Vervolgd en Vergeten

Beoordeling 5.8
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas vwo | 2233 woorden
  • 13 maart 2002
  • 12 keer beoordeeld
Cijfer 5.8
12 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
ADVERTENTIE
Sturen mensen in jouw appgroep ongevraagd naaktbeelden door?

Weinig mensen zitten te wachten op ongevraagde naaktbeelden, maar toch worden ze massaal doorgestuurd. Het verspreiden van zulke beelden is eenvoudig, maar kan grote gevolgen hebben voor degene over wie het gaat. Het is dus belangrijk om in actie te komen als je ongevraagd naaktbeelden van iemand hebt ontvangen. Weten wat jij het beste kunt doen? 

Check het nu!

Samenvatting Vervolgd en Vergeten.

Hfdst. 1, Anne Frank kwam niet alleen. Op 30 Januari 1933 werd Hitler rijkskanselier, dit voorspelde voor Joden niet veel goeds. Hitler vond Joden Untermenschen. Vanaf 1 April boycotte Hitler Joodse ondernemingen. Op 10 Mei 1933 werden in heel Duitsland boekverbrandingen van Niet-Duitse schrijvers georganiseerd. In de zomer van ‘35 kwamen er in horecagelegenheden bordjes met “Joden Ongewenst” erop. Op 15 September ‘35 kwamen de Neurenbergwetten. Dit hield in dat een niet-jood niet met een Jood mocht trouwen. Op 28 Oktober 1938 moesten alle Poolse Joden Duitsland verlaten, hierop moesten alle Duitse Joden Polen verlaten. In de nacht van 9 op 10 november ‘38 werden veel Joodse huizen, winkels en synagoge vernield. Op feestdagen geen vervoersmiddelen mag gebruiken. De Tilburgse Israëlitische gemeente verzocht de O’wijkse gemeente controle te plegen op de inkomens van de directie van de Oisterwijkse schoenenfabriek. Maar de gemeente weigerde dit. Veel Joden in Oisterwijk wilde niet alleen met Joden trouwen, maar ook met Katholieken of Protestanten. Zo ook slager en veehandelaar S. van Straten, hij had als knecht bij A. van Oss gewerkt, waar hij z’n later vrouw Dina Koster leerde kennen. Toen ze in ‘31 wilde trouwen, gaf dat problemen, want het christendom keurde dit af. De Joden kwamen maar met weinigen anderen in aanraking, afgezien van J. Gosselaar, die aan de wieg van voetbalclub NEVELO stond. En afgezien van S. Kanstein, die actief was bij zwemclub Wargo. In de 18e en 19e eeuw woonden in O’wijk vele Joden, maar in de 20e eeuw vertrokken deze. Alleen fam. van Oss bleef, deze hadden een slagerij aan de lind, die later doorgegeven werd aan hun zoon Bob. Deze slagerij was een toevluchtsoord voor Joden, die er als knecht of dienstbode konden werken, ook was de slagerij een pension. Waar o.a. ook S. Kanstien logeerde. De Nederlandse regering gaf de hele zorg van vluchtelingen over aan Joodse organisaties, maar deze waren aan de ene kant heel goed voor de vluchtelingen, maar aan de andere kant waren ze erg bang voor het antisemitisme.

Hfdst. 4, De akelige 2 procent. A, van der Heijden-Lobstein fietste met haar dochter door het bos toen ze de toespraken van Arnold Meijer hoorde, waar ze ontzettend van schrok. Toen een Joodse chef van de sigarenfabriek Katholieke werkneemster wilde trouwen, wilde de kerk daar een stokje voor steken. Maar dit mislukte. Volgens de pastoor hoorden Braadbaart en andere Niet-katholieke tot de akelige 2 procent. In 1905 verhuisde de familie naar Breda omdat ze in O’wijk geen woning konden vinden, pas in November 1911 kon de familie weer in O’wijk gaan wonen. Het antisemitische Zwarte front, met leider Arnold Meijer behaalde bij de verkiezingen in ‘35 en ‘39 2 zetels. Het Zwart Front wilde een gastrechtstatuut voor Joden, dit zou betekenen dat Joden veel beperkingen kregen. Ook wilde Meijer Joden uit overheidsdienst ontslaan en de Joden in andere banen zo veel mogelijk beperken. Uitgever Fons van den Bogaard maakte en verspreidde veel werken over de verderfelijke invloed van Joden. In O’wijk probeerde het zwart front steun te krijgen door pamfletten rond te sturen. Arnold Meijer die naast de O’wijkse schoenenfabriek woonde diende een bezwaarschrift tegen de vestiging van deze fabriek in en hij vond dat de Joodse directie goede Oisterwijkers benadeelde door arbeiders van buiten O’wijk aan te nemen. Maar dat was niet zo want van de 47 werknemers kwamen er 6 niet uit O’wijk. Het Zwart front had onder de O’wijkse middenstand grootte aanhang. In een artikel in het Kerkklokje werd geconstateerd dat in Duitsland ook veel katholieken zich bij Hitler aan hadden gesloten. Op 11 Augustus 1937 schreef J. de Jong een woedende brief aan de leiding van het filmspel Franciscus, want volgens het tekstboekje hadden de meespelende toeschouwers moeten roepen “Dat is geen vader meer, dat is een beest’’ Maar ze riepen “Dat is geen vader meer, dat is een Jood”. Na de reichskristallnacht kwam er een landelijke hulpactie voor Joodse vluchtelingen op gang, ook in O’wijk werd een hulpcomité gevormd. En daarin zaten Max Weil, Erich Adler, de pastoor, burgemeester Verwiel en veel middenstanders.

Hfdst. 5, Verboden voor Joden. Eerst wilde Hitler alleen dat Joden emigreerde, maar later moesten ze ook naar concentratie- kampen. Dat emigreren was alleen weggelegd voor de rijkere Joden, zoals Erich Adler. E. Adler vertrok naar de V.S. Voor F. Oppenheimer liep het minder goed af, hij wilde na de Duitse inval in Mei 1940 via IJmuiden met de boot naar de V.S. toe gaan. Maar hij werd aangehouden en naar een concentratiekamp gebracht, waar hij het eerste Oisterwijkse-Joodse oorlogsslachtoffer werd. In Oktober ‘40 kreeg de gemeente O’wijk enkele fascistische maatregelen van de Duitsers. Alle Nederlandse ambtenaren moesten een niet-jood verklaring tekenen en vele deden dit ook. Er was wel verzet door door J. Koopman die een brochure had gemaakt, waar instond dat gemeentes de Joodse ambtenaren niet moesten ontslaan. De gemeente O’wijk deed dit ook niet. Joodse ondernemingen moesten zich na 22 Oktober ‘40 laten registreren. Vanaf 8 Augustus 1941 moesten de Joodse ondernemingen hun inkomsten op een door de Duitsers gecontroleerde bank storten. Ook werden veel Joden uit hun baan ontheven of mochten ze slecht hun beroep alleen voor Joden uitoefenen. In Juni 1940 werden uit het huis dat door de families Adler en Openheimer werd gebruikt hun buitenlandse gasten gevorderd. Ook werden erg veel bezittingen gevorderd. Deze bezittingen werden in 1943 en ‘44 geveild in Den Haag. Op 31 Januari ‘40 moesten alle Joodse medewerkers van de lederfabriek ontslag nemen, en werd het bedrijf een staatsbedrijf van de Duitsers. Directeur van de lederfabriek Chris v.d. Aa werd door de Duitsers positief veroor- deeld. Op 8 Februari 1942 gaven de Duitsers aan de SD een zeer goede beoordeling, maar daar had de SD weinig aan want v.d. Aa was al overleden. Op de begrafenis en bij het 25 jarig bestaan van de lederfabriek was goed te zien dat de fabriek in Duitse handen was. Want op de begrafenis waren erg veel Duitsers en bij het jubileum werd door de Duitser over de oprichter v.d. Aa ge- sproken, maar er werd niets gezegd over Adler en Oppenheimer. De Oisterwijkse schoenenfabriek Vedeha werd onder Duits bestuur geplaatst. Op 14 april ‘42 deden Pechacek, Schuchmann en een NSB-accountant hun intreden in de fabriek. Vedeha moest elke maand 1200 gulden betalen aan de NAGU. De oude directeur Isidore van der Heyden mocht nog wel 2 maanden blijven werken. De werknemers werden door 2 Duitsers onder druk gezet om lid te worden van de fascistische Arbeidsfront, de NAF. Maar acht van de 100 werknemers deden dit. Voor handelaren was het makkelijker om door te kunnen werken. Toch lagen de verraders op de loer. E.G. Geurts was zo’n verrader. Hij probeerde het leven van slager van Straten het leven zuur te maken. Na de oorlog werd Geurts veroordeeld voor het verraad van 25 O’wijkers. Hij kreeg 9 jaar gevangenisstraf. Op 10 Jan. ‘41 moesten Joden zich laten inschrijven in een bevolkingsregister. Later moesten Joden ook nog een J in het paspoort hebben. In ‘41 mochten Joden niet meer baden in het openbaar. Ze mochten alleen in Joodse hotels of pensionnetjes logeren. En aan gemeentegrenzen kwamen bordjes met ‘beperkte leefruimte voor Joden’. Joden moesten fietsen en radio’s inleveren. Telefoneren, auto rijden en gebruik maken van het openbaar vervoer werden in ‘42 verboden. Op 3 mei werd de gele Jodenster ingevoerd en vanaf 30 juni ‘42 moesten Joden tussen 20.00u en 6.00u thuis zijn. In het najaar ‘41 moesten Joodse kinderen van speciale en openbare scholen weg. In O’wijk zat op de O.S.V. 1 Joods meisje dat nu naar een Joodse school in Meppel moest gaan. Maar de moeder probeerde het kind toch in O’wijk op school te houden. En op 3 jan. ‘42 kregen ze bericht dat het kind op de O.S.V. mocht blijven In O’wijk zat nog ‘n Joodse leerling op school, dit was Ellen Marie Vogel. Zij zat op school in het pensionaat bij de Catharineberg. Op 28 Aug. ‘41 kreeg haar peetoom te horen dat het meisje niet langer in O’wijk naar school kon gaan. De peetoom zocht samen met de zusters van de Catharineberg en met de gemeente een oplossing. Uiteindelijk bleef Ellen tot haar onderduiken in Juli ‘42 op de Catharineberg op school.

De samenvatting gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen

Hfdst. 5, Verboden voor Joden. Eerst wilde Hitler alleen dat Joden emigreerde, maar later moesten ze ook naar concentratie- kampen. Dat emigreren was alleen weggelegd voor de rijkere Joden, zoals Erich Adler. E. Adler vertrok naar de V.S. Voor F. Oppenheimer liep het minder goed af, hij wilde na de Duitse inval in Mei 1940 via IJmuiden met de boot naar de V.S. toe gaan. Maar hij werd aangehouden en naar een concentratiekamp gebracht, waar hij het eerste Oisterwijkse-Joodse oorlogsslachtoffer werd. In Oktober ‘40 kreeg de gemeente O’wijk enkele fascistische maatregelen van de Duitsers. Alle Nederlandse ambtenaren moesten een niet-jood verklaring tekenen en vele deden dit ook. Er was wel verzet door door J. Koopman die een brochure had gemaakt, waar instond dat gemeentes de Joodse ambtenaren niet moesten ontslaan. De gemeente O’wijk deed dit ook niet. Joodse ondernemingen moesten zich na 22 Oktober ‘40 laten registreren. Vanaf 8 Augustus 1941 moesten de Joodse ondernemingen hun inkomsten op een door de Duitsers gecontroleerde bank storten. Ook werden veel Joden uit hun baan ontheven of mochten ze slecht hun beroep alleen voor Joden uitoefenen. In Juni 1940 werden uit het huis dat door de families Adler en Openheimer werd gebruikt hun buitenlandse gasten gevorderd. Ook werden erg veel bezittingen gevorderd. Deze bezittingen werden in 1943 en ‘44 geveild in Den Haag. Op 31 Januari ‘40 moesten alle Joodse medewerkers van de lederfabriek ontslag nemen, en werd het bedrijf een staatsbedrijf van de Duitsers. Directeur van de lederfabriek Chris v.d. Aa werd door de Duitsers positief veroor- deeld. Op 8 Februari 1942 gaven de Duitsers aan de SD een zeer goede beoordeling, maar daar had de SD weinig aan want v.d. Aa was al overleden. Op de begrafenis en bij het 25 jarig bestaan van de lederfabriek was goed te zien dat de fabriek in Duitse handen was. Want op de begrafenis waren erg veel Duitsers en bij het jubileum werd door de Duitser over de oprichter v.d. Aa ge- sproken, maar er werd niets gezegd over Adler en Oppenheimer. De Oisterwijkse schoenenfabriek Vedeha werd onder Duits bestuur geplaatst. Op 14 april ‘42 deden Pechacek, Schuchmann en een NSB-accountant hun intreden in de fabriek. Vedeha moest elke maand 1200 gulden betalen aan de NAGU. De oude directeur Isidore van der Heyden mocht nog wel 2 maanden blijven werken. De werknemers werden door 2 Duitsers onder druk gezet om lid te worden van de fascistische Arbeidsfront, de NAF. Maar acht van de 100 werknemers deden dit. Voor handelaren was het makkelijker om door te kunnen werken. Toch lagen de verraders op de loer. E.G. Geurts was zo’n verrader. Hij probeerde het leven van slager van Straten het leven zuur te maken. Na de oorlog werd Geurts veroordeeld voor het verraad van 25 O’wijkers. Hij kreeg 9 jaar gevangenisstraf. Op 10 Jan. ‘41 moesten Joden zich laten inschrijven in een bevolkingsregister. Later moesten Joden ook nog een J in het paspoort hebben. In ‘41 mochten Joden niet meer baden in het openbaar. Ze mochten alleen in Joodse hotels of pensionnetjes logeren. En aan gemeentegrenzen kwamen bordjes met ‘beperkte leefruimte voor Joden’. Joden moesten fietsen en radio’s inleveren. Telefoneren, auto rijden en gebruik maken van het openbaar vervoer werden in ‘42 verboden. Op 3 mei werd de gele Jodenster ingevoerd en vanaf 30 juni ‘42 moesten Joden tussen 20.00u en 6.00u thuis zijn. In het najaar ‘41 moesten Joodse kinderen van speciale en openbare scholen weg. In O’wijk zat op de O.S.V. 1 Joods meisje dat nu naar een Joodse school in Meppel moest gaan. Maar de moeder probeerde het kind toch in O’wijk op school te houden. En op 3 jan. ‘42 kregen ze bericht dat het kind op de O.S.V. mocht blijven In O’wijk zat nog ‘n Joodse leerling op school, dit was Ellen Marie Vogel. Zij zat op school in het pensionaat bij de Catharineberg. Op 28 Aug. ‘41 kreeg haar peetoom te horen dat het meisje niet langer in O’wijk naar school kon gaan. De peetoom zocht samen met de zusters van de Catharineberg en met de gemeente een oplossing. Uiteindelijk bleef Ellen tot haar onderduiken in Juli ‘42 op de Catharineberg op school.

Hfdst. 6, Een enkele reis Westerbork-Auschwitz. Tot de zomer ‘41 moesten de Joden alleen maar emigreren. Maar na de Duitse inval in de S.U. moesten Joden naar concentratiekampen gebracht worden. Veel Nederlandse Joden en hun spullen werden geregistreerd. In nov. ‘41 moesten 40000 Joden gaan werken in Auschwitz, maar dit werd op grote schaal genegeerd. Na een brief tegen deportaties van 10 kerkgenootschappen besloot Seis-Inquart alle christelijke Joden niet te deporteren. Maar op 2 aug. ‘42 werden er 245 katholieke Joden opgehaald. In O’wijk woonde 4 christelijke Joden nl.: Ellen-Marie Vogel en de familie Bing. De familie Bing werd opgepakt door 2 agenten en naar Tilburg gebracht vanwaar de familie naar Auschwitz gedeporteerd werden, waar ze alle drie overleden. Ellen-Marie Vogel werd niet opgepakt, er werd aan de agenten verteld dat het meisje in de Sint-Maartenskliniek verpleegd werd. In die kliniek zou Ellen onderduiken totdat de Duitsers het pand in ‘44 vorderde, waarna ze naar een kliniek voor doofstommen verhuisde. Hier maakte ze ook de bevrijding mee. Na de bevrijding ontdekte ze dat haar familie en peetoom dood waren, waardoor ze een wees was. Ze werd geadopteerd door de vroegere secretaresse van haar vader. Na 27 Aug. ‘42 moesten ook Nederlandse Joden opgepakt worden. Vanaf een verzamelpunt vertrokken 275 Joden naar Westerbork. Vanaf nu zou de S.D. niet meer aankondigen, maar zou de S.D. gewoon binnenvallen. In nov. ‘42 werden er weer veel mensen gedeporteerd vanuit Brabant. De autoriteiten die niet meewerkten werden ontslagen en kregen geen pensioen meer. Doordat er zo goed meegewerkt werd konden er met gemak 40.000 Joden gedeporteerd worden. Alle overgebleven Joden in O’wijk in sept. okt. ‘42 waren gevlucht of zaten ondergedoken. Bijna alle vanuit O’wijk gedeporteerde Joden kwamen in Auschwitz om. In Auschwitz werd meteen geselecteerd, wie er wel en niet zou gaan “douchen”.

Hfdst. 7, Zolderkamertjes en geheime pensionnetjes. In de herfst van ‘42 zaten in Nederland 22.000 Joden ondergedoken, hoewel het moeilijk was om een onderduik adres te vinden. Op 3 Sept. ‘42 waren de directeuren van de schoenenfabriek Vedeha al 2 weken niet meer komen werken. I. v.d. Heijden was met z’n familie ondergedoken in Haaren. In Aug. ‘43 verhuisde ze naar A’dam. Na de hinderwinter maakte ze in ‘45 de bevrijding mee. Leo v.d. Heijden had in Tilburg ondergedoken gezeten en had de bevrijding ook meege- maakt. J. Heimans dook ook in Tilburg onder. Na de bevrijding had hij een zoon gekregen. In de O’wijkse bossen waren veel onderduikadressen. Bij W. Brugman doken erg veel mensen onder.n Op 3 Okt. ‘43 werd er bij hem een Joodse familie opgepakt. In ‘44 zou Brugman hiervoor nog opgepakt worden. Een ander onderduikadres was dat van J.Menage, al in ‘39 nam hij vluchtelingen op. Op 28 Aug ‘42 hielp hij zijn buurman van de deportatielijst af. In Sept ‘42 kwam er weer een Jood bij hem. Op een dag werd er bij Menage binnen gevallen, maar er werd niemand gevonden. Bij een latere inval werd er weer niets gevonden. Doordat bij deze inval Joodse spullen gevonden werden moest Menage toch de cel in. Maar eind Mei ‘43 stond hij weer op vrije voeten. L. Madlener werd gezien als verrader. Hij had veel mensen dwars gezeten en dat werd hem verweten. Maar het Eindhovens Tribunaal beweerde dat Madleners schuld niet goed genoeg bewezen was. De familie Muskens uit Moergestel bood ook onderdak aan vluchtelingen. Een van deze families verhuisde naar O’wijk, naar Mevr. Gollin.

Hfdst. 8, Vlucht naar vrijheid. Veel Joden probeerde het bezette gebied ook te ontvluchten, vele naar Zwitserland. B. van Oss en zijn vrouw vluchtte in ‘42 naar Parijs, vanwaar ze naar Zwitserland vertrokken. Na veel moeite bleven ze een tijdje in Zwitserland. Waarna ze naar Londen verhuisde. Op 1 Aug. ‘45 keerde ze terug naar O’wijk. Ook de gehele familie Kanstein vluchte. Na veel voorbereidingen vluchtten ze naar België. Enkele leden van de familie werden opgepakt maar andere leden van de familie maakte de bevrijding mee. Paula Elzas vluchtte ook, via Roosendaal kreeg ze in België een persoonsbewijs waarna ze doorreisde naar Parijs. Na veel heen en weer gereis tussen Normandie en Parijs kreeg ze uiteindelijk in een kasteel een baan als gouvernante. Na de bevrijding weigerde ze weer voor de lederfabriek te gaan werken. Een groep vluchtelingen waren de Palestina- Pioneers, K. Mendel was lid van deze groep. Nadat hij in ‘42 een familie opgepakt zag worden besloot hij om in Tilburg onder te duiken. Na gevlucht te zijn door de Pyreneeën besloot hij na de oorlog naar Israël te verhuizen.

Hfdst. 9, Vervolgd & Vergeten. 75 % van de Nederlandse Joden kwamen in concentratiekampen om het leven, opvallend was dat er meer Duitse Joden dan Nederlandse Joden gedeporteerd werden. In O’wijk werden ook meer Duitse dan Nederlandse Joden gedeporteerd. Wilde je in de oorlog onderduiken dan had je contacten en geld nodig, wat de meeste mensen niet hadden. Na de oorlog kwamen veel mensen niet terug naar O’wijk, mede omdat ze boos waren op de leerfabriek handelen tijdens de oorlog. Na de oorlog moesten veel Duitse Joden bewijzen dat ze in de oorlog aan de Nederlandse zijde hadden gestaan. Veel mensen die terug kwamen na de oorlog zagen dat hun huizen bewoond waren door andere mensen. Veel Joden veranderde na de oorlog van geloof om verdere problemen te voorkomen. Na de 2e wereldoorlog lag de aandacht niet bij de Joodse oorlogsslachtoffers, maar bij de oorlog die Nederland tegen Indonesië voerde, daarom kwam er pas op 4 mei ‘98 een goede gedenksteen voor de Joodse oorlogsslachtoffers in O’wijk.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.