Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Hoofdstuk 1

Beoordeling 7.8
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • Klas onbekend | 1069 woorden
  • 29 juli 2008
  • 40 keer beoordeeld
Cijfer 7.8
40 keer beoordeeld

Hoofdstuk 1

· Grieken: polytheïsme

· Homerus en Hesiodus: stelden goden antropomorf voor, dat wil zeggen: ze hebben de gestalte van een mens en al zijn goede en slechte eigenschappen. De goden stonden heel dicht bij de wereld van de mensen, zo dicht dat ze zelfs kinderen bij mensen verwekten of van hen kregen. Zo ontstonden de halfgoden of helden, mensen met bovenmenselijke eigenschappen.
· Mythen: verhalen waarin hun goden en godinnen, helden en heldinnen een belangrijke rol speelden. Het ontbreken van een heilig boek had als gevolg dat er geen vaste versies bestonden van de verhalen.
· Offers: gelovigen gaven geschenken aan de goden om ze te vriend te houden. Bijv. dieren en landbouwproducten. Plengoffers, dat zijn vloeibare offers als wijn, melk of olie, werden over de offerplaatsen gegoten. Zo’n offer vond plaats in de open lucht op een stenen tafel, een altaar. Ze gaven de goden ook wijgeschenken (voorwerpen).

· Voortekenen d.m.v. te kijken naar de toestand van de ingewanden en speciaal de lever van een offerdier, de vlucht van de vogels of de stand van de sterren. Ook meenden ze dat de goden waarschuwingen gaven, bijv. door misvormde geboortes, of plotseling omvallende beelden. Eveneens werden natuurverschijnselen als bliksem en aardbevingen beschouwd als een teken van de goden.
· Orakels: heiligdommen waar de gelovigen de god om raad konden vragen. Via een priester(es) maakte de godheid zijn antwoord bekend.
· Romeinen: numina (goden hebben geen gedaante). Daardoor kenden ze eerst geen mythen. Toen ze in aanraking kwamen met de Griekse godsdienst, gaven de Romeinen onder invloed hiervan de natuurkrachten die ze vereerden een menselijke gestalte. Ook namen ze de Griekse godenverhalen over.

· Tempel: woning van de god of godin als deze op aarde verbleef. In de cella, de centrale ruimte van een tempel, stond het beeld van de god of godin. De eerste Griekse tempels waren van hout. Later werden ze van marmer of steen gemaakt.
· Een tempel kon in de volgende stijlen werden gebouwd: de Dorische, Ionische of Corinthische bouworde. Deze orde is het beste te herkennen aan de voorkant van de tempel en vooral aan de bovenkant van de zuilen, de zogenaamde kapitelen. (zie wb p.14)
· De Romeinse tempels verschillen van de Griekse doordat ze op een hoog platform staan, dat alleen aan de voorkant via traptreden toegankelijk is. Bovendien staan vaak alleen aan de voorkant van de tempel zuilen, terwijl de Grieken alle vier de zijden met zuilen omgaven.
· Functies tempel: - tijdelijke woonplaats goden (= godenbeeld)
- offerplaats
- aanzien van steden

Naam * Functie * Attributen
Zeus/Juppiter * god van de lucht en het weer· oppergod· beschermer van recht en orde * adelaar· bliksem
Hera/Juno * godin van het huwelijk * staf· pauw
Poseidon/Neptunus * god van de zee * drietand· paard
Hades/Pluto * heerser van de Onderwereld * Hadeskap· hoorn des overvloeds
Demeter/Ceres * godin van de landbouw, oogst en graan * korenaar
Aphrodite/Venus * godin van de liefde en schoonheid * duif

Eros/Cupido/Amor * god van de liefde * liefdespijlen
Ares/Mars * god van de oorlog * wapenrusting
Pallas Athene/Minerva * beschermster van de kunstenaars en handwerkslieden· godin van de kennis en wijsheid· oorlogsgodin· beschermster van Athene· beschermengel van de Griekse helden * helm· schild· speer· uil
Apollo/Apollo * god van het licht· god van de geneeskunde· god van de voorspellingskunst· god van de muziek * lier of citer· boog
Artemis/Diana * godin van de jacht * boog· beren· leeuwen· herten
Hephaestus/Vulcanus * god van het vuur· smid * werktuigen
Hermes/Mercurius * boodschapper van de goden· god van de handel· god van de dieven· begeleider van de doden naar de Onderwereld * reizigersmuts· staf· gevleugelde sandalen
Dionysos/Bacchus * god van de druiven· god van de wijn · maenaden of bacchanten· saters * staf met klimopbladen
Hestia/Vesta * beschermster van de huiselijke haard

· Romeinen vereerden ook nog Lares en Penates, beschermgoden van het huis en het gezin. Ook Fortuna (Lot en Geluk) en Hercules waren populair.
· Door gebiedsuitbreiding in het oosten waren de Romeinen in aanraking gekomen met vele niet-Romeinse godheden. De voornaamste hiervan zijn de Egyptische Isis, moedergodin en godin van de liefde en vruchtbaarheid, en Mithras, de Perzische god van de zon.
· In het oostelijk deel werd keizer Julius Caesar tijdens zijn leven als god vereerd, in combinatie met de godin Roma.


· Mythes Grieken:
- verklaringsmodel van de werkelijkheid
- genealogisch
- historisch (Trojaanse oorlog)/exemplarisch
- rituelen

· Mythes Romeinen:
- ‘aanpassen’ van mythen / ‘versmelten’ van mythen
- geleerder/gekunsteld (Ovidius)

· Mythes Middeleeuwen:
- historisch
- metafoor van het natuurgebeuren
- allegorisch (bijbelse moraal)

· Mythes moderne tijd:
- complex / meerdere lagen
- sprookjesmotieven
- aetiologisch
- literair spel

· Bronnen voor de Griekse mythologie:

1. Homerus’ Ilias en Odyssee (epos {myceense tijd})
2. tragedieschrijvers (Aeschylus, Sophocles, Euripides {5e eeuw na Chr.})
3. Theogonie van Hesiodus (genealogieën {stambomen van goden en families})
4. Ovidius en Pausianias (Hellenistische tijd®lokale varianten van mythen, metamorfoses)

5. Apollodorus (Bibliotheke) en Hyginus (fabulae/genealogiae)
6. visuele bronnen (afgebeeld op aardewerk, tempels, openbare gebouwen)
7. eigen onderzoek (Homerische hymnen)

· Goden en mythen in de Europese kunst:

1. Romeinse tijd® kunstenaars specialiseerden zich in het kopiëren van beroemde beeldhouwwerken
2. Middeleeuwen® door officiële invoering van het christendom kwam einde aan verering van de oude goden. Veel antieke beelden werden verwoest. Sinds 1100 werden er weer mythologische figuren afgebeeld.
3. Classicisme® stroming die zich laat inspireren door de klassieke Oudheid
4. 14e eeuw: de renaissance® allegorische taferelen, waarin de goden als verpersoonlijking optreden van kosmische en ethische beginselen.
5. Renaissance na 1500® humanisten wilden de antieke literatuur bestuderen. Plafonds en de wanden van grote, representatieve ruimtes in palazzi van vorsten, prinsen en schatrijke particulieren als het ware bevolkt met mythologische figuren. Adellijke en hooggeplaatste personen lieten zich als een antiek god of godin portretteren.
6. Renaissance in landen ten noorden van de Alpen® Grand Tour

7. Einde 17e en 18e eeuw® elegante decoratie
8. Maniërisme, barok en rococo® 16e eeuw een gemaniëreerde, gekunstelde stijl. 17e eeuw barok, voortzetting van de renaissance en het maniërisme, stijl van uitbundigheid en pracht en praal , herkenbaar aan overdadige vormen en krullen, gekenmerkt door dynamiek, actie en beweging, ingewikkelde composities en bedrieglijke perspectiefeffecten, doet beroep op emoties. Rococo is een soort barok met veel speelse en elegante versieringen en tierelantijntjes.
9. Neoclassicisme® ideaal weergeven van het menselijk lichaam, de rust en afwezigheid van emoties.
10. Einde 19e eeuw – 20e eeuw® geen themavorming
11. Postmodernisme® eclectisch (creatief). Verzamelnaam voor alle kunstvormen, literatuur, schilderkunst, architectuur

· Receptie: voortleven, doorwerking

· Klassieke Oudheid: klassiek erfgoed of wat men denkt te weten over de Oudheid.
· De verschillende associaties die de klassieke Oudheid oproept:
1. Vertegenwoordigt morele waarden. Goden kunnen ook optreden als personificatie van deugden en ondeugden.
2. Vertegenwoordigt esthetisch moraal: deze kunst geldt als toonbeeld van schoonheid, harmonie en evenwicht.
3. Impliceert macht.
4. Is romantisch en mysterieus.
5. Verleent status: decoratie.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.