Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Hoofdstuk 8 t/m 15

Beoordeling 5.6
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 6e klas vwo | 2239 woorden
  • 31 januari 2009
  • 24 keer beoordeeld
Cijfer 5.6
24 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
H 8:
Impressionisme
Wat betreft inhoud en techniek was het impressionisme dus een reactiebeweging tegen de heersende conservatiefclassicistische opvattingen van de salonjury's. De bedoeling bij de jongeren was het onmiddellijke beeld weer te geven van het direct geziene en op dat moment precies. Er was dus geen sprake meer van de fijn afgelijnde tekening van de voorwerpen. Zelfs bij de onderwerpkeuze richtte men zich op het alledaagse leven, ver weg van elke allegorie of enig nationalistisch triomfalisme.
Vooral de kleurenverdeling, of de menging ervan, werd totaal anders aangepakt. De elementaire kleuren werden in los naast elkaar geplaatste toetsen op doek gebracht, zodat ze op afstand de gewenste kleurvariaties vormden en aldus subtielere nuancering toelieten.


Pointillisme
Het pointillisme of divisionisme is een schildertechniek die vooral aan het eind van de negentiende eeuw werd beoefend. Het pointillisme is als artistieke stroming in Frankrijk ontstaan, als uitloper van het impressionisme en waarbij het de bedoeling was het licht te accentueren door het analyseren van de kleuren.
Pointillisme heeft een wetenschappelijke achtergrond. In de traditionele schilderkunst worden de verschillende kleuren gemaakt door verf te mengen in de juiste kleur en die op het doek aan te brengen. In het pointillisme worden verfstippen in primaire kleuren op het doek aangebracht.

Expressionisme
Het expressionisme is een stroming in de Europese kunst en de literatuur van de 20e eeuw, die zich vooral manifesteerde in de jaren 1905 tot 1940. In het expressionisme tracht de kunstenaar zijn gevoelens, zijn ervaringen, voor de waarnemer uit te drukken door een zekere vervorming van de werkelijkheid.
Belangrijk is daarbij vooral de gevoelswaarde, het onderbewuste, dat de kunstenaar ervaart naar aanleiding van het onderwerp, de boventoon voert. Dit in tegenstelling tot het impressionisme waarbij vooral het uiten van de werkelijkheid, zoals men die ervaart, voorop staat. Zo vervaagt in het expressionisme de band met de werkelijkheid vaak, soms valt die zelfs helemaal weg. Hierdoor krijgen onvoorstelbaar nieuwe vormen hun kans. Het expressionisme kent maar één wet: dat er geen wetten zijn, en dat die dan ook niet mogen opgelegd worden.
 Vincent van Gogh: bijbedoelingen bij zijn werk.

Kubisme
Kubisme is een schilderstijl binnen de moderne kunst van het begin van de 20e eeuw. Het is een van de vier grote schilderstijlen in de Europese schilderkunst van de 20e eeuw. Het kubisme vierde zijn hoogtijdagen als avant-garde (nieuwe, experimentele) kunststroming in de periode van 1906 tot ca. 1920. Kenmerken van het kubisme zijn: afgevlakt volume, verwarrend perspectief, collage, meerdere standpunten, stilleven, analytisch, synthetisch.
In het kubisme wordt gebruik gemaakt van verschuivende standpunten. Een tafel kan vanuit verschillende hoeken worden bekeken. Van bovenaf als men staat, vanaf de zijkant als men zit, of van onderaf als men iets van de vloer wil oppakken. Kubisten proberen dit in een schilderij te verwerken.

In het kubisme wordt geen onderscheid gemaakt tussen driedimensionale vormen die naar de kijker toe buigen en vormen die van de kijker af moeten buigen. Kubisten maken vormen vlak en vermenigvuldigen ze dan waardoor platte vlakken met veel patronen in zachte kleuren worden geschilderd gezien vanuit verschillende hoeken.
 Paul Cézanne: hij wilde dingen schilderen wat voor onmogelijk werd gehouden.

Symbolisme
Het symbolisme was een uit Frankrijk afkomstige stroming in de beeldende kunst en de literatuur die in het fin de siècle furore maakte. De stroming kwam omstreeks 1880 op als een reactie op het impressionisme en ook op het sociaal-economische realisme.
Het was Jean Moréas, die in 1886 zijn Symbolisch Manifest liet verschijnen in de Parijse Figaro (waarin hij Charles Baudelaire aanwijst als grote voorvader van de beweging) en aldus naam gaf aan de artistieke beweging die aan het ontluiken was.
Kenmerken van het symbolisme zijn emotie, opschudding, geheimzinnigheid, perversiteit, esoterisch, spiritualisme.

H 9:
Berlage (1856-1934)
Belangrijke architect in 20ste eeuw met nieuwe ideeën. Beurs van Amsterdam gebouwd. Bouwwerken terug naar bouwmethoden uit Romaanse tijd. De versiering is ondergeschikt aan het gebouw, het moet een onderdeel zijn van het geheel.

Louis Sullivan (ong. 1880)
Ontwierp warenhuis dat later het symbool werd van de nieuwe bouwkunst. “De vorm volgt uit de functie”.

Frank Lloyd Wright (ong. 1880)
De omgeving en het gebouw moesten in contrast staan, maar tevens een eenheid vormen. Zodanig dat de bewoner zich op elke plaats in huis thuis kon voelen. Hij nam natuurlijke elementen op in zijn bouwplannen.


De Stijl
Een tijdschrift waarin Mondriaan samen met enkele andere kunstaars zijn ideeën uitzette. Belangrijke mensen:, Theo van Doesburg, Gerrit Rietveld. Abstracte grondregels, onafhankelijk van de natuur, zijn belangrijk. Licht, kleur ruimte en vorm zijn belangrijk. Zichtbare werkelijkheid was niet meer nodig.

Bauhaus
School voor architectuur met allerlei onderdelen als reclame, schilders, wevers, meubelmakers etc.

Bauhaus-producten
Grafische vormgeving en het experimenteren met nieuwe materialen en technieken en vormgevingen.

Le Corbusier
De verhoudingen van het menselijk lichaam zijn uitgangspunt in combinatie met het gebruik van de gulden snede werd ‘Modulor’ genoemd. Gebruik van ‘Pilotis’, vrijstaande poten of zuilen waarop het gebouw ruste. Functie van het gebouw geldt als uitgangspunt voor de vorm  functionalisme.

Industriële vormgeving
Het ontwerpen van gebruiksvoorwerpen met het oog op massaproductie. De producten moeten hun geld waard zijn en zoveel mogelijk nut en plezier verschaffen. Gevolg dat fabrikanten teveel productIEgericht waren i.p.v. productgericht.

H 10:
Clair-obscur

Het toepassen van sterke licht-schaduwcontrasten. Meestal was de lichtbron aan het oog van de kijker ontrokken. Verhoogt het drama in het werk.
 Rembrandt
 Caravaggio: nieuw type kunstenaar.
 Michelangelo: kunstenaar als genie.

Licht en fotografie
Heliografieën: eerste houdbare foto opnamen, door Joseph Niepce, eerste uitvinder fotografie.
Fotografie via licht. Eerst gebruikt om werkelijkheid te registreren, meestal was de mens zelf het onderdeel.

Impressionisme en licht
Licht en atmosfeer spelen een belangrijke rol in deze stroming. Men schilderde vaak plein air, in de openlucht  landschap als onderwerp.

Letterlijk licht: lichtkunst of light art (1950-1970)
Letterlijk gebruik van licht als onderdeel van de kunst kwam na de uitvinding van de gloeilamp in (1879). Rond 1920 kwamen de eerste kunstenaars die nep-licht gebruikten als onderdeel van kunstobjecten.
1950  gekleurde lamp, Tl-buis, neonlicht en spotlights bekent en veel toegepast.

D.m.v. licht wordt de kijker onderdeel van het object: het licht en de schaduw dat de mens veroorzaakt veranderd de kunst.

H 11:
Gentile Da Fabriano
Schilderde de stijl Internationale Gotiek. Voorloper Renaissance, revolutionaire tijd. Gebruik van kleur om werk te ordenen. Gedetailleerd.

Piet Mondriaan
20ste eeuw, kleur om werk te ordenen, ontdaan van alle bijkomstigheden. Werkt in revolutionaire tijd

Verschillen in betekenis van kleur
19e en 20ste eeuw: traditionele rol  om gevoelens op te roepen of als symbool.

Fauvisme
Het misvormen van de werkelijkheid, weinig herkenbare vormen, geen naturalistisch kleurgebruik.

Colourfield painting en hard edge
Vorm van abstract expressionisme  colourfield painting. Voorstellingloze kleurvlakken van groot formaat. Vaak scherpe afscheiding in kleurgebruik  hard edge

Beeldhouwkunst en kleur
Jaren 60.


Kleur en architectuur
Grieken en Romeinen schilderden hun tempels. Renaissance gebruik van verschillende marmerplaten. Door De Stijl is kleurgebruik in architectuur belangrijker geworden. Kleur werkte vormversterkend. Jaren 80 veel kleurgebruik

H 12:
Ruimte als ruimte
De ruimte in een sculptuur wordt zichtbaar gemaakt.

Ruimte als object
Een ruimte gevuld met vormen.
Merzbau  een wijze van verbouwen waarbij een ruimte vervormd wordt door er allerlei kubistische vormen in te plaatsen, alle wanden, het plafond en de vloer wordt erbij betrokken.

Dadaïsme
Ontstaan in 1916, antikunstbeweging. Het bespotten van de serieuze en traditionele kunstwerken. Ze hielden zich niet aan wetten en regels van de staat en verkochten ‘onzin’. Readymades  bestaande voorwerpen uit de dagelijkse omgeving halen en veranderen van functie en ze in een ruimte plaatsen (kant-en-klaar kunstwerken). Dadaïsme is voorloper van veel nieuwe kunststromingen.

Omgeving als kunst; environment

Kunstwerken die een hele ruimte omvatten. Een persoon die het kunstwerk binnen treed, wordt er zelf onderdeel van waardoor de beleving groter wordt.

Land Art
Landschapskunstenaars beginnen in de jaren 70 met landschappelijke omgevingskunst. Ideeën en het proces vooraf zijn belangrijker dan het uiteindelijke werk. Het proces wordt vastgelegd op foto of video als registratie.

Ruimtesuggestie
Sprake van ruimte-uitbeelding op tweedimensionaal werk.
Perspectief kun je suggereren door:
• overlapping (vorm overlapt andere vorm), doorzichtigheid, coulissewerking (het suggereren van diepte door lagen aan te brengen die parallel lopen aan het beeldvlak, voorgrond, middenplan en achtergrond), repoussoir (vorm van overlapping en afsnijding tegelijkertijd)
• Verkleining, verschil tussen groot en klein
• Verkorting
• Kleurperspectief
• Contrast tussen duidelijk en vaag of gedetailleerd en alleen hoofdvormen.
• Afsnijding, vormen houden bewust op bij de rand van het schilderij
• Contrast tussen lichtdonker en licht en schaduw, dit zorgt voor plasticiteit.
• Ritme, een herhaling van vormen.
• Beeldend standpunt, de manier waarop je een beeld zou bekijken, dichtbij, kikvorsperspectief, ooghoogte, ruiterperspectief en vogelvluchtperspectief.

H 13:
Kubisme

Kubisme is een schilderstijl binnen de moderne kunst van het begin van de 20e eeuw. Het is een van de vier grote schilderstijlen in de Europese schilderkunst van de 20e eeuw. Het kubisme vierde zijn hoogtijdagen als avant-garde (nieuwe, experimentele) kunststroming in de periode van 1906 tot ca. 1920. Kenmerken van het kubisme zijn: afgevlakt volume, verwarrend perspectief, collage, meerdere standpunten, stilleven, analytisch, synthetisch.
In het kubisme wordt gebruik gemaakt van verschuivende standpunten. Een tafel kan vanuit verschillende hoeken worden bekeken. Van bovenaf als men staat, vanaf de zijkant als men zit, of van onderaf als men iets van de vloer wil oppakken. Kubisten proberen dit in een schilderij te verwerken.
In het kubisme wordt geen onderscheid gemaakt tussen driedimensionale vormen die naar de kijker toe buigen en vormen die van de kijker af moeten buigen. Kubisten maken vormen vlak en vermenigvuldigen ze dan waardoor platte vlakken met veel patronen in zachte kleuren worden geschilderd gezien vanuit verschillende hoeken.
 Paul Cézanne: hij wilde dingen schilderen wat voor onmogelijk werd gehouden.

Afspraken en regels bij kubisme
• Objecten moeten van verschillende standpunten geschilderd worden
• Restvorm is net zo belangrijk als de vorm zelf.
• Objecten moeten hun ‘natuurlijke’ vorm niet behouden maar moeten geometrisch van vorm worden.
• De werking van licht moet in het hele schilderij gelijk zijn.
• Niet het hele object moet weer gegeven worden, soms is een onderdeel ervan ook al voldoende.
• Een schilderij is een plat vlak
• Alle onderdelen in het schilderij zijn even belangrijk, accenten zijn niet nodig.

Sculptuur in het kubisme
Rond 1914 kwam het kubisme op in de beeldhouwkunst door Picasso. Zorgt ervoor dat het beeld non-figuratief wordt, richting de abstracte kunst.


Abstract
Non-figuratief. Nauwelijks of geen herkenbare voorstelling, wel vorm en kleur. Opkomst van non-figuratieve kunst zonder functie was in begin 20ste eeuw. Manier van protesteren tegen conventies en tradities en het geven van een andere kijk op de maatschappij en de kunst. Nieuwe vormen werden geuit in schilderijen.

Abstracten
Gingen iets verder dan de kubisten: i.p.v. organische abstractie was het werk sterk geometrisch. Papier of linnen werd als volkomen plat gezien, uiting van gevoelens.

Onderbreking en nieuwe impulsen
Eind jaren 20 en tijdens de Tweedewereldoorlog waren er onderbrekingen van de non-figuratieve kunst. Nieuwe impulsen waren er in Amerika  avant-garde (promotor van de nieuwste kunst)

Constructivisme
Opkomst in Rusland. Het verbinden van materialen tot een ruimtelijk object. De ruimte ín en tussen de vorm was net zo belangrijk als de vorm zelf. Restvorm en vorm vormden een object.

Organische beeldhouwkunst: het abstracte in de sculptuur
Langzamere ontwikkeling. Constantin Brancusi zocht naar pure vormen en naar tijdloze vormen. Abstraheren: de overgang van het natuurgetrouwe via vereenvoudigen naar abstractie.

Minimal Art

Jaren 60. Rechthoekig, balk, plank en kubusachtige dozen werden rechtstreeks op de grond of tegen de muur geplaatst. Geen betekenis. Verwantschap met colourfield painting en hard edge.

H 14:
Gesuggereerde beweging
In de tijd van de Barok begon men met dynamische beelden d.m.v. het vastleggen van een moment. Jugendstil gebruikt erg veel dynamiek (19e en 20ste eeuw).

Beweging als toekomst: futurisme
Manifest der futuristische schilders. Futura = toekomst. Aanleiding was de vooruitgang in de maatschappij. Beginselideeën over vorm van kubisten werden door futuristen overgenomen. Nauwkeurige bestudering van beweging. Tekenfilmindustrie.

Ogenschijnlijke beweging: op-art
Optical art, opkomst in 1964, suggestie van beweging in een tweedimensionaal beeld. Nauwkeurige uitvoering in of met geometrische vormen. Heeft vaak optische werking.

Bewegende schilders: action-painting
Onderdeel van het abstract expressionisme waarin ‘beweging’ een wat meer letterlijke rol speelde. Actie van het schilderen staat voorop. Zeer organische vormen.

Letterlijke beweging: kinetische kunst
Kunst waarbij sprake is van letterlijke beweging en driedimensionaal is. Werken die beweging suggereren horen hier niet bij. Ontwikkeling pas na 1950.

Happening en performance
Nouveau Réalistes: kunstgroep bestaande uit uiterst verschillende kunstenaars die ruimtelijke materialen en licht en verg gebruikten. Grenzen van technieken vervaagden en meerdere technieken werden door elkaar gebruikt. Happenings: het organiseren van een gebeurtenis waarbij de kunstenaar de gebeurtenis zelf als kunstwerk gebruikt. Dit was bedoelt om de toeschouwer te activeren door te shockeren, irriteren, etc.

T.V., video en computer
Media die te maken hebben met kijken en bewegen. Kennis nemen van gebeurtenissen die op grote afstand plaats vinden.

H 15:
Surrealisme
Boven de werkelijkheid. Vanaf 1924 gevormd. Wereld van de droom en fantasie vormden het onderwerp. Waarschijnlijk soms wel gemaakt onder invloed van verdovende middelen. Reactie op kubisme en abstracte kunst die geen inhoud of betekenis in het werk legden.

De vrijheid van onze bovenkamer
Sigmund Freud legde de basis voor het surrealisme. In het onderbewustzijn van de mens leefden allerlei verborgen krachten en tegengestelde gevoelens. Meer aandacht voor deze tegenstellingen en de droom was goed.

Carel Willink: magisch realisme
Zijn werken moesten technisch perfect zijn. Hij schilderde herkenbaar maar was geen realist. De combinatie van de naturalistische figuratie en mysterieuze inhoudelijke suggesties maakt zijn werk magisch-realistisch.

Marc Chagall

Sprookjesachtige werelden. Elementen uit zijn verleden in zijn werken.

Geen sur- maar superrealisme
Schilderen met fotografische precisie op levensgroot of groter beeld. ook wel foto- of hyperrealisme genoemd.

Pop-art
Jaren 60. Populair, vluchtig, oppervlakkig, goedkoop, in serie gemaakt, jong, grappig, sexy, spectaculair, luxueus, big business. Stroming sterk beïnvloed door het uiterlijk van de dingen waarmee men dagelijks omging. Blow-up: extra vergroting, een detail wordt de hoofdzaak om de aandacht van de toeschouwer te verleggen. Benadrukken van tijdelijkheid door gebruik van consumptieve aspecten uit de samenleving.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.