae → Chiasme
R. 467Firmandi, augendae → Dominant gebruikte gerundivia
In patres legere → Het idee is dat Tarquinius 100 benoemt als steun tegen de zittende patres van de oude Romeinse families.
Rei publicae memor → Impliciete kritiek; meer belang eigen hachje dan staatsbelang.

Het volk gaf geen reactie; Romeinen dachten dus niet na over het feit dat Ancus Martius zelf zonen had, dat zij ook niet koning zouden kunnen worden.

Servius Tullius (Blz. 108-114)
*Servius Tullius is de 6e koning van Rome, en voor Livius was er veel info over hem te vinden. Hij was belangrijk bij instelling van Comitia centuriata en ommuring van Rome.

Het wonderteken (Blz. 108)
In die tijd deed zich in het paleis een wonderteken voor, verwonderlijk wat betreft aanblik en afloop. Men zegt dat onder de  ogen van velen een jongen, die Servius Tullius heette, zijn hoofd in brand stond terwijl hij lag te slapen; dat toen er dus daardoor een zeer luid ge-schreeuw was losgebarsten bij zo’n groot wonder het koninklijk paar was gealarmeerd en dat, toen iemand van de dienaren water bracht om te blussen, die tegengehouden is door de koningin, en dat zij nadat het tumult tot bedaren is gebracht had verboden dat de jongen bewogen werd totdat hij uit zichzelf ontwaakt zou zijn; dat weldra met de slaap ook het vuur was verdwenen. Toen zei Tanaquil nadat ze haar man apart genomen had: ‘Zie je deze jongen die wij met zo’n nederige levenswijze opvoeden? Je kunt er zeker van zijn dat deze eens de redding zal zijn voor onze onzekere situatie en een bescherming voor het koninklijk huis in tijd van tegenspoed; laten wij daarom deze bron voor geweldige eer voor de staat en voor ons persoonlijk met zorg van onze kant grootbrengen.

R. 470Prodigium → Voorteken; er wordt op 2 manieren gereageerd: de omgeving gilt en is inrep en roer, of Tanaquil blijft kalm en heeft de situatie in de hand.
Eo tempore → Tarquinius heeft inmiddels Sabijnen en alle andere omliggende volken verslagen en nu wordt, door onderbroken oorlog, stad versterkt en verfraait.
R. 471Caput…arsisse → AcI
R. 472 Plurimo clamore en sedato tumulto → Ablabs
Excitos → Ellips, esse is weggelaten
R. 472-473Excitos reges → Het gaat hier weer om een voorteken ; Tanaquils expertise.
R. 473Reges → Het koninklijk paarRestinguendum → Gerundium
R. 475Abducto viro → AblabsTanaquil en Tarquinius voeden het kind op als hun slaaf
R. 476Hunc lumen…futurum esse → AcI   Ironisch ; hij stond ook in lichterlaaie ! (metafoor)
R. 478Dubius → Tarquinius had geen zoon en de zonen van Ancus waren weggestuurd.
Rebus dubiis, regiae afflictae → Blijkt de onzekerheid van Tanaquil uit; komt voort uitwijze waarop zijzelf aan de macht zijn gekomen; ze is bang voor de zonen van Ancus.

Eigenlijk is Servius Tullius ook van hoge komaf, Koningen van Rome tot dan toe: Romulus, Numa, Tullius Hostilius, Ancus Martius, Tarquinius en Servius Tullius.

De gevolgen voor Servius (Blz. 108)
Men zegt dat van toen af aan men is begonnen de jongen te beschouwen als een eigen kind en op te leiden in studies waardoor talenten aangevuurd worden tot een beschaving die past bij een hoge positie. Het gebeurde gemakkelijk omdat het de goden ter harte ging: hij ontwik-kelde zich tot een jongeman van waarlijk koninklijk karakter en niet, toen Tarquinius voor zichzelf een schoonzoon zocht, kon iemand van de Romeinse jeugd wat betreft enige eigen-schap vergeleken worden, en de koning heeft zijn dochter met hem verloofd.
R. 480AcI → Deze loopt nog door vanuit ferunt in R. 471
Servius was geen eigen kind van Tarquinius en Tanaquil, zo voelde het wel.
Erudiri → Contrasteert met humili cultu (R. 477)
R. 481De goden hadden het voorbestemd dat Servius het ver zou brengen!
R. 482Iuvenis evasit → Het verteltempo is hier gigantisch hoog: er worden jaren (in devertelde tijd) overgeslagen (in de verteltijd) en opeens is het manneke met zijn hoofd een geslachtsrijpe puber: de vlammen zijn acne geworden.

De verteltijd is kort, de vertelde tijd is veel langer! (Ook niet van belang) Tarquinius bindt Servius met zijn biologische dochter.

Servius’ afkomst (Blz. 108)
Het feit dat deze zo grote eer aan hem om welke reden dan ook werd verleend verhinderd te geloven dat hij geboren is uit een slavin en dat hij als een klein jongetje zelf slaaf is geweest. Ik ben meer van de mening van hen die vertellen dat na de inname van Corniculum de echt-genote van Servius Tullius, die de leider in die stad was geweest, hoogzwanger, nadat haar man gedood was, in Rome gebaard heeft in het huis van Priscus Tarquinius nadat zij van-wege haar buitengewone adellijkheid werd afgehouden van de slavernij door de Romeinse koningin. Men zegt daarna dat de vriendschap tussen de vrouwen is vergroot door een zo grote weldaad en dat de jongen zoals te verwachten was van iemand die van kinds af aan grootgebracht is in een huis, waarin hij geliefd en geëerd is geweest, en dat het lot van zijn moeder gemaakt heeft dat, nadat haar vaderland was ingenomen, zij in de handen van de vijand kwam, dat hij werd geloofd geboren te zijn uit een slavin.

R. 485Illi honos → Livius beweert dat Servius Tullius geen slavenachtergrond kon hebben, omdat hij de dochter van de koning mocht trouwen: eer past bij edele personen.
Honos habitus → PassiefDe causa → Relativerend van Livius; waarom ook.AcI → Natum servisse
R. 486Eorum magis sententiae sum → Als historiograaf moet Livius alles feitelijk melden.
Hij geeft blijk van het geven van meerdere versies van een gebeurtenis. (objectief)
R. 487Corniculum → Plaats in LatiumCorniculo capto en viro occiso → Ablabs
R. 490Tanto beneficio → Verwijst naar R. 489-490 prohibitam … domo.
R. 492Capta patria → Ablabs
R. 493Ut serva natus crederetur fecisse → Dat Servius Tullius voor een slaafje werd aangezien kwam doordat zijn zwangere moeder, van adel, door de Romeinen gevangen werd genomen en waarschijnlijk niet aardig behandeld werd. Zie R. 499-500, 502 en 504.

De vader van Servius Tullius heet ook Servius Tullius!

Het complot van Ancus’ zonen (Blz. 109)
Ongeveer in het 38e jaar sinds het jaar in welke Tarquinius was begonnen te regeren, was Servius Tullius niet alleen bij de koning maar ook bij de senatoren en bij het volk veruit in het hoogste aanzien. Toen, hoewel de 2 zoons van Ancus het vroeger altijd als zeer schandelijk beschouwd hadden dat zij van het koningschap van hun vader verstoten waren door bedrog van hun voogd, dat in Rome een vreemdeling niet alleen van naburig maar zelfs niet van Italische oorsprong was heerste, toen nam bij hen de verontwaardiging heftiger toe vanwege het feit dat het koningschap zelfs niet meteen na Tarquinius bij hen terug zou komen, maar hals over kop na Tarquinius verder zou vallen in de handen van slaven, zodat in dezelfde stat ongeveer in het 100e jaar nadat Romulus, afstammend van een god, zelf een god het koningschap had gehad zolang als hij op aarde was, dat daar Servius, een slaaf geboren uit een slavin, dat koningschap bezat. Dat dit zowel een algemene schande zou zijn voor de Romeinse naam als in het bijzonder voor hun eigen huis, terwijl de mannelijke tak van koning Ancus in leven was, de heerschappij in Rome zou openstaan, niet alleen voor vreemdelingen, maar zelfs voor slaven!

R. 496De zoons van Ancus zien hun kans schoon en willen nu de troon terug, maar zijn oud.
R. 496-502Anakolouth (Vanaf tum impensus) De verontwaardiging van beide zoons neemt toe; Tarquinius roofde de troon, hij is een buitenlander (Tarquinius was half Etruskisch,half Grieks) en nu dreigt het koningschap zelfs in handen te vallen van een slaaf! Een schande voor Rome en voor henzelf. Antea en tum geven die climax aan.
R. 497Regnare Romae advenam → De mannen zijn boos over het bedrog van Tarquinius. Tutoris fraude → Bij de verkiezingen waren de zoons van Ancus op jacht gestuurd.
Se pulsos esse, regnare advenam → Chiasme
R. 498Servus is een vreemdeling, komt uit Corinthe. Tarquinius was een voogd voor de zoons, Servius zou dan een zoon van een slavin zijn.
Ne Italicae quidem stirpis → Verwijst naar het feit dat de vader van Tarquinius zich in Italië vestigde, na weg te zijn gestuurd uit Corinthe op politieke gronden.
R. 501Romulus was even op aarde, en vervolgens weer in de hemel, Romulus werd met een god vergeleken. Id → Het koningschap
Deus ipse – Servius servus en deo pregnatus – serva natus → Chiasme
R. 502Fore → Futurum esse (Door AcI)   De gedachten van Ancus’ zonen lezen we in AcI
R. 503Anci regis virili stirpe → Ablabs
Slaven zouden een vreselijke schande zijn voor de stad.

De aanslag op Tarquinius (Blz. 109)
Dus besloten zij deze belediging met het zwaard af te zweren; maar én de ergernis over het onrecht hitste hen meer tegen Tarquinius zelf op dan tegen Servius én het feit dat de koning, als hij in leven zou blijven, een strengere wreker van de moord zou zijn dan een burger; verder dachten ze nadat Servius vermoord was de koning weer dezelfde tot erfgenaam zou maken welke ander hij ook maar tot schoonzoon gekozen zou hebben; om deze redenen werd er een aanslag voorbereid op de koning zelf. De twee strijdlustigste mannen die uit de herders werden gekozen waren voor deze daad, elk van beide met de ijzeren landbouwwerktuigen die ze gewend waren, richtten in het voorhof van het paleis door zo rumoerig mogelijk ruzie voor te wenden en door de schijn van ruzie de aandacht van alle koninklijke dienaren op zich; daaropvolgend, toen beiden de koning te hulp riepen en hun geschreeuw het paleis diep binnenin had bereikt, gingen zij, toen ze bij de koning werden geroepen, verder naar hem. Eerst schreeuwden beiden en om het hardst onderbrak de één de ander; bedwongen door de lictor en bevolen beurtelings te spreken hielden ze eindelijk op elkaar te onderbreken; volgens afspraak begon 1 de zaak te vertellen. Toen de koning oplettend zich geheel naar hem afkeerde, liet de ander zijn opgeheven bijl op zijn hoofd neer en na het wapen in de wond te hebben achtergelaten, stormden beiden naar buiten.

R. 505Ferro igitur → Natuurlijk: dat laten ze zich niet gebeuren. Dood aan de koning! Sed → Na de verontwaardiging over Servius verwacht je een aanslag op Servius.
R. 507Si superesset  Er wordt met van alles rekening gehouden
Privatus  Hiermee wordt Servius Tullius bedoeld (heeft geen werk)
Servio occiso  Ablabs
R. 508Eundem  Quemcumque alium generum
R. 509Haec  De 3 bovengenoemde redenen:
1) Ze haten Tarquinius voor wat hij hen aangedaan heeft; 2)Tarquinius zal een mislukte moordaanslag gruwelijk afstraffen, angst dus voor represailles; 3) Servius doden heeft geen zin, omdat de opvolger dan waarschijnlijk snel klaar staat.
R. 512De opzet is duidelijk: twee woeste herders moeten, met de werktuigen in de hand, opgefokt stennis gaan maken in het paleis, zodanig dat iedereen er last van heeft. De
voorposten in het paleis zullen willen voorkomen dat een en ander escaleert en ze onder begeleiding naar de koning laten gaan. Daar gaat natuurlijk het door en uiteindelijk zullen ze tot rust komen en, om de beurt de koning rustig vertellen wat er aan de hand is; en dan zet de ene hem een bijl in zijn hoofd en dan vluchten ze beide.
R. 514Pergunt & vocaferari  Praesens historicus

Livius wil met dit verhaal in de smaak vallen; hij geeft kleuring aan het verhaal. (historische roman)

Tarquinius’ dood, Tanaquils optreden (Blz. 109-110)
Toen de omstanders de stervende Tarquinius hadden opgevangen, pakten de lictoren die vluchtende mannen vast. Vervolgens was er geschreeuw en een oploop van het volk dat zich verbaasd afvroeg wat er aan de hand was. Tanaquil beveelt onder het tumult het paleis te sluiten en ze verwijderde de ooggetuigen. Niet alleen brengt ze ijverig de dingen in ge-reedheid die nodig zijn om een wond te verzorgen alsof er hoop aanwezig was, maar ook treft ze andere voorzorgsmaatregelen als hoop zou ontbreken. Nadat ze haastig Servius had ontboden, toen ze haar bijna levenloze man had getoond, smeekt ze, zijn rechterhand vast-houdend, om de dood van zijn schoonvader niet ongewroken te laten, om niet toe te laten dat zijn schoonmoeder als mikpunt van spot dient van hun vijanden. ‘Van jou is’, zegt ze, ‘het koningschap, Servius, als je een man bent, niet van hen die met andermans handen een zeer slechte misdaad hebben gepleegd. Verhef je en volg de goden als leiders die hebben voorspeld dat dit hoofd beroemd zal zijn, door er eens een goddelijk vuur over heen uit te storten. Laat die hemelse vlam jou nu aansporen; word nu werkelijk wakker. Ook wij hebben
als vreemdelingen geregeerd; bedenk wat voor iemand je bent, niet (van) waar je bent ge-boren. Als jouw plannen door de onverwachte gebeurtenis zijn verlamd, volg mijn plannen.’

R. 519Moribundus  Klein beetje prospectie
R. 520Mirantium  Collectief gebruikt (meerdere dingen omvattend)
Clamor … populi → Ellips van erat en alliteratie van de c versterkt de mededeling.
R. 521Rei  Genitivus Partitivus bij quod. Tanaquil… iubet  Asyndeton; versnelt actie.
R. 522Curando  Dominant gebruikt gerundivum
Quae  Ea, quae  Relativum met ingesloten antecedent.
Zo kwaad als het kan verzorgt Tanaquil Tarquinius nog.
R. 522-523Subesset … destituat → Tanaquil heeft geen hoop meer, tamquam wijst daarop. Ze doet dit om tijd te winnen.
R. 523Servio accito  Ablabs
Alia praesidia molitur → Betekent gewoon dat ze troon veilig wil stellen voor Servius.
R. 527Divino circumfuso → Ablabs
R. 528Excitet  Goddelijke aard van Servius moest nog wakker worden, wordt duidelijk.
R. 528-529Nunc te … vere → Ze verwijst naar het voorteken in het paleis. (de vlammen)
R. 529Expergiscere  Vlammen op het hoofd, benadrukt het goddelijke karakter.
R. 529-530Qui sis… sis reputa  Mooie sententia
R. 530-531Si tua … sequere → Parallellie.

Tanaquil reageert altijd snel en adequaat, onder meer te zien door asyndeta en imperativi.

Het volk misleid (Blz. 110)
Toen het geschreeuw en de aandrang van de menigte nauwelijks verdragen konden worden, sprak Tanaquil het volk toe vanuit een hoger gedeelte van het huis, door de ramen die uitkeken op de Via Nova – want de koning woonde bij de tempel van Jupiter Stator. Zij vroeg hem met klem om goede moed te houden; ze zei dat de koning verdoofd was geweest door een plotselinge klap; dat het zwaard niet diep in zijn lichaam was binnengedrongen; dat hij al bij kennis was gekomen; dat de wond onderzocht was nadat het bloed was weggeveegd; dat alles er gezond uitzag; dat zij erop vertrouwde dat zij hem binnenkort zelf zouden zien; dat de koning het volk beval intussen de bevelen op te volgen van Servius Tullius; dat die recht zou spreken en andere taken van de koning op zich zou nemen.

R. 534 Iubet → Hangt de AcI vanaf die regels lang doorloopt. (Kort en bondige zinnen)
R. 535Alles zal goed aflopen, hij heeft alleen maar een bijl in zijn hoofd. (ironisch)

Het verteltempo vertraagt bij  iubet … esse; weergave van Tanaquils woorden in de AcI. Het ener-gieke van Tanaquil komt terug in de korte afgemeten zinnen; de details maken het geloofwaardiger.

Servius speelt zijn rol (Blz. 111)
Servius kwam gehuld in een statiekleed en met lictoren te voorschijn en zittend in de koninklijke zetel besloot hij sommige zaken en over andere zaken deed hij alsof hij de koning zou raadplegen. En zo heeft hij gedurende enige dagen nadat Tarquinius al gestorven was, omdat zijn dood verborgen was gehouden, zijn eigen macht versterkt onder het mom van het vervullen van andermans taak; toen pas is het bekend geworden omdat er in het paleis een weeklacht was ontstaan. Servius beschermd door een sterke bescherming regeerde als eerste zonder bevel van het volk, maar met de wil van de senatoren. De kinderen van Ancus waren op dat moment al, nadat hun helpers bij de misdaad gegrepen waren, zodra bericht werd dat de koning leefde en dat de macht van Servius zo groot was, naar Suessa Pometia gegaan om in ballingschap te leven.

R. 540Alia decernit → Je kunt denken aan eum iura redditurum in R. 538.
R. 542Fungendae → Dominant gerundivumCelata morte → Ablabs
Per speciem ... vicis → Met simulat in R. 541 wordt hetzelfde bedoeld.
R. 544Regia orta → Ablabs, ook is er sprake van een asyndeton.
R. 545Comprensis sceleris ministeris → Ablabs
R. 546Suessam Pometiam → Plaats in Latium

Servius Tullius huwelijkt zijn beide dochters uit aan Lucius en Arruns Tarquinius om een inci-dent als met zonen van Tarquinius te voorkomen. Hij overwint Veii en in de vredestijd laat hij mensen registreren op vermogen, verdeeld hij Rome in 4 districten, voegde de Quirinalis en Viminalis toe aan het gebied van Rome en breidde de Esquilijn uit. Hij ommuurde Rome ook.

Verzet van Lucius Tarquinius (Blz. 111)
Hoewel Servius door gewoonte het koningschap al zonder twijfel bezat heeft hij toch, omdat hij hoorde dat er soms door de jongere Tarquinius praatjes werden rondgestrooid dat hij zonder bevel van het volk regeerde, eerst de gunstige gezindheid van het volk voor zich gewonnen door het land dat was buitgemaakt op de vijanden per persoon te verdelen en het vervolgens aangedurfd om aan het volk voor te leggen of zij overeenkomstig hun wil bevalen dat hij regeerde; en hij is met zo’n grote eenstemmigheid als waarmee geen enkel ander tevoren tot koning uitgeroepen. Maar niet heeft deze taak voor Tarquinius de hoop op succes bij het streven naar het koningschap verminderd; nee, integendeel, omdat hij had gemerkt dat er over het land van het volk werd onderhandeld tegen de wil van de senatoren, meende hij dat hem de gelegenheid was gegeven om Servius des te heftiger te belasten bij de senatoren zelf meer macht te krijgen in de senaat, omdat hij zelf een heetgebakerde jongeman was en omdat thuis zijn echtgenote Tullia zijn rusteloze geest ophitste.

R. 548Usu → Door de jaren heen is het een gewoonte geworden
Tamen → Tegenstelling; het volk durven te raadplegen, hoewel hij opmerkingen hoort over zijn regeren zonder bevel van het volk. 2 zoons van Tarquinius probeerden coupe te plegen, maar dit mislukte en ze moesten in ballingschap. Vervolgens verspreidde Lucius roddels over Servius.
R. 549Iactari voces a iuvene Tarquinio → De echte boosheid is natuurlijk dat hij zelf geen koning is als zoon van de vorige koning. Hij lost dit op door eerst land te geven en dan pas het volk te vragen. Hij weet dat de Senaat dit niet zint.
R. 550Agro diviso → Ablabs (Capto is een nadere bepaling)
Conciliata … capto → Doet je denken aan de landverdeling van de Gracchen
R. 552Neque … minuit → Tarquinius weet dat de maatregelen de Senaat niet bevallen..
R. 553Affectandi → Dominant gebruikt gerundivum
Forte/fortuna → Blijkt de werking van het lot te zijn.
R. 5562 verklaringen voor zijn gedrag; - Ardens (vurig karakter)
- Thuis geprikkeld door echtgenote Tanaquil

Servius Tullius wordt door toedoen van zijn dochter Tullia en haar echtgenoot, de eerzuch-tige Lucius Tarquinius vermoord, wat deel uit maakt van de historische traditie. Latere schri-vers volgden dit voorbeeld trouw. Het is een folkloristische traditie.

Een familiedrama (Blz. 112)
Want ook het Romeinse koninklijk huis heeft een voorbeeld van een tragische misdaad geleverd, met het gevolg dat door de afkeer van koningen de vrijheid vroeger kwam en dat het koningschap dat door de misdaad was verworven het laatste zou zijn. Deze L. Tarquinius – of hij van koning Priscus Tarquinius een zoon of kleinzoon was is te weinig duidelijk; omdat er echter  meer zegslieden zijn zou ik zeggen een zoon – had een broer gehad Arruns Tarquinius, een jongen met een zacht karakter. Met deze twee, zoals eerder is gezegd, waren de twee Tullia ’s, de dochters van de koning, getrouwd, ook zelf zeer verschillend in karakter. Toevallig was het zo gebeurd, opdat niet de twee gewelddadige karakters door een huwelijk verbonden werden, naar ik denk door het gunstige lot van het Romeinse volk, opdat het koningschap van Servius des te langer zou voortbestaan en opdat de regels van de staat vastgelegd konden worden.  De onstuimige Tullia maakte zich zorgen dat haar man geen enkele aanleg vertoonde noch voor ambitie, noch voor het ondernemen van een waagstuk; volledig afgewend naar de andere Tarquinius bewonderde zij die, noemde hem een man en van koninklijke bloede: zij minachtte haar zuster, omdat zij terwijl ze een echte man had gekregen tekortschoot in vrouwelijk daadkracht. Hun gelijksoortige karakter bracht hen snel samen, zoals gewoonlijk gebeurt; kwaad past zeer goed bij kwaad; maar het initiatief om alles in verwarring te brengen is van de vrouw uitgegaan. Zij, gewend aan de geheime ge-sprekken met de man van een ander, was niet weinig zuinig met beledigende woorden over haar man tegen zijn broer, over haar zuster tegen die haar man; en ze zei met klem dat het beter zou zijn geweest dat zij ongetrouwd was en hij vrijgezel dan verbonden worden met een mindere partner zodat zij moest wegkwijnen door het gebrek aan energie van de ander; dat als de goden haar die man zouden hebben gegeven die zij waard was, dat zij dan binnenkort bij haar thuis het koningschap zou hebben gezien, dat zij nu bij haar vader zag. Snel vervulde zij de jongeman van haar vermetelheid; nadat Lucius Tarquinius en Tullia de jongere door bijna aaneengesloten begrafenissen hun huizen hadden leeggemaakt voor een nieuw huwelijk, werden zij in de echt verbonden, eerder omdat Servius het niet verhinderde dan omdat hij het goedkeurde.

R. 557Tullit … exemplum → Hetzelfde als het Griekse voorbeeld van Agamemnon.
R. 559Libertas → De vrijheid van koningen, de republiek. Dit is ook prospectie; alwetende verteller Livius vertelt hier al dat hij de laatste koning is door eigen gedrag.
R. 560Habuerat → Retrospectie van Livius op verhaal over moord op broer, meer bronnenzeggen dat hij een zoon was.Pluribus auctoribus → Ablabs
R. 561Mitis ingenii → Belangrijk gegeven, aangezien het in tegenstelling staat met R. 556.
R. 565Materiae → Genitivus PartitivusAngebatur ferox → AcI
R. 565-568In viro → Haar echtgenoot Arruns Tarquinius
Virum → Lucius Tarquinius, een echte man
Virum → Een echte man als echtgenoot
R. 566Aversa Tarquinium → Tullia moet niks hebben van haar eigen man, maar richt zich helemaal op haar zwager.
R. 567Mirari, dicere, spernere → Infinitivi historici
Spernere sororem → De zus is zo slap dat ze niet eens haar ambitieuze man steunt!
R. 568Cessaret → De conjunctivus geeft de gedachte van Tullia aan.
R. 569Malum malo optissimum → Sententia; repetitio; vertellerscommentaar.
R. 570Parcere & contendere → Infinitivi historici
Viri alieni → Man van de zus
R. 571De viri → Haar eigen man ArrunsAd virum → Man van haar zus Lucius.
R. 5721. Contendere → Rectius futurum fuisse
2. Ut rectius fuisse → se… illum (esse)
R. 574Visuram fuisse → Hangt af van contendere. Vanaf hier wordt de tekst versnelt.
R. 577Andere Lucius vermoord Tarquinius & Tullia; dit is dus een eufemisme.

Twee pittigen bij elkaar → Al veel eerder aanval op koning geweest.

Gevaarlijke taal (Blz. 112-113)
Toen begon werkelijk met de dag de oude Tullius onveiliger te worden, begon zijn koninklijke macht meer bedreigd te zijn; want de vrouw keek van de ene naar de andere misdaad. Noch s’ nachts noch overdag duldde zij dat haar man rust kreeg opdat niet de in het verleden gepleegde verwantenmoorden zonder beloning zouden zijn; niet had aan haar iemand ontbroken met wie zij had gezegd werd getrouwd te zijn, noch iemand met wie zij zwijgend onderdanig was; haar had ontbroken iemand die meende dat hij het koningschap waard was, die zich herinnerde dat hij de zoon van Priscus Tarquinius was, die de koninklijke macht liever wilde hebben dan erop hopen. ‘Als jij die man bent met wie ik meen dat ik getrouwd ben, dan noem ik jou man en koning; zo niet dan is mijn situatie daarom slechter geworden omdat in jou misdaad gepaard gaat, niet lafheid. Waarom maak jij je niet gereed? Niet voor jou is het noodzakelijk vanuit Corinthe, noch vanuit Tarquinia, zoals jouw vader een konink-rijk in den vreemde te grondvesten; jouw huisgoden en de goden van jouw voorouders en het beeld van je vader en het koninklijke huis en in het huis de koninklijke troon en de naam Tarquinius kiezen jou tot en noemen jou koning. Of als je hiervoor te weinig moed bezit, waarom stel je dan de burgers teleur? Waarom laat je toe dat je gezien wordt als een prins? Val terug naar waar je vandaan komt, meer lijkend op je broer dan op je vader.’ Door hem met deze en andere woorden toe te snauwen hitste zij de jongeman op, en kon zijzelf geen rust krijgen bij de gedachte dat, terwijl Tanaquil, een buitenlandse vrouw, zoveel tot stand had kunnen brengen met haar energie dat zij twee opeenvolgende koningschappen aan haar man en meteen daarna aan haar schoonzoon had gegeven, zijzelf, van koninklijke bloede, geen enkele beslissende invloed had op het geven en ontnemen van de koninklijke macht.

R. 579Asyndetische zinsopbouw (et…et)
R. 580Ab scelere → Verwijst naar praeterita parricidia in R.581.
R. 581Pati → AcI: virum … conquiescere
Gratuita → De moorden op hun echtgenoten waren bedoeld om als nieuw paar naar het koningschap te streven. Als ze dat niet doen, zijn de moorden voor niets gepleegd.
R. 582Cum quo → Vorige echtgenoot Arruns Tarquinius
Tacita serviret → Stilzwijgend het koningschap van haar vader dulden.
R. 582-584Se regno … regnum mallet → Contrasteert met cum quo tacita serviret; bezit een anafoor, asyndeton en een climax.
R. 581-584Overgang van de directe rede in de AcI
R. 586 Twee voorbeelden van ignavia → Cum quo tacita serviret en sperare regnum.
R. 590Regium iuvenem conspici → AcI
R. 591Tarquinius anti Corinthum → Komen zijn grootouders vandaan.
R. 591-593 Het grootste verwijt van Tullia man 2 krijgt het koningschap op een dienblaadje aange-reikt en lijkt het te laten lopen. Zijn vader moest er nog moeite voor doen.
R. 592Increpando → Gerundium
R. 593Tanaquil → De schoonmoeder van Tullia
R. 594Genero → Servius Tullius
Viro → Lucumo, Tarquinius Priscus
R. 595Semine → Tullia is wel dochter van huidige koning (Servius Tullius), maar die zou zoon van een slavin zijn, dus haar koninklijke afkomst is niet helemaal zeker.

In deze passage zit 3x een retorische vraag, polysyndeton en alliteratie in R. 588-589, anafoor in R. 581-582 en 584-585 en een asyndeton in R. 587. Livius vertelt erg beeldend. Dit komt vooral door het gebruik van de directe rede (speech). Livius suggereert dat Tullia deze woorden zo heeft gesproken, zodat het heel levensecht overkomt als in een roman.

Tarquinius komt in actie (Blz. 113-114)
Door deze waanzin van de vrouw aangevuurd ging Tarquinius van de één naar de ander en maakte vooral zijn opwachting bij de hoofden van de minder aanzienlijke families; hij herinnerde hen aan de weldaad van zijn vader en vroeg in ruil daarvoor een gunst terug: de jongeren lokte hij met geschenken: niet alleen door geweldige dingen over zichzelf te beloven maar ook door beschuldigingen tegen de koning kreeg hij overal macht. Tenslotte, toen het nu de tijd scheen voor actie, stormde hij het forum op omringd door een stoet van gewapende mannen. Vervolgens, toen allen verschrikt waren van angst beval hij zittend op de koninklijke zetel voor het Senaatsgebouw dat de senatoren door een heraut naar de senaat opgeroepen naar hun koning Tarquinius. Zij kwamen onmiddellijk bijeen, sommigen al tevoren hierop voorbereid, anderen uit angst dat het niet gekomen zijn hun tot schade zou zijn, geschokt door het ongekende van deze wonderbaarlijke vertoning en in de mening dat het al gedaan was met Servius. Toen sprak hij met lasterlijke taal om te beginnen over zijn verste familie: als slaaf en geboren uit een slavin had hij na de onwaardige dood van zijn ouder zonder dat er, zoals vroeger, een tussenregering was aanvaard, zonder dat er een volksvergadering was gehouden, niet door toestemming van het volk, niet op gezag van senatoren, maar door het geschenk van een vrouw zich meester gemaakt van de koninklijke macht. Zo, geboren, zo tot koning gekozen, weldoener van het laagste soort van de mensen waaruit hij zelf voortkwam, had hij uit haat tegen de aanzienlijkheid van anderen land dat hij had ontroofd aan de voornaamste burgers, verdeeld onder de allerlaagsten van de staat; hij had de census ingesteld opdat het vermogen van de rijkeren op zou vallen voor afgunst en klaar lag voor hem opdat hij daarvan, zodra hij wilde, rijkelijk uitdeelde aan de zeer armen.

Vanaf R. 597  Zijn vrouw haalt hem over koning te worden: hij vermoordt de koning en doet de bevolking vele beloften (slijmen)
R. 597Admonere paterni beneficii → Vader had als weldaad 100 nieuwe patres gekozen. Jongemannen moest hij cadeaus geven, want ze hadden niets met Senaat te maken.
R. 597/598Minorum gentium patres → Zijn vader Tarquinius had deze groep in de senaat opgenomen als steun tegen de oude Romeinse adel.
R. 597-603Eerst gaat Tarquinius achter de schermen bezig (t/m R. 599), daarna in het openbaar.
R. 601Stipatus agamine armatorum → Prospectief voor zijn latere tirannieke gedrag.
R. 603Regem Tarquinium → Koning: hij is koning geworden.
R. 604Hoc → Coupe plegen, zitten op de zetel (dachten ze al)
R. 605Hendiadys → 1 door 2 → novitate & miraculo → 1
R. 606Maledicta → Uitgewerkt in servum…occupasse
Mortem indignam → De vader van Tarquinius was Tarquinius Priscus, vermoord door huurmoordenaars van zonen van koning Ancus, van wie hij zelf voogd was geweest!
R. 606−614AcI constructie → Weergave van Tarquinius woorden.
R. 607Ab stirpe maxima → Vanaf het begin van het geslacht
Comitiis habitis & interregno initio → Ablabs
Servum servaque natum → Altijd al laag geslacht geweest; koning was altijd al slaaf. De situatie is vergelijkbaar met Tarquinius en Tanaquil; ook aan de macht door druk van de vrouw.
R. 609Ita → Uit een slavin (Ex quo ipse sit!)
Ita → Op die illegale manier. Hij wil zijn afkomst benadrukken! (slaaf)
Fautorem → Contrasteert met odio in R. 610
R. 611   Fuerint → Conjunctivus Perfectum → Nadere beschrijving.
Ipse → Contrasteert met alienae in R. 610

De passage vertraagt vanaf R. 506, vanaf de indirecte rede. Een anafoor en asyndeta maken het opruiende karakter van Tarquinius duidelijk. Het chiasme ereptum primoribus … sordidissimo divisiise markeert de standenstrijd.

De moord op Servius (Blz. 114)
Servius komt naar het Senaatsgebouw en Tarquinius zit daar op de zetel. Deze vindt dat een zoon op de zetel hoort in plaats van een slaaf. Veel aanhangers kwamen het gebouw binnen en Tarquinius wierp Servius uit het gebouw en liet hem vermoorden.

Servius’ verontwaardiging wordt versterkt door een retorische vraag. Door visualisering wordt het dramatische moment versterkt van het verwijderen van Servius.

De waanzin van Tulia (Blz. 114-115)
Die misdaad is gepleegd op aansporen van Tullia, Servius’ dochter. De goden waren zeer boos om haar onmenselijke en schandelijke daad door over het lichaam van haar vader te rijden met de koets. Daarom zou het koningschap kort daarna onzalig ten einde komen.

Livius zegt dat het niet zeker is of Tullia opdracht gaf tot de moord op Tarquinius en of zij over hem heen reed, maar wel dat zij naar het Forum ging; bijzonder dat zij als vrouw naar het Forum ging. Door visualisering zie je het gruwelijke tafereel helemaal voor je.

Terugblik (Blz. 115)
Servius Tullius regeerde 44 jaar goed, maar het koningschap dat hij rechtvaardig en wettig regeerde kwam om door misdaad uit zijn eigen kring.

Tarquinius Superbus legde Cloaca Maxima aan en in zijn verhaal zitten veel Griekse voor-beelden. Livius heeft geput uit werk van de Griekse auteur Herodotus; hij schreef over de Atheense tiran Hippas met een vergelijkbare carrière.

Straffe maatregelen (Blz. 116-117)
Lucius Tarquinius begon te regeren en kreeg de bijnaam Tarquinius, de Trotse. Hij had een gewapende lijfwacht en regeerde zonder bevel van het volk en toestemming van de senaat. Door burgers schrik aan te jagen onderdrukte hij ze; hij handelde zaken alleen en weinig senatoren bleven over. Staatszaken regelde hij zelf of met leden van de hofhouding zonder volks- en staatsbesluit. Hij ging met de Latijnen gastvriendschappen en familiebanden aan om steun te krijgen.

Tarquinius was zelf ook als sterkste aan de macht gekomen, niet passend als een zoon. Tarquinius is kenmerkend een tiran; hij heeft lijfwachten en ruimt tegenstanders uit de weg. Bovendien trekt hij de rechtspraak naar zich toe en zet de senaat buiten spel bij politieke beslissingen.

Verzet van Turnus Herdonius (Blz. 117-118)
Tarquinius spreekt af met Latijnse edelen, maar komt pas aan het einde van de dag aanzet-ten. Turnus Herdonius werd boos om zijn afwezigheid en was bang dat hij de verdraagzaam-heid van de Latijnen uit wilden testen en ze daarna onder hun juk wilden brengen.

Tarquinius moet niet worden geaccepteerd omdat hij de Latijnen hun vrijheid zal ontnemen en omdat hij zelfs tegen zijn eigen volk al wreed optreedt. De Latijnen moeten geen vreemdeling als koning ac-cepteren. Herdonius is binnensmonds boos op Tarquinius dat hij te laat is.

Tarquinius’ wraak (Blz. 118-119)
Tarquinius was toch boos op Turnus en wilde hem op een valse manier doden. Hij kocht een slaaf om en liet veel wapens in Turnus’ huis brengen. Toen zei hij dat Turnus tijdens de ver-gadering de dag tevoren hem en Latijnse edelen wilde vermoorden, maar dat dit mislukte doordat hijzelf te laat was. Aangekomen bij zijn huis zijn er inderdaad veel wapens en wordt na overleg tussen de Latijnen verdronken.

Tarquinius is hier vals bescheiden, omdat hij een list uitvoert. Hij vereenzelvigt zich met de Latijnen; allen tezamen zijn ‘wij’ in gevaar.

Verdrag tussen Rome en de Latijnen (Blz. 119)
De Latijnen en Romeinen voerden een vergadering en Tarquinius wilde een verdrag opnieuw sluiten; Rome had overwicht. Iedereen stond achter dit verdrag. De Latijnse jongeren moes-ten zich als leger melden bij Tarquinius, hij vermengde de Latijnen met Romeinen en zo ont-stonden verschillende groepen soldaten van Latijnen en Romeinen.

Vroeger vochten de Romeinen vaak met Latijnen; nu hoefden ze daar niet meer voor te vrezen. De Latijnen stemden in omdat hun leiders ermee instemden en ze vrees hadden voor Tarquinius. Tarqui-nius voegde de legers samen om desertie en samenzwering tegen te gaan.

Oorlog met de Volsci, inname Suessa Pometia (Blz. 120)
Tarquinius was onrechtvaardig in vredestijd, maar als veldheer in oorlog goed. Hij begon een oorlog met Volsci, die nog 200 jaar zou voortduren. Hij ontnam hen de stad Suessa Pometia en van de buit wilde hij een tempel voor Jupiter bouwen.

Slepende oorlog met Gabii, de list van zoon Sextus (Blz. 120-121)
De Romeinen vallen Gabii aan, maar tevergeefs. Tarquinius doet alsof hij de oorlog opgeeft en bouwt aan de tempel voor Jupiter. Ook zendt hij zijn zoon Sextus naar de Gabijnen om te vertellen dat hij mikpunt is van Tarquinius’ trots en dat hij wil vluchten. Hij kan bij hen terecht, en verteld dat hij denkt dat zijn vader hen onverhoeds zal aanvallen. Het is een slimme list.

List en bedrog is een on-Romeinse aanvalstactiek. Door de anekdote van Sextus vertraagt het verhaal en door te zeggen dat hij zich veilig voelt bij de vijanden van Tarquinius vereenzelvigt hij zich met de Gabijnen. Sextus is verbitterd en wil dat Gabijnen denken dat Tarquinius hem schandelijk behandeld.

Sextus wint het vertrouwen van de Gabijnen (Blz. 121)
Sextus neemt deel aan de vergaderingen van de Gabijnen en voert steeds 1 ding in: oorlog. Hij weet hoe beide partijen nu in elkaar zitten en de notabelen krijgen nu ook steeds meer verlangen naar oorlog. Hij krijgt meer en meer vertrouwen door zijn roof- en plundertochten.

Sextus laat ouderen in hun waarde bij staatszaken en neemt actief deel aan leven van de jongeren.

Gabii hervat de oorlog, Sextus opperbevelhebber (Blz. 122)
Sextus werd opperbevelhebber (Hij kende de vijand en diens strategie) en de oorlog werd hervat. Hij genoot veel aanzien.

Het succes van de list (Blz. 122-123)
Sextus was leider en wilde weten van zijn vader wat de bedoeling was. Hij stuurde een afge-zant maar die zij dat zijn vader niets had gezegd. Voor Sextus was het duidelijk; hij ruimde burgers met hoge posities uit de weg en enkelen klaagde hij aan bij het volk, anderen vermoord. Door de chaotische situatie kon Rome Gabii makkelijk innemen.

Sextus was zo machtig dat hij elke wens van zijn vader kon inwilligen.

De tempel van Jupiter Capitolinus (Blz. 123-124)
Na vrede met Aequen en Etrusken wijdde Tarquinius zich aan stadszaken. Hij bouwde een tempel voor Jupiter op de Tarpeïsche heuvel. De heuvel werd alleen voor Jupiter.

Gunstige voortekens (Blz. 124)
De goden bemoeiden zich ook met de bouw van de tempel om de omvang van Rome’s grootsheid te kennen te geven; de zetel van Terminus kon niet worden verplaatst en dit duid-de erop dat het rijk sterk en duurzaam zou zijn. Ook vond men een ongeschonden hoofd dat duidde op de grootheid van het rijk, en dat het de hoofdstad van de wereld zou worden.

Livius gelooft Publius Pictor omdat het geschrift ouder van datum is, omdat hij in tijd dichterbij de gebeurtenis staat en er dus minder andere bronnen tussen staan.

Overige bouwactiviteiten en kolonisatie (Blz. 125)
Voor de bouw van de tempel haalt Tarquinius overal werklui vandaan; daarnaast werkten ze ook nog aan het Circus Maximus en het Cloaca Maxima. Tarquinius was bang dat de groep werklozen een last zou vormen voor de stad, dus stuurde hij ze als kolonisten op pad.

Een verontrustend voorteken (Blz. 126)
Dan glijdt er een slag uit een houten zuil tevoorschijn en mensen vluchten in paniek het pa-leis in. De koning is bang voor dit voorteken en stuurt zijn 2 zonen naar Delphi.

Raadpleging orakel Delphi (Blz. 126-127)
Titus en Arruns gaan naar Delphi met metgezel Brutus. Dit is de zoon van Tarquinia, de zus van Tarquinius. Na het horen van de dood op zijn oom, door de aanzienlijke burgers en zijn broer, hield hij zich onnozel. Hij wachtte zijn moment af om het Romeinse volk te bevrijden

Brutus liet blijken een onnozele hals te zijn, waardoor de koning hem niet als bedreiging zag en zo bleef hij in leven.

De fatale vraag (Blz. 127)
De broers zijn benieuwd wie koning zal worden; het antwoord is ‘de eerste die zijn moeder kust’. De jongens laten dit thuis wel door het lot bepalen. Brutus kust echter de aarde, ieders moeder. In Rome zijn voorbereidingen voor een oorlog met Rutuliërs aan de gang.

Er is een langzaam verteltempo. Livius is niet zeker van de historiciteit van dit verhaal.

Oorlog met de Rutuliërs (Blz. 127)
Uit financiële redenen starten de Romeinen een oorlog met Rutuliërs; ze zijn rijk en door de staatswerken is er weinig geld. Bovendien moest de koning de lagere inkomensklassen voor zich winnen die boos zijn door hun slavenarbeid. De oorlog duurde lang en was niet zo fel.  

Mannenpraat, Lucretia ‘wint’ (Blz. 128)
Het gesprek tussen de mannen loopt uit op vrouwen; Collatinus, zoon van Egerius Tarquini-us stelt voor de vrouwen op te zoeken. Alle vrouwen genieten van feestmalen, maar Lucretia zat ijverig te spinnen. Ze ging eten en Sextus Tarquinius wordt verliefd op Lucretia.

Ze gaan snel over tot bezoek van hun vrouw; Livius vond dit als een jongensavontuur en dacht dat het kwam door de wijn.

Lucretia en het eind van het koningschap (Blz. 129-132)
*De zelfmoord van Lucretia is dramatisch weergegeven door Livius; ze kiest voor de dood i.p.v. een schandevol leven na de verkrachting van Sextus Tarquinius. Vraag is of ze dit deed om te voorkomen dat haar naam schade opliep of om een oorlog tegen de Tarquinii te ontketenen. Zeker is dat ze een deugdzame vrouw was.

Een persoonlijk drama (Blz. 129)
Nadat er enkele dagen tussen waren verlopen, kwam Sextus Tarquinius buiten medeweten van Collatinus met één metgezel naar Collatia. Toen hij daar, na door hen die niets vermoed-den van zijn plan, vriendelijk te zijn ontvangen, na de maaltijd naar het gastenverblijf was gebracht, kwam hij, brandend van verlangen, toen eenmaal alles om hem heen veilig genoeg en iedereen in slaap scheen te zijn, met getrokken zwaard naar de slapende Lucretia en met zijn linkerhand de borst van de vrouw neerdrukkend zei hij: ‘Zwijg Lucretia, ik ben Sextus Tarquinius; een wapen is in mijn hand; je zult sterven als je een kik geeft’. Toen de vrouw uit haar slaap opgeschrikt geen hulp en de dood dreigend nabij zag, toen bekende Tarquinius zijn liefde, smeekte, mengde dreigementen onder zijn smeekbeden, zette de vrouw op alle mogelijke manieren onder druk. Toen hij zag dat ze standvastig was en zelfs niet van haar stuk gebracht werd door angst voor de dood, voegde hij schande toe aan de angst: hij zou naast haar dode lichaam een gedode naakte slaaf neerleggen zei hij, zodat gezegd zou worden dat ze   overspel was gedood. Toen door dat schrikbeeld de als het ware zegevie-rende wellust de standvastige kuisheid had overwonnen en Tarquinius vandaar was vertrok-ken, opgetogen omdat hij de eer van de vrouw had overmeesterd, stuurde Lucretia, bedroefd over zo’n grote ramp hetzelfde bericht naar Rome, naar haar vader en naar Ardea, naar haar man, dat ze elk met één trouwe vriend moesten komen; dat het zo moest gebeuren en snel; er was iets vreselijks gebeurd.

R. 1039Paucis interiectis & inscio Collatino → Ablabs
R. 1040-1041Ubi … esset → Het schandelijke van Tarquinius wordt benadrukt door exceptus … consilii; zie R. 1040.
R. 1041Amore ardens → Prospectie
R. 1042Stricto gladio → Ablabs
R. 1044Ferrum → Abstractum pro concreto (Metonimia)
Emiserio → Futurum exactum
R. 1045-1047Cum pavida … animum → Asyndeton voor de wanhopige situatie en de infinitivi historici met asyndeton markeren zijn aanhoudende pogingen.
R. 1046Fateri, orare, miscere en versare → Infinitivi historici
R. 1047Omnes partes → Op allerlei manieren
Ubi…dedecus → Lucretia is niet bang voor de dood; na de angst voor de schande na de dood, is ze wel bang voor de dood →Shame-culture.
R. 1049In sordido adulterio → Zij heeft overspel gepleegd met een slaaf; dedecus verwijst hier al naar in R. 1048.
R. 1050Velut → Lucretia geeft helemaal niet toe, door het dreigement doet ze alsof.
R. 1053-1054De AcI geeft de woorden weer (indirecte rede)

Lucretia is een brave vrouw, zeer deugdzaam. Tarquinius voelt zich aangetrokken tot haar, komt op een avond terug en verkracht haar. Livius beschrijft Lucretia met krijgstermen in R. 1050-1051; vicesset, victrix en expugnato; dit geeft de wreedheid aan.

Haar wrekers Collatinus en Brutus (Blz. 130)
Spurius Lucretius kwam met Publius Valerius, zoon van Volesus en Collatinus met Lucius Iunius Brutus, met wie hij toevallig naar Rome terugkeerde, toen hij door de boodschapper van zijn vrouw was aangetroffen. Zij vonden Lucretia terwijl ze bedroefd in haar slaapkamer zat. Bij de komst van haar verwanten welden haar tranen op en tegen haar man die vroeg: ‘Alles goed?’ zei ze: ‘Allerminst; want hoe kan het goed zijn met een vrouw na verlies van haar kuisheid? De sporen van een vreemde man, Collatinus, zijn in jouw bed; maar slechts mijn lichaam is geschonden, mijn geest onschuldig; de dood zal mijn getuige zijn. Maar geef jullie rechterhanden en je woord van trouw dat het niet ongestraft zal zijn voor de echtbreker. Het is Sextus Tarquinius die als vijand in plaats van gast de vorige nacht met geweld een genoegen, dodelijk voor mij en voor hemzelf – als jullie tenminste echte mannen zijn – vanhier heeft meegenomen.’ Allen gaven één voor één hun woord; ze probeerden zij die bedroefd was in haar hart te troosten door de schuld af te wentelen van haar die gedwongen was op de dader van het misdrijf; de geest zondigt zeiden ze, niet het lichaam, en waar geen opzet is geweest is geen schuld. ‘Jullie’, zei ze, ‘moeten maar zien wat hij verdient: ik, ook al spreek ik mij vrij van zonde, onttrek mij niet aan de straf; en niet één kuise vrouw zal hierna door het voorbeeld van Lucretia leven.’ Een mes dat zij onder haar kleding verborgen hield, stak zij in haar hart en voorover zakkend in haar wond viel ze stervend neer. Haar man en haar vader schreeuwden het uit.

R. 1055Spurius Lucretius → De vader van Lucretia
R. 1057-1069Livius vertraagt hier om het dramatische moment te benadrukken; hij laat Lucretia in de directe rede praten. (Meerdere alliteraties en parallellies)
R. 1058Quid enim … pudicitia → Retorische vraag van Lucretia; dramatisch.
R. 1059Amissa pudicitia → Ablabs
R. 1060Mors testis erit → De eerste aanwijzing tot zelfmoord van Lucretia. (Prospectie)
R. 1061Dexteram dare → Als plechtige bezegeling van trouw geef je de rechterhand.
R. 1062Si vos viri estis → Om wraak te nemen, tweede aanwijzing tot zelfmoord, wordt niet gezien door de anderen. (Alliteratie)
R. 1062-1063Mihi … pestiferum → Geldt alleen voor sibi; voor Lucretia sowieso dodelijk en niet voor de wrekers als ze zich als echte mannen gedragen.
R. 1064Ze proberen haar te troosten, dat is een liberale gedachte.
R. 1065De indirecte rede zien we terug in de AcI naar de dubbele punt (vaak zo)
R. 1066-1067‘Ik ben niet schuldig, maar ik maak mezelf wel van kant.’(Shame-culture)
R. 1067Nec ulla … exemplo vivet → Augustus vond het geweldig voor de huwelijkspolitiek.
R. 1069Conclamat → Als één man schreeuwen vader en man het uit. (Constructio ad sententiam) 

De eed van Brutus (Blz. 130)
Terwijl zij in beslag waren genomen door hun verdriet, zei Brutus het mes dat hij had getrok-ken uit de wond van Lucretia, druipend van het bloed voor zich uit houdend: ‘Bij dit vóór het door een koningszoon begane onrecht zeer kuise bloed, zweer ik en u, goden, maak ik tot mijn getuigen, dat ik Lucius Tarquinius Superbus met zijn misdadige echtgenote en zijn hele nageslacht van kinderen te vuur en te zwaard, met welk geweld ik verder ook maar kan, zal vervolgen en niet zal dulden, dat zij noch iemand anders koning in Rome zijn.’ Daarna overhandigde hij het mes aan Collatinus, vervolgens aan Lucretius en Valerius, die zich verbaasden over het wonder van de zaak, vanwaar deze nieuwe geest in Brutus’ borst was gekomen. Zoals bevolen was, zwoeren zij; en, geheel omgeslagen van rouw naar woede, volgden zij Brutus die nu meteen als leider riep om het koningschap te vernietigen.

R. 1070Illis luctu occupatis → Ablabs
Brutus … inquit → Contrasteert met conclamat vir paterque (Zie R. 1069) Ook een chiasme; Livius stelt emotionele reactie van vader/ zoon tegenover Brutus’ beheersing
R. 1071Ante → Daarvoor was ze kuis, na verkrachting niet meer.
Castissimum sanguinem … regiam iniuriam →  Antithese
R. 1072Regiam inuriam → Verkrachter is koningszoon (Lucius Tarquinius)
R. 1073Ferro, igni quacumque → Tricolon
Scelerata coniuge: Tullia heeft Tarquinius aangespoord om zijn eigen broer en haar eigen zus te doden, ze  organiseerde de moord op haar vader om de troon te krijgenvoor haar man en ze reed met een wagen over het lijk van haar eigen vader.
R. 1075Het einde van de koningstijd wordt aangekondigd.
R. 1076Novum … ingenium → Brutus deed zich eerst onnozel voor, nu is hij heldhaftig. (Zie R. 1081-1082; Brutus castigator … auctorque)

Men eert Brutus met een beeldende beschrijving van zijn handelingen voor en na afflegging van eed.

Afschuw in Collatia en Rome (Blz. 131)
Ze brachten het lichaam van Lucretia dat ze het huis uit hadden gedragen over naar het forum, en hitsten – zoals dat nu eenmaal gaat – de mensen op door verwondering en verontwaardiging over de ongehoorde zaak. Ieder voor zich klaagden zij over het geweld en de misdaad, door de koningszoon begaan. Niet alleen het verdriet van de vader raakte hen, maar ook de kritiek van Brutus op hun tranen en zinloze klachten en het feit dat hij het initiatief nam tot dat wat paste bij mannen, bij Romeinen: de wapens opnemen tegen hen die de euvele moed hadden gehad zich als vijanden te gedragen. Juist de strijdlustigsten van de jonge mannen verschenen vrijwillig met hun wapens: ook de overige jeugd volgde. Vervol-gens, nadat er een bezetting was achtergelaten bij de poorten van Collatia en er bewakers waren opgesteld, opdat niet iemand deze opstand aan de koninklijke familie zou melden, vertrokken de overigen onder leiding van Brutus gewapend naar Rome. Zodra men daar was aangekomen, veroorzaakte de gewapende menigte overal waar zij langs trok angst en verwarring; aan de andere kant, toen zij de voornaamsten van de staat voorop zagen lopen, meenden zij dat wat het ook was, dat het er niet zomaar was. En de afschuwelijke gebeurtenis veroorzaakte in Rome niet minder beroering van de geesten dan het in Collatia had veroorzaakt; dus rende men vanuit alle delen van de stad naar het Forum. Zodra men daar was gekomen, riep een heraut het volk bijeen naar de cavaleriecommandant, welk ambt Brutus toen toevallig bekleedde.

R. 1079Regnum → Het koninkrijk, maar vooral de koning
Deferunt → Praesens historicus
R. 1079-1080Miraculo … indignitate → Overbrengen v/h lijk van Lucretia naar het Forum veroorzaakt opschudding; verkrachting is de oorzaak.
Concient homines → Door de verbazing om Brutus en de verontwaardiging over het gedrag van Sextus Tarquinius zijn mensen opgehitst.
R. 1080-1081Pro se … querentur → Constructio ad sententiam
R. 1081Patris maestitia → Wijst terug naar scelus regium ac vim.
R. 1082Inertium querellarum → Brutus wil actie ondernemen. (Normaal doet hij dat niet, nu doet hij zelf wat, zie ook R. 1070; hij trekt het zwaard eruit terwijl iedereen huilt.
Quod viros, quod Romanos → Climax
R. 1083Velen lopen achter Brutus aan, vooral de strijdlustigsten.
R. 1086Duce Bruto → Ablabs zonder PPP
R. 1086-1091Reactie Rome; pavorem ac tumultum. Rust in Rome; anteire primores civitatis.
R. 1087Overal waar Brutus komt ontstaat angst.
R. 1088Rursus → Bevolking is bang; de voornaamsten zijn gerust gesteld doordat de voornaamsten ook voorop liepen.
R. 1091Tribinus celerum → Mannen met komaf konden paard kopen → Bij cavalerie.
Celerum → Oude naam voor de Romeinse ridders

Brutus is hier een exemplum: hij roept op om nooit meer een koning te dulden én om tegen vijanden op te treden, zoals Romeinen dat horen te doen. Zie blz. 125, R. 946 + 971; deel van mensen al weg, kolonisten richting Signia & Circei. (Mensen hadden geen werk meer, alleen maar last v/d stad)

Brutus’ redevoering op het Forum, revolutie (Blz. 131)
Daar hield hij een redevoering, volstrekt niet in overeenstemming met die geest en dat karakter dat hij tot die dag heeft voorgewend over de gewelddadige wellust van Sextus Tarquinius, over de afschuwelijke verkrachting van Lucretia en haar jammerlijke gewelddadige dood, over het verlies van Tricipitinus, voor wie de oorzaak van de dood van zijn dochter smadelijker en beklagenswaardiger was dan die dood zelf. Hij voegde de arrogantie van de koning zelf, de ellende en het geploeter van het volk dat onder de grond was gestuurd voor het uitgraven van grachten en riolen eraan toe; dat Romeinse mannen, overwinnaars van alle volkeren rondom, tot bouwvakkers en steenhouwers gemaakt waren in plaats van strijders. Hij bracht de schandelijke moord op koning Servius Tullius in herinnering en het feit dat zijn dochter met haar goddeloze wagen over het lichaam van haar vader was gereden, en hij riep de wrekende goden van ouders aan.

R. 1093Nequequam … fuerat → Hij speelde opzettelijk als de onnozele. Meteen na de zelfmoord nam hij het initiatief om wraak te nemen en in Delphi toen hij zich op de grond liet vallen na de uitspraak van het orakel aldaar.
R. 1093-1096Tricolon + asyndeton in opsomming van Tarquinius’ misdaden t.o.v. Lucretia + vader.
R. 1094-1095Stupro infando Lucretiae et miserabili caede → Chiasme
R. 1095Tricipitinus → Cognomen van Lucretius, de vader van Lucretia
Causa mortis → Haar kuisheid was haar ontnomen door de verkrachting.
Lucretia’s dood was erg, maar de manier waarop is nog erger; familie besmet.
R. 1097Exhauriendas → Dominant gebruikt gerundivum
R. 1098 e.v.Romanos … factos → Uitwerking van miseriae…demersae. Er waren 2 grote projecten; aanleg van het Circus Maximus en het  riool, Cloaca Maxima

De oratio bestaat uit 4 onderdelen; Het gebeuren rond Lucretia, het gedrag van de koning, de ellende van het volk en Servius’ schandelijke dood. De gebeurtenis op het Forum kan Livius doen denken aan de moord op Caesar in 44 v. Chr. en de rede van Marcus Antonius bij zijn lijk dat was opgebaard op het Forum. Brutus is doortastend; afleggen v/d eed en aanzet tot opstand. Daarnaast is hij een goed redenaar; hij overtuigt de bevolking. Brutus reageert amper spontaan; alles al gepland tevoren. Hij is ook onsympathieker dan in de Latijnse tekst naar voren komt.

De Tarquinii verdreven (Blz. 132)
Nadat hij deze dingen in herinnering had gebracht en, naar ik denk, nog afschuwelijkere feiten, die de verontwaardiging van dat moment over de gebeurtenissen hem ingaf maar die voor geschiedschrijvers absoluut niet makkelijk zijn om te vertellen zijn, heeft hij de menigte in vuur en vlam gezet, ertoe gebracht om de koning zijn macht te ontnemen en het bevel uit te vaardigen dat Lucius Tarquinius samen met zijn vrouw en kinderen ballingen waren. Zelf is hij, nadat hij jongemannen, die zich uit eigen beweging meldden, had uitgekozen en bewapend, naar Ardea naar het legerkamp vertrokken om daarvandaan het leger op te hitsen tegen de koning: het opperbevel in de stad liet hij over aan Lucretius die al eerder door de koning tot prefect van de stad was aangesteld. Te midden van dit tumult ontvluchtte Tullia haar huis, terwijl mannen en vrouwen waar ze ook maar langs kwam haar vervloekten en de wraakgodinnen van haar ouders aanriepen. Toen de koning, nadat er berichten over deze gebeurtenissen naar het legerkamp waren overgebracht, angstig door de onverwachte ontwikkelingen zich naar Rome begaf om het oproer te onderdrukken, veranderde Brutus zijn weg – want hij had van zijn komst vernomen – om hem niet tegen te komen; en bijna op hetzelfde moment kwamen langs verschillende routes Brutus in Ardea en Tarquinius in Rome. Voor Tarquinius werden de poorten gesloten en werd hem ballingschap aangezegd.; maar de bevrijder van de stad is door het legerkamp vol vreugde ontvangen, en de zonen van de koning zijn vandaar verdreven. Twee zijn hun vader gevolgd, die om in ballingschap te gaan naar Caere naar de Etrusken gingen, Sextus Tarquinius die naar Gabii vertrok als was het naar zijn eigen koninkrijk is gedood door wrekers van oude vetes, die hij voor zichzelf had veroorzaakt door moorden en roverijen.

R. 1101Atrocioribus aliis → Gruwelijker dan de misdaden die Livius Brutus hier heeft laten vermelden.Praesens → Toen het verhaal zich afspeelde.
R. 1101-1102His Atrocioribus … aliis … memoratis → Ablabs
R. 1101-1109Tullit … exemplum → Wordt geïllustreerd door invocantibusque parentum Furias viris mulieribusque; zie R. 1108-1109. Bedoeling: Tullia moet boeten voor de moord ophaar vader en haar verminking van zijn lijk.
R. 1102Haudquaquam…facilia →  Livius heeft moeite met beschrijving alle gruwelijkheden die hij Brutus hier laat noemen; Romeinen schamen zich; shame-culture) → Beter om over te zwijgen; niet alleen maar mores maiorum in verheerlijkte voorgeschiedenis.
R. 1104-1105Iunoribus lectis armatisque → Ablabs
R. 1106Urbs → Rome; Harum rerum,  re nova, motus → Geven de situatie in Rome aan.
Koningszonen zijn bij vrouwen; Rome is bezig Ardea in te nemen m.b.v. een leger.
R. 1108Invocantibusque → Zie R. 1101; atrocioribusque.
R. 1111Enim → Geeft verklaring voor flexit viam Brutus.Ad comprimendos → Dominant gebruikt gerundivum
R. 1112-1115Dramatische afloop gemarkeerd door asyndeton en parallellie; korte zinnetjes.
R. 1114-1115Liberatorem urbis … accepere exactique → ChiasmeBrutus is de bevrijder.
R. 1115Zoons van Superbus → Titus en Arruns (Zie blz. 126)
R. 1116Zie blz. 120 en verder. 

Terugblik (Blz. 132)
Lucius Tarquinius Superbus heeft 25 jaar geregeerd. In Rome is er door koningen geregeerd vanaf de stichting van de stad tot aan haar bevrijding gedurende 244 jaar. Vervolgens zijn er twee consuls gekozen in de comitia centurita door de stadsperfect volgens de voorschriften van Servius Tullius, Iunius Brutus en Lucius Collatinus.

R. 1121Comitia centuria → Oud onderdeel van de verkiezingen (Zie blz. 111)
R. 1121-1122Ex commentaris Ser.Tulli → Servius Tullius had de monarchie al willen afschaffen.

Schuld en schaamte (Blz. 134)
Ondanks haar onschuld pleegt Lucretia zelfmoord; het ultieme bewijs van zuiverheid en on-schuld. Schaamte speelde ook een grote rol in het Romeinse waardepatroon. Voor een Ro-mein was het beter te sterven na verlies van integriteit dan door te leven. Daarnaast is haar zuiverheid voor altijd aangetast; haar verlies van reinheid ga door tot ver in de familie. Ten-slotte is er de religieuze factor; de zelfmoord was als een offer voor de 1e slechte daad. Lucretia leefde echt in een shame culture waarin het belangrijker was wat een ander van je dacht dan je eigen-ik-ideaal. Ze doodt niet uit schuld, maar uit schaamte.

Augustus streefde ernaar de mores maiorum te herstellen, en verscherpte de zedelijkheidswetgeving. (Overspel werd dus strafbaar) Lucretia volgt deze virtutes dus, en luistert goed naar Augustus’ beleid.

REACTIES

S.

S.

Chille samenvatting! heb je het laatste deel ook nog (inmiddels)?

11 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.