Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Hoofdstuk 4 - Romeinse kunst

Beoordeling 4.8
Foto van F.
  • Samenvatting door F.
  • 4e klas vwo | 1340 woorden
  • 12 april 2013
  • 26 keer beoordeeld
Cijfer 4.8
26 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

H4 - Romeinse Kunst

1. Romeinse bouwkunst: voor burger en imperium

1.1 Inleiding: Romeinen en Grieken

Vergilius had gelijk, de Grieken waren superieur aan de Romeinen in kunst en wetenschap. Maar de Romeinen waren overwinnaars, heersers, bestuurders van een zeer groot rijk. Dat zien we ook in hun beeldende kunst en

architectuur terug.

1.2 De allure van de Romeinse bouwkunst

De Romeinen waren veel meer dan de Grieken bezig met het verwerven en uitoefenen van macht. Dat bepaalde met mate hun architectuur. Zij waren geïnteresseerd in een praktische bouwkunst: wegen, aquaducten, thermen en gebouwenouwen waar handel werd gedreven en recht werd gesproken (basilica’s). Die gebouwenouwen hadden vaak enorme afmetingen, want ze moesten de grootheid van het Romeinse imperium uitstralen.

Daarnaast waren er veel gebouwenouwen die herinnerden aan militaire successen en hun macht, zoals triomfbogen en gedenkzuilen.

Met tempel- en theatergebouwen grepen ze terug op de

Grieken.

1.3 Griekse invloed: tempel en theater

Vroeg waren de Romeinen met de Grieken in contact gekomen. ±700 v.C werd een deel van Italië door de Grieken bewoond, daar vinden we nog resten van Griekse tempels. De Romeinen hebben de tempelvorm van de Grieken overgenomen (met enkele afwijkingen).

Typisch Romeins zijn ronde tempeltjes. Ook de theatervorm

van de Grieken hadden ze overgenomen, maar daar afwijkingen wel opvallender.

Ondanks hun grote bewondering voor de Griekse architectuur gingen ze toch hun eigen weg. Het materiaal was vaak bepalend voor wat het voor vorm kreeg.

1.4 Romeinse materialen

Niet alleen natuursteen gebruikten ze, maar ook baksteen en beton. Voor het beton gebruikten ze bekisting van hout of baksteen, en dat stortten ze vol met puin daarover goten ze een mengsel van kalk, vulkanisch zand en water. Als dat hard was geworden deden ze er weer een nieuwe laag op enz. Door het werken met beton konden ze zeer hoge gebouwen maken met een zeer groot grondoppervlak. Gewelven/ koepels van beton kunnen veel grotere ruimtes overbruggen dan daken die gestut moeten worden.

1.5 Romeinse vormen bogen, gewelven en koepels

Bogen

De boogconstructie is een belangrijke uitvinding. De boog wordt gevormd met wigvormige stenen. Door de zwaartekracht worden de stenen naar beneden getrokken, zodat ze steeds meer klem komen te zitten. De boog wordt gesloten met een sluitsteen. Bogen moeten van opzij altijd gestut worden door andere bogen of steunberen, omdat de druk ook zijwaarts gericht is. Bogen hoeven hierdoor niet ondersteund te worden door extra zuilen (zoals bij architraafbouw). Zo kunnen ze een bredere ruimte overspannen dan horizontaal.

Het Colosseum: gewelfbouw en bogen

Als je meer bogen achter elkaar plaatst, ontstaat er een gewelf: een tongewelf. De muren eronder moesten daarom erg dik zijn en bij voorkeur van beton. Om de druk te verdelen deden ze soms twee tongewelven kruislings over elkaar, zodat je een kruisgewelf kreeg. Beide gewelven zijn terug te vinden in het colosseum.

De bogen van de onderste drie lagen waren versierd met halfzuilen (zuilen half in de muur). De onderste laag had Dorische zuilen, de middelste Ionisch en de bovenste Korinthische. Die volgorde werd vaker gebruikt (van zwaar naar licht).Vroeger stonden er in de bogen standbeelden. En aan de bovenkant van het amfitheater stonden palen zodat daar een zeil om kon worden gespannen tegen de zon. Door de bogen krijgt het gebouw iets doorzichtigs, zodat als je er naar kijkt, je niet verplettert voelt.

Het is een typisch Romeinse gebouwen, versierd met

Griekse elementen.

Basilica: voorbeeld voor christelijke kerken

In basilica kwamen soms ook kruisgewelven in voor. Het is een overdekte multifunctionele ruimte. Er werd recht gesproken en markt gehouden of er werden geldzaken geregeld.

Het Pantheon: een grandioze koepel

Een bijzondere variant van de gewelfbouw is de koepel. Het Pantheon in Rome is een van de grootste koepels ter wereld. Oorspronkelijk was het een tempel voor alle goden. Vanaf 600 wordt het als een christelijke kerk gebruikt.

Aan de voorkant zit een ‘Grieks’ tempelportaal met zuilen. Daarachter een enorme ronde ruimte, bekroond door een betonnen koepel. Door een gat bovenin de koepel komt er genoeg licht naar binnen. De binnenkant van de koepel bestaat uit cassetten.

Triomfboog en triomfzuil

Twee bekende Romeinse vormen die te maken hebben met het karakter en de ‘taak’ van het Romeinse volk zijn de triomfboog en de triomfzuil. Ze werden opgericht als herinnering aan overwinningen op vijandige buitenlandse volkeren. Als bijzondere eer mocht de veldheer met zijn leger dan een triomftocht houden. Veldheer en leger trokken in processie voort, waarin krijgsgevangenen meeliepen, bij voorkeur ook de gevangengenomen vorst. Soldaten droegen de buit en geschilderde taferelen van het veroverde land. Door de boog, gingen ze dan over het forum romanum en zo naar het Capitool, de heuvel die daarboven uitstijgt. Daar bracht de veldheer een offer aan de goden.

2. De Romeinse beeldhouwkunst
De bewondering voor de Grieken zo groot na de verovering in 168 v.C, scheepsladingen vol Griekse beelden naar Rome getransporteerd. Daar werden talloze kopieën van gemaakt, die de huizen en tuinen van de rijken sierden. De Romeinen hebben daardoor  de Griekse beeldhouwkunst bewaard. Maar naast de grote Griekse invloed, zijn er ook eigen kenmerken. Vooral in de portretten en de reliëfs.

2.1 Portretten

Realisme

Grieken maakten portretten van beroemde mensen (dichters/politici/filosofen/atleten), waarbij ze werkelijkheid idealiseerden. Romeinen maakten portretten van iedereen die het kon betalen of een bepaalde functie of macht bezat. De opdrachtgevers wilden dat de portretten leken.

Dat realisme gaat terug naar de dodencultus (verzorgingen verering v.d. doden). De Etrusken bewaarden vaak de as van de doden in een sarcofaag, waarop de dode liggend werd afgebeeld. Men gebouwen gebruikte voor het lichaam standaardmallen en het hoofd vertoonde een sprekende gelijkenis van dat van de dode. Ze gebruikten daarvoor standaardmallen. Het hoofd vertoonde een sprekende gelijkenis met het hoofd van de gestorvene.

Romeinen maakten daarnaast ook nog dodenmaskers van was, die thuis bewaard werden en deelnamen aan het officiële leven. In een begrafenisprocessie droeg iemand met ongeveer hetzelfde postuur als de voorouder het masker en de kleding, zodat het leek alsof de voorouder weer tot leven was gekomen. Zo kon men zien wie ook alweer de geweldige voorouder was van de overledene.

Geïdealiseerd realisme

Geïdealiseerde portretten waren vaak van keizers en andere belangrijke personen. Ze moesten waardigheid uitstralen, maar wel herkenbaar zijn.

 2.2 Reliëfs
Het realistisch afbeelden vinden we ook terugvinden in de reliëfs. Grieken beeldden meestal mythen uit. Terwijl Romeinen specifieke historische gebeurtenissen uitbeeldden. We zien Griekse vormen, die zijn aangepast aan de Romeinse smaak.

De Romeinen hebben in de Grieken p het gebied van literatuur en kunst vol bewondering hun meerderen erkend. Romeinen hebben voor een enorm groot deel de architectuur en bouwkunst v.d. Grieken overgenomen, maar toch hebben ze het een eigen karakter gegeven, in overeenstemming met hun praktische aard en taak die ze te vervullen hadden.

3. De Romeinse schilderkunst

3.2 Romeinse schilderkunst op fresco’s

Pompeii, Herculaneum, Boscoreale en Stabiae waren door lava, modder en puin bedekt. Ze werden pas in de 18e eeuw ontdekt. Een belangrijke rol speelde Joachim Winckelmann, de vulkaanlaag had de steden en mensen luchtdicht afgesloten en waren dus geconserveerd. Tijdens opgravingen, zag men ineens de Romeinse cultuur van 17 eeuwen geleden. Niet alleen gebouwen, maar ook mensen en dieren.

De huizen van de rijken waren versierd met fresco’s (wandschilderingen die rechtstreeks op natte kalk werd aangebracht). De kamers hadden geen ramen, daarvoor was het veel te warm. De grote muurvlakken boden plaats voor fantastische, kleurrijke fresco’s. Vaak werden daar in een architectonische omlijsting doorkijkjes geschilderd, die de illusie gaven van ruimte en diepte. Het was typisch Romeins om illusies van marmeren zuilen, openstaande vensters te schilderen, waardoor een landschap of tuin zichtbaar was.

In grote vlakken kwamen ook wel mythologische voorstellingen voor, al dan niet naar Grieks voorbeeld. Andere muurschilderingen zijn guirlandes en grottesken (sierlijke, ragfijn geschilderde zuiltjes, bloemmotieven, maskers en dieren- en mensenfiguurtjes, die speels met elkaar verbonden werden). Ze werden grottesken genoemd omdat ze in 1500 in onderaardse ruimtes in het Italiaans “grotte” werden gevonden.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.

Ook geschreven door F.