Middeleeuwen
2.1 Middeleeuwen 500-1500
Van het jaar 0 (geboortejaar van Jezus Christus) tot 500 ontwikkelt zich de vroeg christelijke kunstgy. Deze bestaat tegelijkertijd met de Romeinse kunst.
Vroegchristelijke kunst. (50-500)
Jezus is de zoon van God en een profeet. Hij geeft de boodschappen van God door. Jezus verzamelt veel volgelingen en wordt door hen gezien als leider. De Romeinen willen geen andere leider dan de keizer en daarom wordt hij ter dood veroordeelt en gekruisigd.
De Romeinen verbieden het Christendom, het geeft onrust in hun rijk. Toch geven de christenen hun geloof in het geheim door. Overleden christenen worden begraven in een catacomben (ondergronds gangenstelsel.)(zij geloven in opstanding na de dood en willen niet net als de romeinen gecremeerd worden) (Net zoals Jezus die ook weer na zijn dood is opgestaan uit de dood). In de catacomben beelden de gelovigen ook hun verhalen en symbolen af. Zoals het belangrijkste symbool: het Latijnse kruis, deze verwijst naar het krijs waaraan Jezus sterft. Of bijvoorbeeld een lam, dat symbool staat voor dat Jezus die de herder is en geen lam achter laat.
De eerste keizer die zich laat bekeren tot het christendom is Keizer Constantijn. Vanaf dan mogen de christenen ook geloven boven de grond. Er worden veel gebouwen omgedoopt tot kerk. De Romeinse basilca is hier het meest geschikt voor doordat zijn neutraal en praktisch is. De meeste basilicas hebben een lange rechthoekige vorm en een halfronde uitbouw (apsis). Het altaar van de pastoor of bisschop komt hier te staan. De rechthoekige ruimte heeft een middenschip en 2 zijbeuken. Deze zijn gescheiden door arcaden. Veel kerken zijn afgeleid hiervan. Nederlandse woord: basiliek.
Middeleeuwen (500-1500)
Middeleeuws staat voor primitief(onderontwikkeld). Er waren veel oorlogen, ziektes (pest) en plunderende roverbendes. Veel mensen in West-Europa waren eenvoudige boeren, die hard moesten werken. Ze werden niet gemiddeld niet ouder dan 40. Ze betalen niet meer, zoals bij de romeinen, met muntgeld maar ruilen hun goederen met elkaar. Reizen doen ze niet. Elk dorp heeft zijn eigen dialect, dus je trouwt iemand uit je dorp of niet. Als je iets vervelends gebeurd (beroving/ oorlog/ ziekte) dan is dat een straf van God. Iedereen geloofde in god en de kerk beheerde je leven. De mens als individu is onderschikt aan het geloof.
Doordat er veel plunderingen waren ontstonden er grote kloostergemeenschappen (waar gelovigen in rust en veilig hun geloof konden belijden). Om zich helemaal te wijden aan het geloof, leven mannen en vrouwen als monniken en nonnen in een kloosters. Eenzaamheid en deugdzaamheid staan centraal. Het is hard werken en een eenvoudig bestaan (armoede, geen persoonlijk bezit, strenge regels). Ze bidden en werken. Kloosters worden een bron van kennis en welvaart.
Er worden vele ambten beoefend, zoals schrijven, glasblazen, klokkengieten. Kunst en wetenschap komt tot bloei. Andere mensen vestigen zich in de buurt van de kloosters om van de voorzieningen (ziekenhuis, herberg, cultureel centrum en rechtbank) te profiteren.
Als gelovige moet je boeten voor je zonde, voor kleine zonde volstaat biechten of bidden. Bij zwaardere zonden moet je op bedevaart of pelgrimage (een barre tocht die leidt naar een heilige plek (waar ooit een heilige woonde of een relikwie (vingen van een heilige ofzo) is bewaard. ). Dankzij deze pelgrimstochten verspreiden kunst en cultuur zich.
Doordat de landbouw is ontwikkeld zijn er meer producten. Wat over is wordt verkocht op markten. Hierdoor bloeit de handel op. Waar de markten worden gehouden ontstaat vaak een stad. Deze wordt omringt door een dikke muur zodat indringers niet zo maar naar binnen kunnen. Ziektes verspreiden zich snel in de stad doordat veel mensen op een kleine plek op elkaar leven en de hygiëne er vaak slecht is. Ook zijn er vaak branden in de houten huizen die dicht op elkaar gebouwd zijn. De kloosters vestigen zich steeds vaker in een stad om onderwijs en ziekenzorg te verlenen (in ruil voor geld en goederen). De kerken staan meestal in het hart van de stad. Vooral in Frankrijk is het in strijd om als stad wie de grootste kathedraal en hoge toren te hebben.
In de middeleeuwen staat kunst in dienst van het geloof, het uitdragen van het geloof. De mensen die het maken zetten hun naam er dan ook niet onder. Het is eerder een ambacht dan een vorm van kunst.
2.2 Byzantijnse kunst 500-1453
Keizer Constantinopel vestigt zich in 330 n chr. in Byzantium. Hij noemt de stad naar zichzelf: Constantinopel en wil het nieuwe Rome maken; maar dan nog groter en indrukwekkender.
Ook de keizers na hem gaan verder met het verfraaien van Constantinopel. (het huidige Istanboel). Toch brokkelt het Byzantijnse Rijk langzaam af tot alleen Byzantijnse Rijk overblijft.
Het Byzantijnse Rijk staat bekend om zijn iconen die de orthodoxe christenen gebruiken bij hun gebeden. Er zijn vaste regels om deze iconen te schilderen. De “heerser” maakt met zijn rechterhand altijd dezelfde zegenende gebaar en draagt in de linkerhand een met edelstenen versierde bijbel. Christus draagt vaak een purperrood onderkleed met daaroverheen een blauwe mantel. Het rood verwijst naar het goddelijke en het blauw staat voor de aarde en staat symbool voor het menselijk lichaam dat Christus heeft aangenomen toen hij op aarde kwam. Een aureool (kring van licht om zijn hoofd geeft aan dat het om een bovenaards persoon gaat. En goud symboliseert het goddelijke, het hemelse licht.
Hagia Sophia laat Keizer Justianus in de 6e eeuw door 2 wiskundige bouwen. Het is lange tijd het mooiste en grootste religieuze gebouw in Europa. De 55 meter hoge koepel heeft een bijzondere constructie; hij wordt gedragen door 4 pilaren op de hoeken van een vierkante ruimte. Hierdoor zijn ondersteunende muren niet nodig. Aan de zijkanten van de centrale koepel zie je 2 lagere halfronde koepels (deze vangen een deel van de druk van de grote koepel op). De vierkante binnenruimte staat in contact met alle andere ruimtes. Je kunt door de zuilenruimtes kijken. Alles is symetrisch, behalve de rechthoek rechts. Dit is gebouwd in de stijl van centraalbouw. Bij centraalbouw heeft de plattegrond de vorm van een cirkel, een vierkant, een Grieks kruis (4 armen die even lang zijn) of een regelmatige veelhoek.
De samenvatting gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden