1.1
In 1940 ontdekten jongens schilderingen van 17.000 jaar oud in de grot van Lascaux.
Door de ontdekking werd de grot een historische informatiebron voor archeologen. Sommige vragen over de prehistorie zijn moeilijk te beantwoorden omdat er geen geschreven bronnen zijn uit die tijd.
Veel mensen vinden geschiedenis interessant. Met het kennis van verleden kun je dingen in het heden verklaren en voorspellingen doen voor de toekomst.
We verdelen de geschiedenis in 5 perioden en 10 tijdvakken. De meeste mensen gebruiken de christelijke jaartelling.
1.2
Er bestaan veel scheppingsverhalen over het ontstaan van de mens, zoals het verhaal van Adam en Eva.
Wetenschappers onderzoeken de vroegste geschiedenis op verschillende manieren. Volgens de evolutietheorie van de bioloog Darwin zijn planten en dieren in miljoenen jaren langzaam veranderd en zijn nieuwe soorten ontstaan. Uit opgravingen blijkt dat de mens evolueerde van aapachtige voorouder tot moderne mens.
Mensen verspreiden zich vanaf omstreeks 100.000 jaar geleden vanuit Afrika over de hele wereld. Door aanpassing aan verschillende levensomstandigheden ontstonden culturele en etnische verschillen.
1.3
Na de laatste ijstijd ontstond omstreeks 6000 v.C. een waterrijk gebied in West- en Noord-Nederland. In Zuid- en Oost-Nederland ontstonden dichte bossen
Mensen leefden eerst van jagen en voedsel verzamelen. Jagers- verzamelaars maakten spullen van materiaal uit de natuur. Ze leefden als nomaden in kleine groepen en hadden weinig bezittingen.
Onze kennis van de samenleving van jagers-verzamelaars is gebaseerd op archeologie, experimentele archeologie en bestudering van tegenwoordige jagers-verzamelaars.
In de geschiedenis onderscheiden we vijf soorten samenlevingen:
De samenleving van jager-verzamelaars De landbouwsamenleving De landbouw stedelijke samenleving De industriële samenleving De informatiesamenleving
Tekenaars brengen het verleden in beeld op basis van archeologische vondsten.
1.4
Omstreeks 9000 v.C. ontstond in het Midden-Oosten de akkerbouw en veeteelt. Mensen gingen hun eigen voedsel verbouwen.
Door de landbouwrevolutie ontstond de landbouwsamenleving waarin mensen leefden van landbouw op en vaste plaats in zelfvoorzienende dorpen. Boeren gingen werktuigen uitvinden waarmee ze beter werkten en gemakkelijker leefden.
Mensen verspreiden de landbouw over Azie, Europa en Afrika. In Nederland begon de landbouw omstreeks 5300 v.C. in Zuid-Limburg. In 3000 v.C. waren in heel Nederland landbouwsamenlevingen ontstaan.
1.5
Boeren geloofden in het hiernamaals. Hunebedden waren familiegraven waarmee voorouders werden vereerd.
Boeren vereerden goden in de natuur. Natuurgodsdiensten ontstonden doordat mensen veel onbegrijpelijke dingen meemaakten.
Jager-verzamelaars leefden als nomaden in kleine groepen. Daardoor waren verschillen in bezit, aanzien en macht klein.
In de landbouwsamenleving ontstonden grotere verschillen in bezit, aanzien en macht. Boeren konden veel bezitten en sommige boeren werden rijker dan andere. Boeren moesten met meer mensen rekening houden en afspraken maken. Er kwamen dorpshoofden met meer macht. Mensen met meer bezit of macht kregen meer aanzien.
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden
abdurahmaan
abdurahmaan
ik zit op het Hervormd lyceum west
4 maanden geleden
Antwoorden