Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Hoofdstuk 1, 2, 10, 11

Beoordeling 4
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 953 woorden
  • 9 februari 2009
  • 13 keer beoordeeld
Cijfer 4
13 keer beoordeeld

INFORMATICA HOOFDSTUK 10

Begrippen
Abacus soort van telraam
Rekenmachine een apparaat waarmee je kan optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen
Pascaline een apparaat die kan rekenen met 6
cijfers en 2 cijfers achter de komma
Ponskaarten product om de bewegingen van een
weefgetouw te programmeren
Analytical Engine had veel kenmerken van een computer
Diffrence Engine voorloper van de Analytical Engine
IBM ‘International Buisness Machines’

Fundamentele operaties EN, OF, NIET
Flip-flopschakelaars elekrtonische schakelaars (aan/uit)
Relais elektromechanische flipflop
Mark I elektrische computer (1943)
Platgedrukte mot de eerste ‘bug’
Elektronenbuis schakelt elektrische stroom in en uit
Turingmachine lijkt op automatische typmachine die symbolen
gebruikte i.p.v. letters voor wiskundige en
logische formules
ENIAC buizencomputer (Electronic Numerical
Integrator And Calculator)
Basiscomponenten componenten die gebruikt móeten worden
Transistor vervanger van elektronenbuis, hij is sneller,
betrouwbaarder, vragen minder energie en
neemt minder ruimte in.
Miniaturisatie het kleiner maken van computers
Geïntegreerde schakeling een geheel van weerstanden, condensators
en transistors op een montageplaat

minicomputers ouderwetse mainframes
(V)LSI (Very) Large Scale Integration
multiprogramming gelijktijdig uitvoren van 2 of meer programma’s
multiprocessing het verdelen van een taak over meerdere processors

Uitvinders
Wilhelm Schickard beschreef in een brief de werking
van een rekenapparaat
Blaise Pascal bouwde de eerste werkende
rekenmachine
Gottfried Wilhelm Leibniz verbeterde de Pascaline
Jacquard uitvinder van het
automatisch weefgetouw
Charles Babbage nam het idee om ponskaarten te
gebruiken om gegevens vast te leggen
Ada Lovelace eerste computerprogrammeur
Herman Hollerith maakte een ponsapparaat dat bij de
volkstelling in 1890 werd gebruikt, richtte
maatschappij op die later IBM ging heten

George Boole vond in 1854 de fundamentele
operaties uit (EN, OF, NIET)
Konrad Zuse gebruikte als eerste elektromechanische relais
Howard Aiken leider van project in 1941 om
een computer te bouwen
Alan Turing vond de Turingmachine uit
Mauchly en Eckert ontwierpen ENIAC
John von Neumann kwam met het idee om programma’s als
gecodeerde instructies in de computer op te slaan
Jack Kilby bouwde één geheel van weerstanden,
condensators en transistors op een montageplaat
Kenneth Thompson en werkten voor AT&T Bell Labatoristen
Dennis Ritchie en ontwikkelden de UNIX
Tim Berners-Lee vond HTML uit

SAMENVATTING INFORMATICA HOOFDSTUK 11

Multitasking ervoor zorgen dat verschillende programma’s

tegelijk kunnen worden gebruikt zonder elkaar te
storen
multi-user besturingssysteem voor mainframes en minicomputers,
zijn in staat honderden computers
gelijktijdig te laten werken
multiprocessing stelt de gebruiker in staat meerdere CPU’s te
gebruiken voor hetzelfde programma
parralel processing bij een ingewikkelde bewerking wordt de taak
verdeeld over 2 of meer CPU’s
multithreading het gelijktijdig actief zijn van verschillende
onderdelen van het programma
interruptstack speciale plaats in het werkgeheugen
processen nemen deel van werklastvan applicatie over
threads delen van het proces
queue wachtrij
procescontroleblok hier wordt alle informatie die nodig is om

een proces te kunnen doorstarten opgeslagen
virtueel geheugen wordt programmacode of data uit het werkgeheugen
opgeslagen die al een tijdje niej gebruikt is
POST Power-On Self Test
Master Bootrecord staat op harde schijf
Boot ROM Fireware initialiseert de hardware en kiest het OS
dat geladen moet worden
LILO Linux Loader. Bij opstarten van computer wordt
het geactiveerd en LILO laadt daarna de LINUX
ROM Read Only Memory
Driver soort brug tussen elektrische signalen van de
randapparaten en de programmacode van de
applicaties en het OS
buffer hier wordt de input van het apparaat in geplaatst
FAT File Allocation Table
API Application Program Interface

SAMENVATTING INFORMATICA HOOFDSTUK 1

Informatica is de wetenschap en de technologie van informatieverwerkende systemen in verscheidene verschijningsvorme..


Gegevens zijn berichten die voor de ontvanger geen betekenis hebben.
Informatie heeft voor de ontvanger wel betekenis.
basistekens computer: 1 en 0
8 bits = 1 byte
1 byte kan 256 (= 28) verschillende waarden aannemen
met 5 bits kun je 25=32 getallen coderen

Hexadecimaal: 0 t/m F (0 t/m 15)
bitmap: plaatje wordt opgebouwd uit een vlak van pixels
vectorcodering: cirkel of rechthoek kort wiskundig beschrijven
embedded systems: procesgeoriënteerde systemen die ingebouwd zijn in apparaten en rechtstreeks communiceren door middel van sensoren(invoer) en actuaroren(uitvoer).
real-time system: systeem dat binnen bepaalde tijd moet reageren op een gebeurtenis uit de omgeving.
Veel embedded systems zijn ook real-time systems.
gegevensgeoriënteerde systemen worden gebruikt om databases te beheren.

EDI-systemen (Electronic Data Interchange) kunnen standaardberichten die worden uitgewisseld controleren en versturen. Deze systemen worden ook wel kennissystemen of expertsystemen genoemd.
Modelgeoriënteerd systeem is de vereenvoudigde weergave van de werkelijkheid (simulatie)
interface: raakvlak tussen systeem en omgeving (bv monitor/toetsenbord)

A B X
0 0 0
0 1 0
1 0 0
1 1 1

A X
0 0
0 1
1 1
1 1

A X
0 1
1 0

A B X
0 0 0
0 1 1
1 0 1
1 1 0

SAMENVATTING INFORMATICA HOOFDSTUK 2

bus: kabel waarlangs de communicatie plaatsvindt in een computersysteem.
Ø databus: gegevens
Ø adresbus: geheugenadres
Ø controlbus: stuurgegeven

mainframe: grote centrale computer met meerdere CPU’s, een groot werkgeheugen en groot achtergrondgeheugen voor de opslag van data.
terminal: bestaat alleen uit een toetsenbord en een monitor, rekenwerk wordt verzorgd door mainframe.
netwerkcomputers: pc’s zonder achtergrondgeheugen (met CPU en werkgeheugen)

server: zware pc met een of meerdere CPU’s, veel werkgeheugen en een of meer grote harde schijven

CPU (Central Processing Unit) voert programma’s uit door via de bus instructies op te halen en die uit te voeren
Ø ALU(Arithmetic and Logic Unit): voert de rekenkundige en logische bewerkingen uit
Ø registers: functioneren als een tijdelijk geheugen waar de data wordt opgeslagen zodat de ALU die kan bewerken
Ø Control Unit: gebruikt de ALU en de registers om de stroom instructies die over de bus gaan, uit te voeren.
instructiesyclus: control unit kopieert instructie uit werkgeheugen naar registerà control unit analyseert instructieàALU voert bewerking uit.

GEHEUGEN
Ø werkgeheugen
Ø RAM (Random Acces Memory): vrij toegankelijk geheugen voor besturingssysteem en gebruiker om tijdelijk gegevens op te slaan
Ø Cache: processor bewaart hier de laatste instructies en/of gegevens die uit het werkgeheugen zijn gehaald
Ø ROM (Read Only Memory): hier staan de belangrijkste instructies in (BIOS)
Ø achtergrondgeheugen: extern geheugen
Ø magnetische schijven: harde schijf, floppy
Ø optische schijven: putjes: pitsà1

niet-bewerkte gebieden: landsà0

Controller regelt communicatie van randapparatuur met de CPU.
I/O-processor neemt opdrachten van de CPU aan en zorgt voor de verwerking ervan (regelt het lezen en schrijven van het apparaat naar de bus)

Moduleren: computer zet digitale gegevens om in geluidssignalen
De-moduleren: omgekeerde van moduleren.
Protocol: hierin is vastgelegd hoe de gegevensoverdracht moet verlopen, hoe fouten moeten worden gecontroleerd en hoe daarop moet worden gereageerd.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.