Hoofdstuk 1

Beoordeling 9.7
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vmbo | 1656 woorden
  • 4 november 2020
  • 6 keer beoordeeld
Cijfer 9.7
6 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Methode
ADVERTENTIE
Twijfel je nog over jouw studiekeuze?

Of heb je hulp nodig bij het inschrijven? Bezoek dan onze Extra Open Avond op 7 juni. Kom een kijkje nemen en voel hoe het is om te studeren bij Hogeschool Inholland. Wij staan voor je klaar! 

Meld je aan!

Paragraaf 1 De Nederlandse staatsinrichting nu.

Monarchie en republiek:

Nederland is een monarchie. Dit betekent dat een erfelijke vorst staatshoofd is. De meeste landen hebben geen erfelijke staatshoofd: zij zijn een republiek en hebben een president als staatshoofd. Monarch betekent alleenheerser. Maar de koning heerst allang niet meer alleen, want Nederland is een democratie. Nederland wordt bestuurd door de regering. Maar de regering is wel afhankelijk van het parlement, dat door het volk is gekozen. Het parlement bestaat uit de 1e en 2e kamer. Landen met een alleenheerser worden een dictatuur genoemd.

Rechtsstaat:

Nederland is een constitutionele monarchie: een monarchie met een grondwet. De rechten van de burgers zijn, de grondrechten. Omdat iedereen, burgers en overheid zich aan de wet moeten houden is Nederland een rechtsstaat. De onafhankelijke rechtspraak is dat de rechters van niemand afhankelijk zijn, maar moeten zich alleen baseren op de wet. De rechterlijke macht is gescheiden van de wetgevende macht en de uitvoerende macht. Deze machtenscheiding is een belangrijk principe van de democratische rechtsstaat.

Regering en parlement:

De regering bestaat uit het kabinet plus de koning. De regeringsleider is de minister-president, ook wel de premier. De regering heeft twee taken:

-het land besturen en wetten maken

Het Nederlandse parlement heet de Staten-Generaal, en bestaat uit de 1e en 2e kamer. Meestal maakt eerst een minister een wetsvoorstel. De tweede kamer mag ze wijzigen (recht van amendement) en ze mogen ook zelf een wetsvoorstel indienen (recht van initiatief). De eerste kamer heeft deze wetgevende bevoegdheden niet. Wel kunnen de 1e en 2e kamer uitgaven van de regering verbieden (recht van budget). Ook hebben ze dezelfde controlerende bevoegdheden. Ze kunnen de ministers van staatssecretarissen laten komen om uitleg te geven wat ze hebben gedaan en wat ze van plan zijn (recht van interpellatie). Verder kunnen ze een uitgebreid onderzoek doen (recht van enquête).

Partijen:

Partijen die samenwerken in de regering worden coalitiepartijen genoemd. De partijen die geen lid zijn van de regering worden oppositie genoemd. De 1e kamer wordt via de indirecte verkiezingen gekozen. De burgers kiezen de Provinciale Staten en zij kiezen weer de 1e kamer.

Klassieke grondrechten:

In de klassieke grondrechten staat:

vrijheid van godsdienst en van meningsuiting, discriminatie is verboden, drukpers, media, vereniging en vergadering en vrijheid van onderwijs

Sociale grondrechten:

In de sociale grondrechten staat:

recht op bestaanszekerheid, onderwijs, gezondheidszorg, woongelegenheid, bewoonbaarheid, werk en rechtsbijstand.

Paragraaf 2 De grondwet van 1848.

In 1848 schreef de liberaal Thorbecke een nieuwe grondwet. De regering werd afhankelijk van de Tweede Kamer. De belangrijkste punten uit de grondwet van Thorbecke gelden nog steeds.

Het begin van het koninkrijk

Dit wil je ook lezen:

Nederland was in de 17e en 18e eeuw nog geen koninkrijk. De macht werd verdeeld door de rijke en machtigste families.Veruit de machtigste families waren de Oranjes. Toen in 1795 Franse troepen Nederland binnenvielen, sloegen de Oranjes op de vlucht naar Engeland. In 1810 maakte Napoleon Nederland een Franse provincie. In 1813 werden de Franse troepen uit Nederland verjaagd. 

Liberalen

Nederland was een constitutionele monarchie met een 1e en 2e kamer. Maar een democratie was het nog lang niet. De koning was niet alleen staatshoofd maar ook regeringsleider. De ministers waren zijn dienaren maar die hadden niet veel te zeggen. Het parlement had bijna niets te vertellen en was ook geen echte volksvertegenwoordiging. Rond 1825 ontstonden politieke stromingen die dat wilde veranderen. Een van de belangrijkste was het liberalisme. De liberalen wilde vrijheid van godsdienst. Burgers moesten ook kunnen meepraten en meebeslissen over het bestuur. 

1848

Willem I wilde niets veranderen aan zijn macht. Ook zijn zoon die hem in 1840 opvolgde wilde dat niet. Maar in 1848 kregen de liberalen hun kans. In Frankrijk brak de revolutie uit en de Franse koning vluchtte. Ook in andere kwam het volk in opstand. Willem II werd bang en gaf Thorbecke toestemming een nieuwe grondwet te schrijven.

De samenvatting gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Leraar worden

Alles wat je moet weten over leraar worden

Onschendbaar

Thorbecke was binnen een paar weken klaar met zijn grondwetsherziening. De grond wat van 1848 beperkte de koning zijn macht. De ministers waren niet langer dienaren. Deze ministeriële verantwoordelijkheid hield in dat de ministers alleen konden reageren met toestemming van het parlement. De onschendbaarheid van de koning betekende dat over de koning geen discussie mocht ontstaan.

Censuskiesrecht

De nieuwe grondwet bepaalde ook dat er voor de 2e kamer rechtstreekse verkiezingen kwamen: burgers gingen de Kamerleden zelf kiezen. Ook gingen de burgers hun gemeenteraad en hun Provinciale Staten kiezen. De liberalen vonden dat politiek alleen voor verstandige mensen die zelfstandig konden denken was. Daarom kwam het censuskiesrecht: alleen wie een flink bedrag aan de belasting kon betalen mocht stemmen.

Grondrechten

Tot 1848 waren alleen openbare scholen toegestaan. Nu mochten protestanten scholen en rooms-katholieken scholen stichten maar je moest die wel zelf betalen. Na 1914 betaalde de overheid ook bijzondere scholen. De belangrijkste punten van de grondwet uit 1848 gelden nog steeds.

Paragraaf 3 liberalen, conservatieven en confessionelen

Willem III probeerde zijn macht als koning te vergroten. Dat mislukte. De liberalen waren de sterkste groep in het parlement, maar vanaf 1870 kwamen er nieuwe groepen, zoals de confessionelen

Ruzie om luxemburg

Willem III was niet alleen staatshoofd van Nederland maar ook van Luxemburg. Frankrijk wilde Luxemburg en vroeg Willem III om het land af te staan voor geld wilde hij dat wel. Maar Pruisen was woedend over dit plan. Luxemburg was sinds 1815 lid geweest van de Duitse Bond. Op het laatste moment werd het plan afgeblazen. Frankrijk was boos en dreigt met oorlog. Het bleef gelukkig bij een dreigement. De Luxemburgse kwestie werd opgelost met een internationale conferentie.

Rekbaar als rubber

Het parlementaire stelsel had gezegevierd. Maar Nederland was nog geen democratie. Door het censuskiesrecht mochten alleen rijke mannen stemmen. Steeds meer liberalen vonden dat niet eerlijk. Als alleen hogere burgerij mocht stemmen, dan zou de regering alleen opkomen voor het belang van rijke burgers. Daardoor ontstond het caoutchouc-artikel. Een Frans woord voor rubber. Het maakte een geleidelijke uitbreiding van het kiesrecht mogelijk. In plaats van een achtste van alle mannen kon nu een kwart stemmen.

Kleine luyden

Door de uitbreiding van het kiesrecht kwamen er ook nieuwe politieke stroming. Ze wilden de achterstanden van deze groepen opheffen en hun gelijke rechten geven dit wordt emancipatie genoemd. De eerste emancipatie beweging die ontstond, waren antirevolutionairen. Dit waren protestantse christenen die zich verzetten tegen de groeiende invloed van niet-christelijke ideeën. De meeste antirevolutionaire verdiende niet genoeg voor het censuskiesrecht. Ze werden daarom kleine luyden genoemd. De leider van de antirevolutionaire was Abraham Kuyper

De schoolstrijd

Kuyper verzette zich vooral tegen de liberalen invloed op het onderwijs. De liberalen vonden dat de overheid alleen openbare scholen moest betalen. Protestanten en Katholieken mochten wel eigen scholen hebben, maar van de overheid kregen ze geen cent. Om sterker te staan richtte Abraham Kuyper in 1879 een partij op: Antirevolutionaire Partij (ARP). Om de ARP goed te kunnen bestrijden richtte de liberalen ook een partij op: Liberalen Unie

Katholieken

Ook de Katholieken richtte een partij op: Rooms-Katholieke Staatspartij (RKSP). De Katholieken en protestanten waren verbonden doordat ze allebei uitgingen van het christelijke geloof zij waren allebei confessioneel.

Paragraaf 4 Socialisten en feministen

Door de industrialisatie veranderde Nederland. De ellende van de arbeiders in de steden leidde tot de sociale kwestie. de socialisten wilden de verschillen in inkomen en macht kleiner maken. De feministen streefden naar vrouwenemancipatie

Industrialisatie

In 1848 waren er in Nederland nog weinig fabrieken maar in 1865 veranderd dat. De havens van rotterdam en Amsterdam groeiden doordat vanuit de hele wereld grondstoffen voor de industrie werden aangevoerd. Nederland veroverde geen nieuwe kolonies, maar deed wel mee met het modern imperialisme. Ook werd Nederland-Indië een afzetmarkt voor de Nederlandse industrie.

Sociale kwestie

De beginnende industrialisatie van nederland leidde tot sociaaleconomische veranderingen. Op het platteland was minder werken dus de mensen trokken naar steden om werk te vinden. Door deze verstedelijking ontstonden grote arbeiderswijken,vol slechte, kleine woningen. Het verschil tussen armoede van de arme en de groeiende welvaart van de rijkere burgers was heel goed te zien. Deze sociale kwestie was vanaf 1870 een van de belangrijkste onderwerpen in de politiek.

De beginnende industrialisatie van nederland leidde tot sociaaleconomische veranderingen. Op het platteland was minder werken dus de mensen trokken naar steden om werk te vinden. Door deze verstedelijking ontstonden grote arbeiderswijken,vol slechte, kleine woningen. Het verschil tussen armoede van de arme en de groeiende welvaart van de rijkere burgers was heel goed te zien. Deze sociale kwestie was vanaf 1870 een van de belangrijkste onderwerpen in de politiek.

Socialisme en vakbonden

Om hun lot te verbeteren richtte de arbeiders met hetzelfde beroep vakbonden op. Samen staan we sterk, was het idee. Daarnaast kwam een politieke stroming die zich richtte op verbtering van de sociaaleconomische positie van de arbeiders: het socialisme. Het socialisme streefde naar meer gelijkheid. De verschillen tussen inkomsten en bezit moesten kleiner worden. In het begin waren deze socialisten erg extreem.

Sociaaldemocraten

Na 1890 kwamen er ook meer gematigde socialisten: de sociaaldemocraten. Zij wilden meedoen met het parlementaire stelsel en samen met andere partijen verbetering voor de arbeiders bereiken. In kleine stapjes via wetten. In 1894 richtten ze de Sociaaldemocratische arbeiderspartij (SDAP) op. De partijleider was Pieter Jelles Troelstra. De SDAP dacht dat ze door algemeen mannenkiesrecht de grootste partij konden worden.

Liefdadigheid

De sociaaldemocraten vonden dat de overheid het leven van de arbeiders moest verbeteren. De liberalen waren eigenlijk tegen dit soort zaken maar meer overheid betekende volgens hen meer vrijheid. Zij werkten mee aan een sociale wetgeving. Tot 1848 waren de armen en de werklozen afhankelijk van de kerk of van rijke burgers maar Thorbecke wilde dit veranderen hij wilde dat de overheid hier voor ging zorgen. Armenzorg moest geen liefdadigheid zijn, maar een recht. Daardoor kwam er in 1854 een Armenwet

Sociale wetgeving

In 1874 kwam het kinderwetje van Van Houten (Samuel van Houten). Deze wet verbood kinderarbeid in fabrieken en werkplaatsen. Kinderen tot 12 jaar mochten daar niet meer werken. Rond 1900 kwamen er meer sociale wetten, zoals de Ongevallenwet en de Woningwet.

Vrouwenkiesrecht

Vrouwen waren een lange tijd ondergeschikt aan hun man:

  • ze mochten bijvoorbeeld geen echtscheiding aanvragen
  • burgervrouwen mochten geen betaald werk doen
  • moesten alles in het huishouden doen

Rond 1890 ontstond een beweging voor vrouwenemancipatie: het feminisme. Een eis was vrouwenkiesrecht. Hiervoor richtten feministen in 1894 de Vereniging voor Vrouwenkiesrecht op. De voorzitter was Aletta Jacobs

Werkende vrouwen

Wilhelmina Drucker leidde de Vrouwen Vereniging zij was het niet eens dat mannen en vrouwen geen gelijke rechten hadden. Pas in 1919 kregen vrouwen kiesrecht. Het feminisme van rond 1900 noemen we de Eerste Feministische Golf.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.