Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Verlichtingsideeën en democratische revoluties 1650-1848

Beoordeling 7
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 6e klas vwo | 2884 woorden
  • 11 januari 2016
  • 5 keer beoordeeld
Cijfer 7
5 keer beoordeeld

Verlichtingsideeën en democratische revoluties 1650-1848

1. Verlichte ideeën over de ideale samenleving

Geleerden in de Middeleeuwen waren meestal geestelijken die onderzoek deden naar dingen die te maken hadden met godsdienst. Vanaf de renaissance werden er meer diverse onderwerpen onderzocht, door ook niet-geestelijken. Er kwam een periode van veel onderzoek: de Wetenschappelijke Revolutie. Kenmerken:

Nieuwe manier van onderzoeken: observeren, experimenteren en redeneren

Grote veranderingen in het leven van mensen (vooruitgang in zorg, energiebronnen)

Verzet van de Kerk, overheid en bevolkingsgroepen (soms met geweld)

De Renaissance-onderzoekers wilden elk onderzoek baseren op waarneming, ervaring en experiment: het empirisme. Anndreas Vesalius legde de basis voor de moderne westerse geneeskunde.

De katholieke Kerk bood in de 16e eeuw veel weerstand. De twee bekendste slachtoffers van de kerk zijn Galileo Galilei en Giordano Bruno. Vanaf het einde van de 16e eeuw werd het wetenschappelijk klimaat gunstiger. Onderzoekers gingen samenwerken in wetenschappelijke verenigingen, die steun kregen van regeringen. In de 17e eeuw was wetenschap zo normaal dat Rembrandt een arts schilderde die een lichaam ontleedde voor zijn scholieren. Isaac Newton werd tot de adelstand verheven met zijn leer van de zwaartekracht. Antoni van Leeuwenhoek ontwierp goede microscopen.

Door de wetenschappelijke Revolutie groeide het aantal mensen dat niet zo maar meer aannam wat in de Bijbel stond, maar het eigen verstand ging gebruiken. Ook werd er veel nagedacht over de inrichting van de maatschappij en over godsdienst. Dit leidde tot de Verlichting (18e eeuw).

Verlichters vonden dat de samenleving, net zoals de natuur, op een redelijke manier met het verstand moest worden onderzocht. Met deze kennis konden problemen in de samenleving worden opgelost (rationalisme optimisme & vooruitgangsgedachte).

In de Middeleeuwen was het leven na de dood belangrijker dan de voorbereiding op aarde. In de Verlichting vond men het belangrijk dat het leven op aarde ook gelukkig was.

De uitgangspunten van verlichters:

Vrijheid: vrijheid van meningsuiting, vrijheid van drukpers, godsdienstvrijheid en handelsvrijheid

Gelijkheid: gelijke kansen en gelijke rechtspraak. Er waren wel verschillen in het denken over gelijkheid. Namelijk over:

Taken van vrouwen: vrouwen moeten gelijk zijn aan mannen vs. er is nou eenmaal biologisch verschil en vrouwen hebben dus een andere taak dan mannen

Afschaffing van de slavernij: iedereen moet gelijk zijn ongeacht afkomst vs. slavernij afschaffen gaat te ver

Religieuze tolerantie

Scheiding tussen kerk en staat

Vrijheid om eigenbelang na te streven op economisch gebeid zorgt voor welvaart voor iedereen

Vrijemarkteconomie, vrijhandel en zo weinig mogelijk overheidsingrijpen

Volkssoevereiniteit: machthebbers zijn verantwoording schuldig aan het volk, omdat het volk de macht heeft en die geeft aan de machthebbers

Sociaal contract tussen volk onderling: om oorlog tussen vorst en burgers en burgers onderling te voorkomen

Scheiding der machten: theorie van Montesqieu:

Wetgevende macht: maakt wetten

Uitvoerende macht: voert wetten uit

Rechtsprekende macht: spreekt recht

Er was onverdeeldheid over de rol van God in het dagelijks leven. Sommige dachten dat God de schepper was, maar niet in greep in de wereld. Anderen wisten niet eens zeker of ze wel in God moesten geloven. Deze groep noemen we de agnosten.

Verbreiding van de Verlichting door middel van:

Boeken, tijdschriften en bibliotheken. Het belangrijkste boek was de encyclopedie.

Salons en koffiehuizen. Rijke mensen kwamen bijeen om over hun ideeën te praten.

Toneel. Ideeën van de Verlichting werden zo verspreid onder alle lagen van de bevolking.

Ontduiken van de censuur. Hoe?

Door kritiek niet direct te uiten, maar het te verwerken in een fictief personage

Door dubbelzinnige formuleringen te gebruiken

Door boeken illegaal of in het buitenland (NL of GB) uit te geven

 

2. Het absolutisme gaat in de Europese politiek de toon aangeven

In Frankrijk hadden ze het Ancien Régime: absolute macht van de Franse koning. Er was een regeringsvorm waarbij de koning alle macht in handen had: het absolutisme. De absolute vorst was ervan overtuigd dat hij dor God was aangewezen om zijn onderdanen te besturen: het Droit divin. De koning was alleen aan god verantwoording schuldig. Op verschillende terreinen vond er uitbreiding plaats:

Politiek: de steden wouden niet onder het centrale bestuur van de edelen leven, die veel macht hadden. Dus onderwierpen de steden zich aan de koning, in ruil voor geld en militaire steun voor een leger. De edelen konden toen niets meer beginnen tegen de vorst, want hij was door God gekozen en had de steun van de steden.

Economisch: de vorsten regelden alles op economisch gebied en versterkten hiermee de eigen economie en het leger. Hij hief veel belasting om het ambtenarenapparaat en het leger te kunnen betalen. Het economisch beleid werd gekenmerkt door het mercantilisme: op eigen handel en nijverheid werden subsidies en voorrechten verleend en over geïmporteerde rechten moesten invoerrechten worden betaald. Er werd veel geëxporteerd en weinig geïmporteerd waardoor er meer geld binnenkwam dan eruit ging.

Militair: de vorsten hadden het geweldsmonopolie; vloot en leger stonden onder hun gezag. Trouwe edelen werden militaire bevelhebbers. Lodewijk XIV richtte een leger op dat altijd beschikbaar was: een staand leger. Vroeger hadden ze vooral huurlegers of moesten ze rekenen op de steun van de legers van de edelen.

Godsdienst: er werd bijna overal één godsdienst ingevoerd, vanwege geloofsovertuiging of om godsdienstoorlogen te voorkomen.

In slechts twee landen in Europa heerste geen absolute vorst: de Republiek en Engeland.

De Republiek: na de Opstand verenigden de zelfstandige gewesten zich en vormden ze de Republiek

Engeland: de Engelse koning werd gedwongen de Magna Charta te tekenen. De koning kon geen belastingen meer opleggen zonder toestemming van de adel, geestelijkheid en burgerij. Later werd een parlement opgericht. In de 17e eeuw ontstond een burgeroorlog tussen de aanhangers van de koning en de aanhangers van het parlement. De koning vluchtte en NL stadhouder Willem III werd koning van Engeland. Hij stemde in met een uitbreiding van de rechten van het parlement (Bill of Rights).

De samenvatting gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Eindexamens

Alles wat je moet weten over de eindexamens

Het ontstaan van het absolutisme gebeurde tegelijk met de Verlichting en de Wetenschappelijke Revolutie. Er was veel onenigheid tussen de vorsten en de verlichters. Sommige vorsten waren wel tolerant richting de verlichters en gaven ze beperkte vrijheid. Die vorsten noemden ze verlichte despoten en zij voerden het verlicht absolutisme. Ze hadden nog steeds alle macht in handen, maar hielden meet rekening met de bevolking. Een voorbeeld van zo’n vorst was Frederik de Grote, koning van Pruisen. Hij voerde beperkte persvrijheid in, schafte de pijnbank af, gaf meer vrijheid aan christelijke minderheden en schafte horigheid op zijn eigen grondgebied af.

3. De Franse Revolutie

Indirecte oorzaken van de Franse Revolutie:

De geestelijkheid en de adel hebben het veel beter dan de rest van de bevolking: ze hoefden geen belasting te betalen en kregen grondgebied en ze kregen de hoogste functies in de Kerk, het leger en het bestuur van het land

Ontevredenheid onder andere bevolkingsgroepen: ze wilden geen herendiensten meer doen, wilden eerlijkere werkomstandigheden en een eerlijk loon en de rijkere burgers wilden ook belangrijke functies

Het land wordt slecht bestuurd: de regering had grote schulden, oneerlijke rechtspraak

Het verloop van de Franse Revolutie:

De Derde Stand komt in verzet. De koning wilde dat de adel en edelen belasting gingen betalen om de economische crisis te verhelpen, maar zij wilden dit niet en zeiden dat de koning de Staten-Generaal om toestemming moest vragen. Dit was een vergadering van alle drie standen. Er werd per stand gestemd, en de edelen spanden samen met de adel om de meerderheid te behalen. Maar toen ging de derde stand apart vergaderen als Nationale Vergadering. Ze besloten dat Frankrijk een grondwet moest krijgen. Ze kregen steun van de meeste lage geestelijken en sommige edelen.

De reactie van de koning leidt tot de bestorming van de Bastille en de eerste revolutie. De koning verbood de Nationale Vergadering, maar de derde stand trok zich er niets van aan. De koning trok het verbod weer in, maar liet wel troepen naar Parijs komen. De bevolking was bang voor de soldaten en bestormde de Bastille. De koning haalde de troepen weg, maar het was te laat. Na de val van de Bastille werd op het platteland een roddel verspreid dat de edelen soldaten aan het verzamelen waren om boeren te vermoorden. De boeren raakten in paniek en plunderden het landgoed van de edelen.

In de steden kozen de burgers de kant van de NV. Uit angst voor de NV keurde de koning alle besluiten goed. De besluiten:

Afschaffing van de voorrechten van edelen en adel

Openstelling van alle ambten in de regering, Kerken en het leger voor iedereen

Toestemming voor rijke burgers en boeren om grond de kopen van de Kerk

Beperking van de macht van de koning Frankrijk werd een constitutionele monarchie

Invoering trias politica

Invoering van beperkt kiesrecht dat de macht in de handen van de gegoede burgers legde

Eerder had de NV al en Verklaring van de rechten van de mens en burger gemaakt, waarin de ideeën over grondrechten stonden. Die verklaring fungeerde nu als inleiding van de grondwet.

Tweede revolutie: Frankrijk wordt een republiek en de radicalen verslaan hun vijanden. Koning Lodewijk XIV en zijn vrouw en kinderen probeerden te vluchten naar het buitenland, waar de Franse edelen troepen hadden. Ze werden onderweg herkend en gevangengenomen. Alle aanhangers van de koning werden vermoord.

Nadat Frankrijk de oorlog aan Oostenrijk (geboorteland vrouw Lodewijk) verklaarde, vielen Oostenrijk en Pruisen (bondgenoot O) Frankrijk binnen. Lodewijk werd afgezet en later vermoord (tweede revolutie) n in september 1792 werd de republiek uitgeroepen. Maar de Jacobijnen (radicale parlementsleden) vonden dat er nog meer verander moest worden moest worden, de Girondijnen (gematigde parlementsleden) vonden het wel genoeg geweest. Veranderingen:

Stemrecht voor iedereen

Verhoging van de lonen

Verlaging van de prijzen

De Jacobijnen kregen steun van de armen. 80.000 gewapende Parijzenaren omsingelden het parlementsgebouw en wilden de Girondijnen gevangennemen. Dit lukte en nu waren de radicalen o.l.v. Robespierre de baas. Ze begonnen met de Terreur: alle tegenstanders werden onthoofd met de guillotine. Verder regelden de radicalen het bestuur goed. Er werd algemene dienstplicht ingevoerd, waardoor het leger groeide. Na een tijdje kwam er opstand en werden de radicalen afgezet

Het Directoire, een periode van onrust en chaos. De Girondijnen hadden weer de macht en gaven de leiding aan vijf personen, waarvan ieder jaar één werd vervangen. Stemmen mocht alleen maar als je genoeg belasting betaalde. Het Directoire kampte met grote problemen:

Grote hongersnood (vooral onder de armen)

Oorlog tussen Frankrijk en buitenland

De Franse adel die probeerde met geweld de regering om ver te werpen

De opstand van de adel werd neergeslagen door troepen o.l.v. Napoleon Banaparte.

Napoleon wordt de nieuwe heerser van Frankrijk. Napoleon greep de macht en kon rekenen op de steun van zijn soldaten, omdat hij grote militaire successen had behaald. Napoleon begon met het veroveren van een groot deel van Europa. In 1812 moest hij stoppen in Rusland vanwege de strenge winter. Bij de slag bij Waterloo werd hij definitief verslagen (1815). In de veroverde landen voerde hij nieuwe wetgeving in: Code Napoléon. Hier kwamen verlichtte ideeën in voor:

Iedereen was gelijk voor de wet

Niemand mocht gevangen worden genomen zonder dat er een rechtszaak op volgde

4. De invloed van de Verlichting op de politieke cultuur tussen 1815 en 1848

De idealen van de Franse Revolutie (vrijheid, gelijkheid, broederschap) waren in Europa goed ontvangen, maar de mensen waren ook geschokt door de revolutie. Het was uitgelopen op een militaire dictatuur van Napoleon. Ze wilden voorkomen dat zoiets weer zou gebeuren en de grootste vraag was nu: moest de politieke macht in handen van een vorst of een parlement? De conservatieven vonden het een goed plan de vorsten hun macht terug te geven. Conservatisme: veranderingen erg langzaam en voorzichtig doorvoeren en alles wat van waarde is behouden. De liberalen verdedigden het parlement. Ook waren de liberalen (en socialisten) voor uitbreiding van het kiesrecht en volkssoevereiniteit, in tegenstelling tot de conservatieven. Ook in de sociale kwestie stonden de stromingen tegenover elkaar. De conservatieven vonden dat de overheid de arbeiders moest beschermen, de liberalen vonden van niet.

De idealen van de Franse Revolutie (vrijheid, gelijkheid, broederschap) waren in Europa goed ontvangen, maar de mensen waren ook geschokt door de revolutie. Het was uitgelopen op een militaire dictatuur van Napoleon. Ze wilden voorkomen dat zoiets weer zou gebeuren en de grootste vraag was nu: moest de politieke macht in handen van een vorst of een parlement? De conservatieven vonden het een goed plan de vorsten hun macht terug te geven. Conservatisme: veranderingen erg langzaam en voorzichtig doorvoeren en alles wat van waarde is behouden. De liberalen verdedigden het parlement. Ook waren de liberalen (en socialisten) voor uitbreiding van het kiesrecht en volkssoevereiniteit, in tegenstelling tot de conservatieven. Ook in de sociale kwestie stonden de stromingen tegenover elkaar. De conservatieven vonden dat de overheid de arbeiders moest beschermen, de liberalen vonden van niet.

Het Congres van Wenen: het regelen van de toekomst van Europa. Alle landen die oorlog hadden gevoerd namen deel, ook Frankrijk. Na het congres begon de tijd van de Restauratie: het herstel van de situatie vóór de Franse Revolutie. Het congres ging uit van twee beginselen:

Het wettige recht van vorsten op hun rijk

Het nastreven van een nieuw Europees machtsevenwicht door de macht van Frankrijk in te perken en die van andere landen te vergroten

Er werden oude staten hersteld en nieuwe staten gevormd:

De door Napoleon bezette gebieden werden weer losgemaakt van Frankrijk

In Frankrijk werden de Bourbons in hun koningschap hersteld

De zuidelijke en noordelijke Nederlanden werden samengevoegd tot één staat: het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden en ze kregen Luxemburg onder hun hoede

Rusland, Pruisen en Oostenrijk kregen gebiedsuitbreidingen om het machtsevenwicht te waren

In Duitsland werd de Duitse Bond opgericht, een politiek bondgenootschap van alle Duitstalige vorstendommen. Later kwam er het Tolverbod, dat tolgrenzen tussen de vorstendommen ophief.

De Heilige Alliantie werd op voorstel van tsaar Alexander I (Rusland) opgericht: een verbond waar de meeste Europese vorsten zich bij aansloten om onderlinge vrede te handhaven. De kern van de HA werd gevormd door de Grote Alliantie: de vier grote overwinnaars van Napoleon: Oostenrijk, Rusland, Pruisen en Engeland. Later werd ook Frankrijk in de GA opgenomen. Er werd een einde gemaakt aan nationalistische opstanden in Italië na een congres en ook aan een liberale revolutie in Spanje na het Congres in Verona. Na het Congres in Verona kwam er een einde aan de samenwerking in congressen

Het liberalisme

Het is ontstaan uit ideeën van verlichters. Kenmerken:

Vrijheid voor het individu op alle gebieden, en specifiek de volgende vrijheden:

Vrijheid van godsdienst en dus scheiding van kerk en staat

Vrijheid van meningsuiting en drukpers / afschaffing censuur

Vrijheid voor wetenschap en kunst

Afschaffing van de slavernij

Vrijmarkteconomie (reactie op mercantilisme)

De vrijheid om je eigen belang na te streven, geleid door de ‘onzichtbare hand’ zorgde dit voor verhoogde welvaart

Volkssoevereiniteit (grondwet, parlement en uitbreiding kiesrecht)

Indirecte democratie

Staat moet zo weinig mogelijk ingrijpen: nachtwakersstaat, beperkt zich tot drie taken:

Bescherming tegen buitenlandse vijanden

Binnenlandse rechtsorde handhaven

Openbare werken uitvoeren om werkgelegenheid te creëren

Belasting heffen mocht alleen voor de drie taken

Door de Industriële Revolutie veranderde de visie op de taken van de overheid. Er moest een soort van sociale wetgeving komen.

Het socialisme

Reactie op ongelijkheid tijdens industrialisatie. Het kapitalisme moest worden vervangen door een nieuw stelsel: het socialisme. De gemeenschap bezit en beheert de belangrijkste productiemiddelen. De opbrengst van de productie wordt eerlijk verdeeld. Het Marxisme werd de belangrijkste soort van het socialisme. Het marxisme gaat uit van een klassenmaatschappij: de twee bevolkingsgroepen hebben hun positie te danken aan haar economische positie. De bovenlaag wordt steeds kleiner en rijker en de benedenlaag armer en groter: Verelendung. Hierop zal een klassenstrijd ontstaan, die na een periode van dictatuur van het proletariaat een nieuwe klasseloze samenleving tot stand brengt.

Toen aan het eind van de 19e eeuw de arbeiders het beter kregen, wilden ze niet meer wachten op een revolutie en wilden ze de hervormingen door het parlement krijgen, waar de arbeiders de meerderheid hadden. Het marxisme verandert en dat heet revisionisme, ze streefden naar een parlementaire democratie. De revisionisten werden socialisten of sociaaldemocraten genoemd. De marxisten die de revolutie wilden, werden communisten genoemd.

Het nationalisme

"Het gevoel van saamhorigheid van een groep mensen die samen een staat vormen of willen vormen." Voorwaarden voor het nationalisme:

Het besef over gemeenschappelijke ervaringen te beschikken

Het besef gemeenschappelijke tradities te hebben

Jeanne d’Arc is in Frankrijk het symbool van nationalisme. Door oorlog groeide het gevoel van nationalisme, dat al in de middeleeuwen ontstond door het spreken van dezelfde taal en de gemeenschappelijke godsdienst. Niet iedereen die met een bepaalde groep nationalistische gevoelens had kon zomaar een natiestaat vormen.

Het nationalisme groeide sterk vanaf het begin van de 19e eeuw. Wat droeg hieraan bij?

De Franse overheersing onder Napoleon: mensen werden bewust van hun eigen volk door Franse onderdrukking

Het Congres van Wenen: er werd geen rekening gehouden met het nationalisme, maar met de rijken van de vorsten en dus waren sommige volken verdeeld over een heleboel staten en staatjes. Bijvoorbeeld de Duitsers streefden naar één land.

Turkse overheersing op de Balkan: in het Turkse rijk leefden veel verschillende volken, die graag een eigen land wouden.

Er ontstonden nieuwe nationale staten: België en Griekenland in de eerste helft v/d 19e eeuw en Italië, het Duitse keizerrijk, Roemenië, Servië en Montenegro in de tweede helft.

1848: revolutiejaar in Europa

Door nieuwe uitvindingen waren de revolutionairen sneller op de hoogte van wat er elders in Europa gebeurde en daardoor werden ze zich bewust van gemeenschappelijke doelen. Er was veel armoede als gevolg van werkloosheid en voedselproblemen na een slechte oogst. De revoluties begonnen in Frankrijk; de arbeiders en burgers uit de middenlaag kwamen in actie. De socialisten doen mee, maar bereiken niets. De opstand wordt neergeslagen door het leger. Ook buiten Frankrijk werden socialistische acties niets. In sommige landen behaalden liberalen wel successen: Frankrijk veranderde in een constitutionele monarchie en in NL gaf koning Willem II de opdracht tot het opstellen van een liberale grondwet door Thorbecke. En ook de revoluties van nationalisten haalden niets uit.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.