Het ontstaan van het absolutisme gebeurde tegelijk met de Verlichting en de Wetenschappelijke Revolutie. Er was veel onenigheid tussen de vorsten en de verlichters. Sommige vorsten waren wel tolerant richting de verlichters en gaven ze beperkte vrijheid. Die vorsten noemden ze verlichte despoten en zij voerden het verlicht absolutisme. Ze hadden nog steeds alle macht in handen, maar hielden meet rekening met de bevolking. Een voorbeeld van zo’n vorst was Frederik de Grote, koning van Pruisen. Hij voerde beperkte persvrijheid in, schafte de pijnbank af, gaf meer vrijheid aan christelijke minderheden en schafte horigheid op zijn eigen grondgebied af.
3. De Franse Revolutie
Indirecte oorzaken van de Franse Revolutie:
De geestelijkheid en de adel hebben het veel beter dan de rest van de bevolking: ze hoefden geen belasting te betalen en kregen grondgebied en ze kregen de hoogste functies in de Kerk, het leger en het bestuur van het land
Ontevredenheid onder andere bevolkingsgroepen: ze wilden geen herendiensten meer doen, wilden eerlijkere werkomstandigheden en een eerlijk loon en de rijkere burgers wilden ook belangrijke functies
Het land wordt slecht bestuurd: de regering had grote schulden, oneerlijke rechtspraak
Het verloop van de Franse Revolutie:
De Derde Stand komt in verzet. De koning wilde dat de adel en edelen belasting gingen betalen om de economische crisis te verhelpen, maar zij wilden dit niet en zeiden dat de koning de Staten-Generaal om toestemming moest vragen. Dit was een vergadering van alle drie standen. Er werd per stand gestemd, en de edelen spanden samen met de adel om de meerderheid te behalen. Maar toen ging de derde stand apart vergaderen als Nationale Vergadering. Ze besloten dat Frankrijk een grondwet moest krijgen. Ze kregen steun van de meeste lage geestelijken en sommige edelen.
De reactie van de koning leidt tot de bestorming van de Bastille en de eerste revolutie. De koning verbood de Nationale Vergadering, maar de derde stand trok zich er niets van aan. De koning trok het verbod weer in, maar liet wel troepen naar Parijs komen. De bevolking was bang voor de soldaten en bestormde de Bastille. De koning haalde de troepen weg, maar het was te laat. Na de val van de Bastille werd op het platteland een roddel verspreid dat de edelen soldaten aan het verzamelen waren om boeren te vermoorden. De boeren raakten in paniek en plunderden het landgoed van de edelen.
In de steden kozen de burgers de kant van de NV. Uit angst voor de NV keurde de koning alle besluiten goed. De besluiten:
Afschaffing van de voorrechten van edelen en adel
Openstelling van alle ambten in de regering, Kerken en het leger voor iedereen
Toestemming voor rijke burgers en boeren om grond de kopen van de Kerk
Beperking van de macht van de koning Frankrijk werd een constitutionele monarchie
Invoering trias politica
Invoering van beperkt kiesrecht dat de macht in de handen van de gegoede burgers legde
Eerder had de NV al en Verklaring van de rechten van de mens en burger gemaakt, waarin de ideeën over grondrechten stonden. Die verklaring fungeerde nu als inleiding van de grondwet.
Tweede revolutie: Frankrijk wordt een republiek en de radicalen verslaan hun vijanden. Koning Lodewijk XIV en zijn vrouw en kinderen probeerden te vluchten naar het buitenland, waar de Franse edelen troepen hadden. Ze werden onderweg herkend en gevangengenomen. Alle aanhangers van de koning werden vermoord.
Nadat Frankrijk de oorlog aan Oostenrijk (geboorteland vrouw Lodewijk) verklaarde, vielen Oostenrijk en Pruisen (bondgenoot O) Frankrijk binnen. Lodewijk werd afgezet en later vermoord (tweede revolutie) n in september 1792 werd de republiek uitgeroepen. Maar de Jacobijnen (radicale parlementsleden) vonden dat er nog meer verander moest worden moest worden, de Girondijnen (gematigde parlementsleden) vonden het wel genoeg geweest. Veranderingen:
Stemrecht voor iedereen
Verhoging van de lonen
Verlaging van de prijzen
De Jacobijnen kregen steun van de armen. 80.000 gewapende Parijzenaren omsingelden het parlementsgebouw en wilden de Girondijnen gevangennemen. Dit lukte en nu waren de radicalen o.l.v. Robespierre de baas. Ze begonnen met de Terreur: alle tegenstanders werden onthoofd met de guillotine. Verder regelden de radicalen het bestuur goed. Er werd algemene dienstplicht ingevoerd, waardoor het leger groeide. Na een tijdje kwam er opstand en werden de radicalen afgezet
Het Directoire, een periode van onrust en chaos. De Girondijnen hadden weer de macht en gaven de leiding aan vijf personen, waarvan ieder jaar één werd vervangen. Stemmen mocht alleen maar als je genoeg belasting betaalde. Het Directoire kampte met grote problemen:
Grote hongersnood (vooral onder de armen)
Oorlog tussen Frankrijk en buitenland
De Franse adel die probeerde met geweld de regering om ver te werpen
De opstand van de adel werd neergeslagen door troepen o.l.v. Napoleon Banaparte.
Napoleon wordt de nieuwe heerser van Frankrijk. Napoleon greep de macht en kon rekenen op de steun van zijn soldaten, omdat hij grote militaire successen had behaald. Napoleon begon met het veroveren van een groot deel van Europa. In 1812 moest hij stoppen in Rusland vanwege de strenge winter. Bij de slag bij Waterloo werd hij definitief verslagen (1815). In de veroverde landen voerde hij nieuwe wetgeving in: Code Napoléon. Hier kwamen verlichtte ideeën in voor:
Iedereen was gelijk voor de wet
Niemand mocht gevangen worden genomen zonder dat er een rechtszaak op volgde
4. De invloed van de Verlichting op de politieke cultuur tussen 1815 en 1848
De idealen van de Franse Revolutie (vrijheid, gelijkheid, broederschap) waren in Europa goed ontvangen, maar de mensen waren ook geschokt door de revolutie. Het was uitgelopen op een militaire dictatuur van Napoleon. Ze wilden voorkomen dat zoiets weer zou gebeuren en de grootste vraag was nu: moest de politieke macht in handen van een vorst of een parlement? De conservatieven vonden het een goed plan de vorsten hun macht terug te geven. Conservatisme: veranderingen erg langzaam en voorzichtig doorvoeren en alles wat van waarde is behouden. De liberalen verdedigden het parlement. Ook waren de liberalen (en socialisten) voor uitbreiding van het kiesrecht en volkssoevereiniteit, in tegenstelling tot de conservatieven. Ook in de sociale kwestie stonden de stromingen tegenover elkaar. De conservatieven vonden dat de overheid de arbeiders moest beschermen, de liberalen vonden van niet.
De idealen van de Franse Revolutie (vrijheid, gelijkheid, broederschap) waren in Europa goed ontvangen, maar de mensen waren ook geschokt door de revolutie. Het was uitgelopen op een militaire dictatuur van Napoleon. Ze wilden voorkomen dat zoiets weer zou gebeuren en de grootste vraag was nu: moest de politieke macht in handen van een vorst of een parlement? De conservatieven vonden het een goed plan de vorsten hun macht terug te geven. Conservatisme: veranderingen erg langzaam en voorzichtig doorvoeren en alles wat van waarde is behouden. De liberalen verdedigden het parlement. Ook waren de liberalen (en socialisten) voor uitbreiding van het kiesrecht en volkssoevereiniteit, in tegenstelling tot de conservatieven. Ook in de sociale kwestie stonden de stromingen tegenover elkaar. De conservatieven vonden dat de overheid de arbeiders moest beschermen, de liberalen vonden van niet.
Het Congres van Wenen: het regelen van de toekomst van Europa. Alle landen die oorlog hadden gevoerd namen deel, ook Frankrijk. Na het congres begon de tijd van de Restauratie: het herstel van de situatie vóór de Franse Revolutie. Het congres ging uit van twee beginselen:
Het wettige recht van vorsten op hun rijk
Het nastreven van een nieuw Europees machtsevenwicht door de macht van Frankrijk in te perken en die van andere landen te vergroten
Er werden oude staten hersteld en nieuwe staten gevormd:
De door Napoleon bezette gebieden werden weer losgemaakt van Frankrijk
In Frankrijk werden de Bourbons in hun koningschap hersteld
De zuidelijke en noordelijke Nederlanden werden samengevoegd tot één staat: het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden en ze kregen Luxemburg onder hun hoede
Rusland, Pruisen en Oostenrijk kregen gebiedsuitbreidingen om het machtsevenwicht te waren
In Duitsland werd de Duitse Bond opgericht, een politiek bondgenootschap van alle Duitstalige vorstendommen. Later kwam er het Tolverbod, dat tolgrenzen tussen de vorstendommen ophief.
De Heilige Alliantie werd op voorstel van tsaar Alexander I (Rusland) opgericht: een verbond waar de meeste Europese vorsten zich bij aansloten om onderlinge vrede te handhaven. De kern van de HA werd gevormd door de Grote Alliantie: de vier grote overwinnaars van Napoleon: Oostenrijk, Rusland, Pruisen en Engeland. Later werd ook Frankrijk in de GA opgenomen. Er werd een einde gemaakt aan nationalistische opstanden in Italië na een congres en ook aan een liberale revolutie in Spanje na het Congres in Verona. Na het Congres in Verona kwam er een einde aan de samenwerking in congressen
Het liberalisme
Het is ontstaan uit ideeën van verlichters. Kenmerken:
Vrijheid voor het individu op alle gebieden, en specifiek de volgende vrijheden:
Vrijheid van godsdienst en dus scheiding van kerk en staat
Vrijheid van meningsuiting en drukpers / afschaffing censuur
Vrijheid voor wetenschap en kunst
Afschaffing van de slavernij
Vrijmarkteconomie (reactie op mercantilisme)
De vrijheid om je eigen belang na te streven, geleid door de ‘onzichtbare hand’ zorgde dit voor verhoogde welvaart
Volkssoevereiniteit (grondwet, parlement en uitbreiding kiesrecht)
Indirecte democratie
Staat moet zo weinig mogelijk ingrijpen: nachtwakersstaat, beperkt zich tot drie taken:
Bescherming tegen buitenlandse vijanden
Binnenlandse rechtsorde handhaven
Openbare werken uitvoeren om werkgelegenheid te creëren
Belasting heffen mocht alleen voor de drie taken
Door de Industriële Revolutie veranderde de visie op de taken van de overheid. Er moest een soort van sociale wetgeving komen.
Het socialisme
Reactie op ongelijkheid tijdens industrialisatie. Het kapitalisme moest worden vervangen door een nieuw stelsel: het socialisme. De gemeenschap bezit en beheert de belangrijkste productiemiddelen. De opbrengst van de productie wordt eerlijk verdeeld. Het Marxisme werd de belangrijkste soort van het socialisme. Het marxisme gaat uit van een klassenmaatschappij: de twee bevolkingsgroepen hebben hun positie te danken aan haar economische positie. De bovenlaag wordt steeds kleiner en rijker en de benedenlaag armer en groter: Verelendung. Hierop zal een klassenstrijd ontstaan, die na een periode van dictatuur van het proletariaat een nieuwe klasseloze samenleving tot stand brengt.
Toen aan het eind van de 19e eeuw de arbeiders het beter kregen, wilden ze niet meer wachten op een revolutie en wilden ze de hervormingen door het parlement krijgen, waar de arbeiders de meerderheid hadden. Het marxisme verandert en dat heet revisionisme, ze streefden naar een parlementaire democratie. De revisionisten werden socialisten of sociaaldemocraten genoemd. De marxisten die de revolutie wilden, werden communisten genoemd.
Het nationalisme
"Het gevoel van saamhorigheid van een groep mensen die samen een staat vormen of willen vormen." Voorwaarden voor het nationalisme:
Het besef over gemeenschappelijke ervaringen te beschikken
Het besef gemeenschappelijke tradities te hebben
Jeanne d’Arc is in Frankrijk het symbool van nationalisme. Door oorlog groeide het gevoel van nationalisme, dat al in de middeleeuwen ontstond door het spreken van dezelfde taal en de gemeenschappelijke godsdienst. Niet iedereen die met een bepaalde groep nationalistische gevoelens had kon zomaar een natiestaat vormen.
Het nationalisme groeide sterk vanaf het begin van de 19e eeuw. Wat droeg hieraan bij?
De Franse overheersing onder Napoleon: mensen werden bewust van hun eigen volk door Franse onderdrukking
Het Congres van Wenen: er werd geen rekening gehouden met het nationalisme, maar met de rijken van de vorsten en dus waren sommige volken verdeeld over een heleboel staten en staatjes. Bijvoorbeeld de Duitsers streefden naar één land.
Turkse overheersing op de Balkan: in het Turkse rijk leefden veel verschillende volken, die graag een eigen land wouden.
Er ontstonden nieuwe nationale staten: België en Griekenland in de eerste helft v/d 19e eeuw en Italië, het Duitse keizerrijk, Roemenië, Servië en Montenegro in de tweede helft.
1848: revolutiejaar in Europa
Door nieuwe uitvindingen waren de revolutionairen sneller op de hoogte van wat er elders in Europa gebeurde en daardoor werden ze zich bewust van gemeenschappelijke doelen. Er was veel armoede als gevolg van werkloosheid en voedselproblemen na een slechte oogst. De revoluties begonnen in Frankrijk; de arbeiders en burgers uit de middenlaag kwamen in actie. De socialisten doen mee, maar bereiken niets. De opstand wordt neergeslagen door het leger. Ook buiten Frankrijk werden socialistische acties niets. In sommige landen behaalden liberalen wel successen: Frankrijk veranderde in een constitutionele monarchie en in NL gaf koning Willem II de opdracht tot het opstellen van een liberale grondwet door Thorbecke. En ook de revoluties van nationalisten haalden niets uit.
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden