Hoofdstuk 7

Beoordeling 7.5
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 3117 woorden
  • 16 juni 2003
  • 108 keer beoordeeld
Cijfer 7.5
108 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Griekenlansd 1. Myceense beschaving: 1600-1200 v. Chr. • 1876: Schliemann groef op Peloponnesus beschaving op. Hij was overtuigd dat hij de wereld had teruggevonden van de Trojaanse oorlog. ( Agamemnon = koning van Mycene) want de vondsten kwamen uit de 16e eeuw v. Chr. terwijl de Trojaanse oorlog aan het einde van de 12e eeuw was. Hij had wel bewijs geleverd van een hoog ontwikkelde beschaving. • Myceners waren Grieken. 2000 v. Chr. waren ze vanuit het noorden het land binnengevallen. Rond 1600 v. Chr. bloei => Myceense beschaving, naar Mycene. Myceners veroverden Knossos, de hoofdstad van Kreta en kregen handelscontacten met Egypte en Klein-Azie. Kleitabletten over leveranties, verkoop, schenkingen aan heiligdommen etc. Het lineair B werd in 1953 door Michael Ventris ontcijferd. • Rond 1200 neergaande beschaving door waarschijnlijk een verzwakte economie, onderlinge rivaliteit, en vijandelijke invallen. Toen kwamen de Doriers. • Na de ondergang was de enige vooruitgang de ijzerverwerking. De bevolkingsomvang liep terug door het ontbreken van politieke structuur. 2. Archaïsche tijd: 750 – 500 v. Chr. • Archaios ( oud ) uit kunstgeschiedenis. De stijl voor de klassieke stijl. De archaïsche periode laat een opleving zien: de bevolking groeide, de kwaliteit van keramiek, beeldhouwkunst en architectuur namen toe. De Grieken maakten een eigen alfabet, gebaseerd op de Feniciers. ( 8e eeuw) • Opkomst van Polis: de kleine gemeenschappen die een gevoel van eenheid hadden.Aristocraten regeerden, oligarchische staatsvorm. Staat, polis, politiek. Sommigen waren klein, anderen waren machtig. ( sparta, Argos en Corinthe op de Peloponnesus, Athene, Thebe, Milete en Ephese en de eilanden van Samos.) • Kolonisatie: de bevolkingsgroei dwong polis tot gebiedsuitbreiding. Ook expansie buiten de Griekse wereld. Er ontstonden koloniën die onafhankelijk waren van hun moedersteden. Er ontstond handel waarbij het achterland van de nieuwe steden een rol speelden. • Door ontwikkeling van handel verschilden sociale verhoudingen. Staatsgreep: aristocraat greep met geweld de macht gesteund door hulpsoldaten en volk die hoopten op een verbetering in positie. Zon alleenheerser is een Turannos. Na twee of drie generaties kwamen olarchieen aan de macht. Of men ging de richting van democratie uit. • Athene. Na 650 bestonden in Athene spanningen tussen rijken en armen en aristocraten onderling. Rond 620 probeerde Draco de macht van aristocraten in te perken. Draconische wetten: wetten die wel erg streng zijn. Spanningen waren niet opgelost, armen raakten in schulden, als slaven verkocht. Om een staatsgreep te vermijden kreeg Solon rond 590 volmachten en voerde hervormingen door. - seisachteia afkondigen: afschudding van schulden. Geen leningen sluiten met lichaam als onderpand. - burgerij verdelen in vier vermogensklassen met bezit als factor ipv plaats van geboorte. Ekklesia: volksvergadering ( alle burgers ) kozen de magistraten, archonten en ging als rechtbank dienen in processen tegen archonten. Problemen: elite bleef rol spelen en in economisch opzicht was weinig veranderd. Solon wilde geen herverdeling van het land. • Staatsgreep: Pisistratus 546, het volk stond achter hem. Zijn regime was mild, de wetten van Solon bleven. Positief effect op Attica. Kleine boeren werden gesteund met leningen en grond. Met de reorganisatie van feesten ( panathenaeen, Dionysia ) kwam er nationaal gevoel. Bouwactiviteiten zorgen voor werkgelegenheid. Na zijn dood in 528 kwamen zijn zoons Hippias en Hipparchus aan de macht. In 514 werd Hipparchus vermoord door Harmodius en Aristogiton. Hippias bewind werd strenger, het verzet nam toe. In 510 was de aristocratische oppositie geslaagd de Spartanen militaire steun te laten geven. • Na de volgende strijd kwam Cleisthenes naar voren, hij verbond zich met het volk ( demos ) Tijdens de Turannis was zelfverzekerdheid van het volk gegroeid. Doordat ze bij tirannen als zwaarbewapenden hadden gediend. Cleisthenes gaf het volk de macht. In 508/7: # Attica verdelen in tien districten, phylen. Hier werden 50 mannen benoemd om zitting te nemen in Boule ( raad van 500 ). Verkiezing: eerst per phyle gekozen kandidaten op de lijst, door loting 50 man, om omkoperij en demagogie tegen te gaan. De boule was het dagelijkse bestuur. De volksvergadering mocht deze amenderen en zelf met voorstellen komen. • Sparta. Spartanen waren Doriers die zich in Griekenland gevestigd hadden. Hun polis was in Lakonie Ze veroverde Messenie. Er waren drie groepen.1. echte Spartanen met burgerrecht.2. Perioken ( omwonenden ) waren alleen in hun eigen steden autonoom. 3. Heloten ( onderworpenen ) waren geheel rechteloos. Spartiaten moesten militair overwicht hebben omdat ze met een kleine groep waren. • De leiding in de polis lag bij de Gerousia, een raad van 28 mannen >60 jr. De twee koningen hadden weinig politieke macht, het leger aanvoeren tijdens oorlog. De Apella (volksvergadering) had ook weinig invloed. Er werd later een college van 5 Ephoren (opzichters) opgericht, door de Apella gekozen voor dagelijkse bestuur. • Sparta was een mengconstitutie: Monarchie: twee koningen, aristocratie door de Gerousia, democratie door de Apella en de Ephoren. • Grieken in Klein-Azie. Grieken in Jonie hadden voorsprong op Griekenland omdat de contacten met het achterland ( lydie) en overzeese handel een grote rol speelden. De Lydische koningen hadden in 560 alle Griekse steden onderworpen. De Grieken moesten alleen soldaten leveren in oorlogstijd verder veranderde er weinig. In 547 versloeg Cyrus de Lydische koning, Croesus. Lydie werd ingelijfd in Perzie, de Grieken moesten belasting betalen en werden geregeerd door Perzische Tirannen. De Grieken kwamen in verzet, de Jonische opstand duurde van 500 tot 494 v. Chr. Perzen versloegen ze en Milete werd verwoest. De Atheners hadden de Joniers gesteund in de opstand en Darius wilden en straffen.
3. De klassieke periode: 500 – 323 v. Chr. • Perzische oorlogen ( 490-480 ) begin van bloeitijd van de klassieke periode. 490: Darius wilde Athene innemen met vloot bij Marathon, Miltiades versloeg hem. 480: Darius´zoon Xerxes wilde via het noorden Griekenland intrekken. Onder druk sloten Poleis zich aan. De strateeg Themistocles had de bouw van een vloot bij Marathon op zich genomen. Spartaanse koning Leonidas verloor met 300 man. Bij aankomst in Athene werd alles geëvacueerd naar Salamis, Athene werd door Xerxes verwoest. Themistocles overwon de Perzen in de baai van Salamis. 479: landleger van de Perzen verslagen bij Plataeae door optreden Spartanen. • Atheners bevrijden in Klein-Azie de Jonische steden van het Perzische Juk en bouwden de Attisch-Delische Zeebond. Het landleger was nodig om de opstand van de Heloten op de Peloponnesus te onderdrukken. In 464 brak Messenie uit, de opstand werd pas na vier jaar onderdrukt. • Tussen Athene en Sparta was in 461 een oorlog. Atheners moesten tegen Spartanen en de Perzen in Jonie vechten. In 449 erkende de Perzen Jonische steden en in 446 sloten ze vrede met Sparta. • 446-431: hoogtepunt Atheense bloei: politiek, militair, economisch en cultureel opzicht. Via contributies van de ADZ kwam geld binnen om projecten op te zetten ( acropolis) De grote leider was Pericles. • Peloponessische oorlog: 431 – 404 • Poleis voelden zich bedreigd door macht Athene. ( # leden van ADZ mochten zich niet losmaken. # Sparta vreesde ook voor expansiedrift van Athene ) in 431 begon de oorlog de Spartanen vertrouwden op hun landleger, de Atheners beheersten de zee. 431: Spartanen richtten grote schade aan in de Attica, landbouw. De bevolking zat in Athene en haven Piraeus. 429: stierf Pericles in de Pestepidemie. 421: werd vrede gesloten, Spartanen misten hun doel de Atheense machtspositie te breken. De koude oorlog duurde 8 jaar. Alcibiades kreeg grote invloed. 415: Alcibiades regelde een militaire expeditie naar Sicilië om de Atheense macht daar te vestigen. Hij werd teruggetrokken door schandalen mbt Atheense godsdienst. Hij week naar Sparta en hielp Spartanen om Syracuse in Attica te verslaan. 413: vervolg van de oorlog, Syracuse verslagen en Spartanen bezetten het fort Decelea, vanwaar ze de Attische land en mijnbouw ondermijnde. Spartanen en Perzen ( financieel ) spanden samen in de strijd tegen Athene. 405: Atheense vloot werd door Lysander overrompeld en in 404 werd vrede door Sparta gedicteerd. ( # Athene moest afstand doen van de vloot. # De ADZ werd opgeheven. #Lange muren werden afgebroken. # Democratie werd afgeschaft, er kwam een pro-spartaans olargisch bewind. • Ondergang vrije staten: 404 – 338 v. Chr. Na 404 kon geen enkele Polis Griekse Hegemonie brengen. Sparta wilde geen leidende positie en Athene herstelde snel. Na een jaar was het olargische bewind ingeruild voor de oude democratie en Athene bleef het economische en culturele centrum. • Thebe kwam als derde macht op. De Perzen speelden in de Griekse verhoudingen een belangrijke rol. Herstel van muren en vloot bekostigde de Perzen, toen Athene te machtig werd speelden ze verdeel en heers en gingen naar Sparta. De Griekse steden aan de Jonische kust werden van Perzen. • 371 : De Thebanen, Epaminondas, versloegen Spartanen in Leuctra. De heloten in Messenie werden door Thebanen bevrijd. Na de dood van Epaminondas (362) ging het slecht met de Thebanen. • Philippus van Macedonië wilde een leidende positie in Griekenland, hij moderniseerde zijn leger, veroverde de goudmijnen in Tracie en onderworp Griekenland in een paar jaar bij Chaeronea in 338. Philippus had de Grieken tot eenheid gedwongen in de Corinthische Bond. Sommigen juichten de eenheid toe maar Demosthenes had felle kritiek op Philippus. In 336 werd P. vermoord. 4. Alexander de Grote en de tijd van de Hellenistische Rijken. • 336: Philippus werd opgevolgd door zoon Alexander die eerst de opstand in de Balkan en Griekenland moest neerslaan. Toen wilde hij het Perzische Rijk veroveren, hij versloeg in 334 een leger stadhouders en in 333 de Perzische hoofdmacht van Darius||| bij Issus. Hij stichtte in Phoenicie en Egypte de stad Alexandrie. In 331 had hij de Perzen verslaan Darius werd het jaar daarop vermoord. In 325 stond Alexander aan de Indus, zijn soldaten wilden niet verder, in 324 overleed hij in Babylon. • Na Alexander dood ontstond een machtsstrijd tussen generaal, opvolgers, Diadochen. Er ontstonden enkele rijken. Het evenwicht werd rond 200 verstoord door Romeinen. - Ptolemaeenrijk in Egypte ( Ptolemaeus | ) verloor afhankelijkheid in 30 v. Chr. Cleopatra was met Antonius door Romeinse Octavianus verslagen. Egypte => IR. - Seleucidenrijk in Azië ( Seleucus | ) resten van dit rijk werden door Pompeius in 64 als provincie Syria aan het IR toegevoegd. - Macedonië ( Antigonus ) Griekenland kwam ook onder Macedonische invloedssfeer. - Pergamum ( koning ) 260 v. Chr. losgemaakt onder Attallus | van de Seleuciden, viel in 133 als erfenis aan de Romeinen ten deel. • Er waren koninkrijken gekomen ipv stadstaatjes. De poleis waren niet meer vrij. • Hellenisme: tijd na Alexanders´dood, duidt de cultuur van die periode aan. Er is een vereniging van de Griekse en Oosterse cultuur. • Romeinen richten zich op de Hellenistische rijken. In vier oorlogen werden koningen van Macedonië verslagen en in 146 behoorden Macedonië en Griekenland bij het IR. Rome 1. De koningstijd: 753 – 509 v. Chr. • Rome werd in 753 door Romulus en Remus gesticht. De Palatinus (Latijnen), Quierinalis en de Esquilinus ( beiden Sabijnen) werden al bewoond. Koningen: Romulus ( stichter ), Numa ( bestuur en religie ), 3 Etruskische koningen. Etrusken waren machtig in Italië. Vondsten ( fresco´s. keramiek, brons en goud) waren van een hoogontwikkelde cultuur. Door de Cloaca Maxima ( afwateringssysteem ) werd het moeras tussen de heuvels drooggelegd en ontstond het Forum Romanum. Het voorspellen van de toekomst noemen de Romeinen Etrusca Diciplina. 2. De 1e fase van de republiek: 500 – 270 v. Chr. • Rond 500 v. Chr. begon de periode van de republiek met het verslaan van de wrede Tarquinius Superbus en het bevrijden van het Etruskische juk. De belangrijkste functies kwamen bij de consuls en de grootste politieke macht bij de raad van ouden, senaat, waarin de aanzienlijke families zaten. • Spanningen tussen Patriciër ( grondgebied ) en de Plebejers ( nauwelijks rechten ). Er werd in een aantal fasen aan de Plebejers toegegeven: -494: het instituut van volkstribunen ingesteld: speciale functionarissen die het recht van veto hadden over maatregelen van consuls en andere magistraten. -450: gewoonterecht over in ´wetten van de twaalf tafelen´: een halt geroepen op de willekeur van de Patricische rechters. -367: een van de beiden consuls moest Plebejer zijn. -287: Lex Hortensia: een einde aan de standenstrijd: Besluiten van de vergadering van de Plebejers kregen kracht van wet en werden bindend voor het volk. • De meeste macht was bij de volksvergadering van volwassen mannelijke burgers die bestuurders kozen en besloten over wetsvoorstellen van magistraten ( hun macht werd beperkt door eenjarige functie en verplichte collega). De Senaat had de eigenlijke macht in handen, de senatoren waren Patroni van de mensen uit het volk, clientes, ze steunden deze clientes financieel in ruil voor steun bij verkiezingen. Uit de oude Patriciërs en rijke Plebejers kwamen de Nobilis ( aanzienlijken ) • Jaarlijks werden magistraten gekozen die met collega´s in hun ambt het vetorecht hadden over elkaars beslissingen. Ambten ( vhnl ): quaestoren ( staatsfinanciën), aedilen ( politie, brandweer, toezicht), praetoren ( rechtspraak bestuur ), Consuls (leger, openbare orde ), censoren ( volkstelling), volkstribuun ( burgers beschermen en belangen behartigen, vetorecht over voorstellen andere magistraten). • Romeinen moesten goed vechten voor hun rijk. Vijanden: Aequi, Volsci en Samnieten. In 386 werd Rome verwoest door Gallische stammen. Etrusken deden ook pogingen. Uiteindelijk werden Romeinen meester over gebieden onder de Po, in 270 werden zelfs de Griekse steden in het zuiden onderworpen. De twee overgebleven grootmachten: Rome en Carthago; handelsstad in Noord-Afrika. 3. De Romeinen veroveren het Middellandse Zeegebied: 270 – 133 v. Chr. • Strijd tussen Rome en Carthago: 264 – 146. Ze voerden Punische oorlogen ( 264–241#218-201#149-146) • Carthagers ( Puniers) verloren PO| en moesten vrede accepteren, Sicilië naar Romeinen. Ze annexeerde ook Sardinië en Corsica. De Carthagers compenseerden verliezen door verovering en exploitatie ( zilvermijnen ) van Spanje. Drijvende kracht was de leider uit PO|, Hamilcar Barcas, later zoon Hannibal. • 218: PO || Romeinen gaven schuld aan Hannibal want ze hielden zich niet aan verdragen, onbetrouwbaarheid van Carthagers: Punica Fides. Hannibal trok met olifanten over de Alphen Noord-Italie binnen. In 216 slag bij Cannae, hij wilde naar Rome ( Hannibal ante portas ) Romeinse bondgenoten liepen over naar de Carthagers en Macedonische koning Philippus V sloot een verdrag met hem. • Romeinen mobiliseerden en haalden successen in Spanje waardoor de Carthagers geen hulp kregen van Spanjaarden. • 207/6 P. Cornelius Scipio einde aan Carthaagse dreiging uit Spanje. • 204: Scipio stak met leger over naar Afrika. Hannibal werd in 202 verslagen door Scipio. Hij kreeg in Rome de eretitel Africanus. • 201: vrede: Carthago verliest buitengewesten, oorlogsvloot was voor Romeinen, grote schat betalen aan Romeinen. Rome heerste in het Middellandse Zeegebied. • Angst voor Carthago is oorzaak van PO|||. Economische was Carthago hersteld, maar niet in militair opzicht. M. Porcius Cato was bang. ( ceterum censeo Carthaginem esse delendam . overigens ben ik van mening dat Carthago verwoest moet worden. ) PO||| was belegering van Carthago. Scipio Aemilianus slaagde de stad te verwoesten en inwoners als slaven te verkopen. Nieuwe provincie: Africa. • De militaire confrontatie met Rome met de hellenistische wereld begon in 215 toen de Macedonische koning Philippus V een coalitie aanging met Hannibal. Het resultaat van de 4 Macedonische oorlogen was in 146 heel Macedonië en Griekenland en in 133 Pergamum bij IR, dit werd voormalig Asia. De leer van de Stoa en Epicurus had invloed op de bovenlagen van de maatschappij
4. Crisis en burgeroorlog: 133-31 v. Chr. • Voor de oorlog met Hannibal: zelfstandige boeren, soldaten. Na de oorlog velen dood en landerijen verwoest. Boeren gingen naar Rome. Boerderijen werden van Equites ( ridders ) en senatoren. In Rome armen die geen geld hadden voor leger. Hier kwam het clientes – patronus systeem. De rekrutering van soldaten kwam in gevaar door verdwijnen van boerenstand. • Tiberius en Gaius Gracchus wilde rond 133-121 grootgrondbezit inperken en verdelen over proletariërs. De Gracchen werden vermoord. De populares ( Gracchen) en de Optimates ( senaat ). Senaat en volksvergadering steeds meer met elkaar in conflict. Popularis Marius nam proletariërs tegen betaling in het leger, beroepsleger-> loyaliteit niet meer naar senaat maar naar generaals. • Uitbarsting conflict 88-87.leiding operatie in oosten: senaat-Sulla en volksvergadering-Marius. Sulla won en werd in 82 Dictator. In 79 trad hij terug. • In 49 brak weer burgeroorlog uit tussen Caesar en Pompeius. Senaat-Pompeius, populares- Caesar. Neerslag Republiek: Pompeius dood. Caesar alleenheerser en de verzettende Senatoren Brutus en Cassius vermoordden Caesar op 44, idus maart. 5. Het einde van de Republiek. • Marcus Antonius ( consul ) en C. Octavianus (zoon) vormden met Lepidus een driemanschap in 43. Om de orde in de staat te herstellen kregen ze volmachten. Cicero werd vermoord omdat Antonius hem haatte. In 42 wijdde Octavianus een tempel aan Caesar. In de zomer versloegen Antonius en Octavianus de moordenaars. Antonius ging naar Egypte en trouwde met Cleopatra, Octavianus trad op als traditiebeschermer en nam de rol van Caesar over. In 32 was er geen driemanschap weer, in de strijd pleegden Cleopatra en Antonius zelfmoord. Republiek was ten einde en Octavianus was heer en meester. 6. De eerste eeuwen van de keizertijd. • AUGUSTUS: 27 v. Chr. -14 na Chr. Voor Octavianus was de steun van het leger doorslaggevend. En hij had informeel gezag ( auctoritas ) hij was en staatsman boven zijn partijen die een programma van vrede en herstel bracht. Hij stamde van Venus; Divi filius ( zoon van god ) in 27 v. Chr. kreeg hij de naam Augustus ( de verhevene ), zijn bevoegdheden werden door de Senaat bevestigd. Republikeinse functies kwamen in handen van Augustus. Hij noemde zichzelf princeps, vooraanstaande senator, hij had feitelijk alle macht. Res Gestae ( verslag van zijn daden ) drie keer de Ianus te sluiten, als er overal vrede heerst. Deze periode van vrede: Pax Augusta. In 14 na Christus stierf Augustus, en de alleenheerschappij was stevig gegrondvest. • Princeps wilde decadentei tegen gaan en oude Romeinse deugden ( virtutes ) te laten herleven, tempels voor Divus Iulius, Caesar. In de kring van Maecenas zaten Vergilius en Horatius, voor poëzie. Architectuur, literatuur en beeldhouwkunst vervulden een belangrijke functie voor de propaganda van de machthebbers. Voorbeeld: Ara Pacis Augustae ( p v. Chr. ) een serie reliefs met mythologische taferelen en religieuze processie waaraan keizerlijke familieleden aan meededen. • JULISCH-CLAUDISCHE HUIS: 14-68: Augustus had geen zoon, zijn stiefzoon Tiberius nam zijn plaats in. Zijn achterneef Caligula ( 37-41 ) volgde Tiberius op. Hij werd vermooid door samenzweerders omdat hij dacht dat hij god was en naar willkeur mensen vermoordde. Claudius ( 41-54 ) volgde Caligula op. Hij voegde Brittania aan het rijk toe. De vrijgelaten slaven liberti, hadden te veel invloed op hem volgens het senaat, hij lied zijn eigen vrouw messalina veroordelen. Claudius trouwde met Agrippina, die een zoon meenam uit een vorig huwelijk: Nero. Agrippina vermoorde Claudius en Nero werd keizer. • NERO: ( 54 – 68 ) was 16, de 1e 5 jaar deden zijn adviseurs alles. ( o.a. Seneca ) Agripina wilde zelf ook invleod hebben en iedereen begon zich tegen haar te keren. In 59 liet Nero haar vermoorden. In 64 werd Rome getroffen door een brand. Nero bouwde een paleis op de as. In 65 werd een samenzwering verdacht en Seneca werd ter dood veroordeeld. In 68 kwamen legers in opstand. Zelfs de keizerlijke garde (praetorianen )gaven steun aan Galba. Hij werd keizer. • GALBA: 68-69: in de volgende machtsstrijd had Otho Galbal laten doden. De legioenen in Germanie hadden Vitellius tot keizer gedoopt. Otho pleegde zelfmoord. De troepen in het oosten kozen Vespasianus als Keizer. • TITUS FLAVIUS VESPAVIANUS: 69-98 begon de Flavische dynastie. Hij voerde een sober en doelmatig beleid. Na zijn dood waren de financien op orde en het rijk was hersteld. Hij liet het Colosseum bouwen. Hij werd opgevolgd door Titus (79 – 81) en Domitianus ( 81 – 96 ) Domitianus had de senaat geen ruimte gelaten en zo raakte hij in conflict met de aristocratie. Hij werd vermoord. Nerva werd aangesteld ( 96-98) • Adoptiekeizers: 98 – 192: Nerva adopteerde Trajanus ( 98-117 ) hij was en bekwaam en energiek bestuurder, hij bracht het IR de grootste omvang. Zijn opvolgers waren HAdrianus ( 117-138) Antonius Pius (138 – 161) en Marcus Aurelius ( 161-180) Hij wees zijn eigen zoon Commodus aan als keizer. In 192 werd hij vermoord omdat hij een slechte keizer was. 7. De late keizertijd: 193-476 derde eeuw • De machtsstrijd na de moord op Commodus werd gewonnen door Septimius Servus. Na het uitsterven van de dunastie in 235 waren er aan alle grenzen oorlog, de economie ging achteruit en er was geen erkende machthebber meer. Hierop volgde de soldatenkeizers: ze steunden volledig op hun legers.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.