Totalitaire dictatuur

Beoordeling 4.9
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 3162 woorden
  • 22 januari 2004
  • 29 keer beoordeeld
Cijfer 4.9
29 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Lenin en Hitler, de route naar de macht Rusland had in 1914 een dictator, het had veel slechte en arme boeren en was onderontwikkeld. Arbeiders waren straatarm en zonder rechten. De tsaren voelden niks voor een parlementaire democratie, zoals in West-Europa en in de VS. Rusland had wel een parlement, de Doema, maar dat had helemaal niks te zeggen. Natuurlijk ging het rommelen in het arme Rusland, omdat zelfs het leger verliezen leed tegen de Duitsers. In februari 1917 kwam het tot een volksoproer, Tsaar Nicolaas 2e kreeg geen steun van het leger en hij trad af. Er was nu geen regering. Er werd een Voorlopige Regering gevormd, onder leiding van Kerenski, die van Rusland een parlementaire democratie wilde maken. Lenin keerde terug uit Zwitserland om leider van de revolutionairen te worden. Hij was communist en wilde niet verder vechten, maar stond voor veranderingen in Rusland zelf. Lenin stond aan de kant van Marx. De ellende zou veroorzaakt worden door de kapitalisten. Pas als alle productiemiddelen in gemeenschappelijke handen zijn, kan er een menselijke samenleving ontstaan. Natuurlijk stribbelen de kapitalisten tegen, maar d.m.v. een revolutie worden ze verslagen. De revolutie wordt dan geleid door de arbeiders. Marx was een idool geworden. Lenin en zijn aanhangers noemden zichzelf de bolsjewieken. Zij wilden niet langer wachten en droomden van een communistische staat. Rusland was nog niet toe aan een revolutie, omdat het vrijwel overal agrarisch was. Lenin wilde een voorbeeld vormen voor de rest van de wereld, door het communisme te laten gelden. Bij verkiezingen in 1917 kreeg zijn partij maar 25 % van de stemmen, maar dat deerde Lenin niet. Hij liet de vergadering ongeldig verklaren en stond geen democratische verkiezingen meer toe. Met terreur en onderdrukking zouden zijn ideeën de waarheid worden. Na de revolutie werd de situatie er niet veel beter op. Tussen 1918 en 1920 woedde er een burgeroorlog, tussen de roden ( aanhangers Lenin) en de witten ( tegenstanders Lenin). De roden wisten te winnen. De witten waren boos, omdat ze de oorlog met Duitsland hadden gestaakt. Rusland stond grote delen van zijn grondgebied af. Ook waren ze bang voor infectie, waardoor ook hun eigen landen en andere landen misschien het communisme zouden laten regeren. Rusland kreeg onder het communisme de naam ‘Sovjetunie’, een vereniging van sovjetlanden waarbij ieder land zich bij aan kon sluiten. In 1921 kwamen miljoenen mensen om vanwege een hongersnood. Lenin wilde even rust en wilde een vertraagde ontkapitalisering. In 1917 was alles van de staat geworden en was het grootgrondbezit over kleinere boeren verdeeld. De staat bepaalde wat er gebeurde. Lenin gaf wel wat vrijheid aan de boeren om hun eigen producten te verhandelen en niet alles af hoeven te staan aan de staat. Kunstenaars mochten maken wat ze wilden. De politieke macht was sterk in handen van de bolsjewieken. Een besluit dat door de partij was genomen stond niet meer ter discussie. In 1924 stierf Lenin. Na de dood van Lenin kwam Stalin aan de macht. Door middel van een planeconomie wilde hij Rusland een grote mogendheid laten zijn. Er was een grote industrialisatie nodig, waarbij de arbeiders hard moesten werken en weinig beurden. Boeren moesten zorgen voor goedkoop voedsel, waardoor de lonen laag konden blijven. Stalin wilde binnen 5 jaar resultaat, de zogenaamde vijfjarenplannen. Dit lukte niet echt, maar vooral daarna werd de basis gelegd voor een sterke industrie, waardoor de Sovjetunie kon uitgroeien tot een grote mogendheid. Stalin had de boeren meer dan nodig. Ze moesten samenwerken om zijn ideeën waar te maken. Boeren zag niks in het afstaan van hun grond aan de staat, maar ze werden gedwongen. Boeren moesten voortaan gezamenlijk op een grote boerderij werken, producten leveren aan de staat en een klein bedrag ontvangen. Stalin dwong de boeren tot collectivisatie. Het boerenbedrijf werd beoefend in kolchozen, collectieve boerderijen. Hiernaast werden ook nog sovchozen gesticht, staatsboerderijen. Boeren die hun grond niet af wilden staan, werden samen met hun gezin naar gebieden ten oosten van de Oeral gestuurd. Ze moesten kanalen graven, wegen aanleggen enz. Stalin deed geloven dat het om rijke boeren, koelakken, ging, maar in werkelijkheid ging het om arme boeren die hun grond niet wilden afstaan. Er zijn veel slachtoffers gevallen. Boeren protesteerden massaal. Ze weigerden in te zaaien en slachtten hun vee, waardoor er een verschrikkelijke hongersnood plaatsvond. Er vielen vele miljoenen doden. Ook de opvolgers van Stalin hadden geen succes in het goedmaken van de landbouw. Ook in Duitsland heerste na de 1e WO een revolutionaire sfeer. Duitsland was een geïndustrialiseerd land en het had een parlement, dat overigens niet al te veel te zeggen had. Duitsland moest bij de Vrede van Versailles de grootste verliezen ooit erkennen. Het was een dictaat, dat velen nooit meer zouden vergeten. Velen zagen in het dictaat van Versailles de laatste kans van het kapitalisme vergaan en hoopten net als in Rusland op het communisme. Anderen waren als de dood voor het communisme en hoopten op een sterke man. De nieuwe regering van de Republiek van Weimar wilde de contacten met Frankrijk en Engeland een beetje herstellen. Duitsland mocht in 1926 weer in de Volkenbond. Misschien zou het allemaal goed gekomen zijn als in de VS geen economische crisis was uitgebroken die ook in Europa zijn tol eiste. In een paar jaar ging het aantal werklozen van 2 naar 6 miljoen. De regering was niet in staat de crisis voldoende te bestrijden en niemand geloofde meer in de regering. Mensen wilden geen parlementaire democratie, maar een leider. In die tijd kwam Hitler, die met het verdrag van Versailles zijn kont af wilde vegen en van Duitsland een sterk land wilde maken. Na de 1e WO ontstonden in veel landen fascistische partijen. Het individuele belang was volstrekt onbelangrijk en met een groot leger moest het land sterk gemaakt worden. Ze hadden een hekel aan een democratie of het communisme. Hitler voegde daar de rassenleer aan toe, waarbij het arische of Germaanse ras ver verheven was boven de andere. Joden moesten van de aardbodem verdwijnen. In januari 1933 werd Hitler reichskanzler. Op 27 februari 1933 werd het parlementsgebouw in brand gestoken door een communist. Hitler waarschuwde het volk voor een communistische staatsgreep, waardoor zijn partij veel stemmen zou krijgen. Zij partij kreeg 44 % van de stemmen, maar omdat communistische leden hun zetels niet mochten innemen kwam de NSDAP aan de macht. Geen enkele partij kon door het aantal zetels deze partij stoppen. Het Derde Rijk was begonnen, en de Duitsers wisten het. Hitler had succes. Er waren nog maar 200000 werklozen. Het verdrag van Versailles deed er volgens Hitler niet toe. Hitler sloot veel handelsverdragen en dit kostte veel geld, waardoor Duitsland een groot tekort had. Schacht, minister van economische zaken, vertelde Hitler rustig aan te doen, maar deze werd ontslagen. Hitler moest het financiële bankroet verbergen en dus was er maar één mogelijkheid: oorlog Hitler en Stalin aan de macht Stalin zag altijd samenzweringen tegen hem. De plaatselijke partijleider in Leningrad werd vermoord, misschien in opdracht van Stalin die in hem een concurrent zag. Stalin wilde de partij en het leger zuiveren van ‘verraderlijke elementen’. De tijd van de grote terreur was begonnen. Veel slachtoffers verdwenen rechtstreeks, nadat de geheime politie ( KGB) er zich mee had bemoeid. Op een partijcongres werd ruim de helft ( 1108 mensen) vermoord. Stalin wilde vernieuwing in zijn partij, weg van de kameraden uit de revolutietijd die wisten dat Stalin geen grote rol speelde tijdens die revolutie. In 1938 was de terreur gestopt, er waren toen misschien wel 8 miljoen mensen vermoord. Er zou een ‘nieuwe mens’ ontstaan in de Sovjetunie als gevolg van de marxistische leer. De Sovjetunie moest een paradijs op aarde worden, maar het werd alles behalve dat. Mannen en vrouwen bleken niet gelijkwaardig, de communistische partij werd een bolwerk van onderdrukkers en profiteurs die het goed hadden, terwijl de grote massa straatarm was. Aan het onderwijs deed Stalin veel, maar naar de universiteit kon je alleen als je ouders brave partijleden of niet kritisch waren. Wetenschappers met eigen ideeën konden wachten op een bezoek van de geheime politie. Veel mensen wisten niet hoe het er aan toe ging, en riepen vaak nog ‘leve Stalin’. Het idealisme van de revolutionairen werd door Stalin gebruikt om zelf dictator te worden. In 1941 vielen de Duitsers de Sovjetunie binnen, hierdoor zag Stalin de kans om zijn land tegen de ondergang te redden. Het land verloor 20 miljoen levens, maar wist de Duitsers wel uit Oost- en West-Europa te verdrijven en als eerste in Berlijn te komen. Na deze oorlog wilde Stalin zijn positie niet kwijt. Overal kwamen daar communistische regering aan de macht die trouw waren aan Moskou. Stalin overleed in 1953. Opvolger Chroesjtsjov leek mildere plannen te hebben, maar zijn destalinisatie bleef halverwege steken. De macht van de communistische partij stond nooit ter discussie, net als de geleide economie. Brezjnev volgde Chroesjtsjov in 1964 af, maar ook hij kon geen potten breken. Toen Brezjnev overleed in 1984 stond de Sovjetunie er slecht voor: het had een superslechte industrie, landbouw was dramatisch en het milieu was verschrikkelijk vervuild. Hierna kwam Gorbatsjov, die wel veel kon veranderen. Hij wilde glasnost en perestrojka, democratie en een vrije economie. Maar ook hij redde het niet. In 1991 ontstonden er veel nieuwe landen, waaronder Rusland. Jeltsin werd gekozen en de communistische partij werd na een mislukte staatsgreep verboden. Jeltsin leek voor betering te zorgen, maar hij bleek een autoritaire leider. Veel mensen kregen het alsmaar slechter. Vanaf 1933 kregen de nationaal-socialisten de macht in handen in Duitsland. Het volk werd klaar gestoomd voor het nieuwe bewind. Rechters deden hun oordeel aan de hand van nationaal-socialistische ideeën. Tegenstanders van het regime werden door de Gestapo opgespoord en naar concentratiekampen gestuurd. De media papegaaiden de teksten van Goebbels, leider van het ministerie van propaganda en ook het onderwijs moest eraan geloven. Vakken als geschiedenis en biologie kregen de inhoud van nationaal-socialistische ideeën. Vrouwen waren niet gelijk aan de man. Het christendom was een sta in de weg. Dat ging uit van gelijkwaardig en met respect behandelen van de mensen. Hitler wilde een sterke en gezonde staat, dit kon niet met joden. Toen een 17-jarige Poolse jood een aanslag pleegde op een lid van de Duitse ambassade, kwam er een nacht waarin alle mensen ruiten van huizen van joden ingooiden en nog veel meer vernielden: de kristallnacht

In 1935 zorgden de Neurenbergerwetten ervoor, dat joden hun burgerrechten ontnomen werden. Veel joden gingen naar concentratiekampen. Niet alleen joden waren de slachtoffers van Hitler, ook homo’s, zigeuners en geestelijk gehandycapten moesten eraan geloven. Het arische ras had het recht de zuiverheid te steunen. Ook mocht het in Oost-Europa en Rusland heersen, omdat daar veel Slavische rassen leefden. In totaal zorgde de georganiseerde vernietiging voor meer dan 5 miljoen vermoorde joden. In de geschiedenis hebben zich veel dictaturen voorgedaan. In Rusland en Duitsland ontstonden totalitaire staten, een staat waarin het belang van het individu totaal ondergesneeuwd wordt door dat van het geheel. De rol van de leider is overheersend. De leider is een godheid in eigen land. Een totalitaire staat kent maar één partij en keert zich af tegen de democratie. Er worden wel verkiezingen gehouden, maar alleen om te demonstreren hoe eensgezind het volk is. De media zijn volledig in dienst van de staat. De ideeën van Marx stonden recht tegenover die van de totalitaire staat. Marx vond dat de ongelijkheid tussen de mensen verdwenen moest zijn, niemand kon elkaar uitbuiten en waar niemand zich zorgen hoefde te maken over zijn levensonderhoud. Wel voorspelde Marx dat er een klassenstrijd zou plaatsvinden tussen kapitalisten en proletariërs en dat er een korte periode zou zijn waarin de staat de zegeningen van de revolutie toegankelijk moest maken voor iedereen. Het kapitalisme zou afsterven na de revolutie, maar de staat moest desnoods met geweld zijn macht veiligstellen. Daarna zou de staatsmacht niet meer nodig zijn. Het marxisme is dus het tegenovergestelde van de totalitaire dictatuur. Lenin en Stalin gaven een andere uitleg aan het marxisme. De fascisten voegen nog wat toe aan de ideologie van de totalitaire staat. Het nationalisme was van grote betekenis, het eigen volk boven alles. Niet denken maar doen, vonden de fascisten. Problemen zijn er om gemakkelijk en snel opgelost te worden, niet om ingewikkeld over te doen. Mannen van de daad, dat was iets waar de staat iets aan had. Vaak ging dit gepaard met geweld. Het leven moest avontuur betekenen en opwindend zijn. Fascisten houden niet van het liberalisme, dat veel te veel nadruk legt op de rechten van het individu en zodoende niet op dat van de staat. Ook hielden ze niet van het kapitalisme, dat tot uitbuiting van arbeiders leidde. Een democratie was ook niks, want daar werd veel gepraat, maar niks gedaan. Voor het communisme en socialisme hadden ze ook geen goed woord over, deze legden de nadruk op de gelijkwaardigheid van mensen zowel binnen als buiten het eigen land en waren daarmee tegenstanders van het nationalisme. De communisten zagen in de fascisten een groot gevaar, want een klassenstrijd zou het eigen volk splijten. De kwaadaardigste variant van het fascisme, het Duitse nationaal-socialisme, onderscheidde zich door het al eerder beschreven racisme. Ook Italië was niet vrij van jodenhaat. In nazi-Duitsland was elke jood ongeacht zijn politieke opvattingen een vijand. Nederland, een klein democratisch land Doordat Nederland buiten de 1e WO was gebleven, bleef hier de democratie overeind. Troelstra, de leider van de socialistische SDAP, liet zich meeslepen door wat zich in Duitsland afspeelde. En natuurlijk volgde hij ook de gebeurtenissen in Rusland, waar de communisten de macht hadden gegrepen. Iedereen verwachtte dat overal in West-Europa het kapitalisme zou verdwijnen. Troelstra eiste in 1918 de macht op voor de arbeidende klasse, maar hij kreeg geen steun, zelfs niet van binnen zijn partij. Door deze blunder van Troelstra mocht de partij tot in 1939 niet in de regering. Een partij met zulke standpunten was onbetrouwbaar. Maar als de arbeiders het niet beter kregen, was een revolutie niet geheel ondenkbaar. In 1919 stelde de minister van arbeid een wet op, waardoor een arbeider maar 8 uur moest werken. Ook bracht hij een ouderdomswet en een invaliditeitswet. De arbeiders kregen het beter in Nederland, maar goed was het nog allemaal niet. In het interbellum werd de bevolking figuurlijk opgedeeld in zuilen. De katholieke zuil, protestantse zuil en de neutrale zuil. De neutrale zuil bestond uit socialisten en liberalen, maar eigenlijk bestond deze zuil uit twee delen. De liberalen waren eigenlijk helemaal geen zuil, zij waren tegen verzuiling. Katholieken gingen naar een katholieke school, werden lid van een katholieke sportclub en gingen alleen naar katholieke winkels enz . enz. enz. Voor de protestanten hetzelfde. Ook de socialisten hadden hier een handje van, alleen konden kinderen niet naar socialistische scholen, want die bestonden nog niet. Ze gingen naar openbare scholen. Geen enkele zuil wilde ook maar iets met een andere zuil te maken hebben. Contacten werden vermeden, alleen de elites deden dat niet. Zij moesten samen regeren, omdat geen enkele partij de meerderheid had. De RKSP ( katholiek ), de ARP ( protestant) en de CHU ( protestant) hadden de meeste politieke invloed. De RKSP kon vooral op steun rekenen in het zuiden, waar meer dan 75% op hen stemde. Het kreeg ook de steun van de vijf Nederlandse bisschoppen. De ARP vond haar aanhang in arbeiders, boeren en winkeliers. Het had een supergoede leider in Colijn, die directeur van Shell was geweest voordat hij minister-president ( 5x) werd. De CHU was de tweede protestantse partij. De aanhang was vooral Nederlands Hervormd en bestond uit mensen uit betere kringen. De leider was jonkheer De Geer, die twee keer minister-president werd. De socialisten kregen niet genoeg steun in Nederland en stonden tot 1939 buitenspel. Door het avontuur van Troelstra en de standpunten van de partij werden zij verboden aan de regering deel te nemen. De aanhang bestond uit arbeiders en intellectuelen. Leiders waren Troelstra en Albarda. De communisten, met als partij de Communistische Partij Nederland, kregen nooit meer dan 4 zetels. De liberalen waren verdeeld in twee partijen. De aanhang bestond uit de gegoede burgerij en werkgevers. Belangrijkste man was Oud, die van 1933 tot 1937 het ministerie van financiën leidde. In 1931 ontstond een nieuwe beweging, de NSB ( Nationaal Socialistische Beweging). Het was de enige fascistische beweging die in Nederland een flink aantal medestanders kreeg. Mussert richtte deze partij op en hoopte net zoveel steun te krijgen als Hitler of Mussolini, na de economische crisis in Nederland. De aanhang ging van rijke Nederlanders tot arme boeren, maar nooit kwam het landelijk percentage dat op de NSB stemde boven de 8 % uit. Tijdens de 1e WO bemoeide de regering zich veel meer met de economie dan normaal. We hadden last van de oorlog, omdat bijvoorbeeld goederen niet doorverkocht mochten worden aan Duitsland. In 1918 ging Nederland terug op het economisch liberalisme. Na 1920 ging het echter steeds slechter. Er kwamen stakingen, maar na 1923 ging het alweer beter. Pas in 1930 ontstond een crisis. In 1934 zat een kwart zonder werk en boeren zagen de waarde van bijv. tarwe, boter en rogge tot 50 % dalen. Boeren leden elk jaar weer verlies, en vaak gingen ze failliet. Tussen 1930 en 1939 dachten mensen altijd dat het ergste wel geweest zou zijn. Kabinetten, vooral onder Colijn, deden wel wat, maar weinig. De werkloosheid kon niet verholpen worden. Niemand wist dat de crisis zo lang zou duren. Mensen zonder werk schaamden zich en hadden een laag inkomen. Mensen met een langdurige ziekte, mensen die staakten, ouder was dan 60 of jonger dan 21 konden zelfs niet op steun van de overheid rekenen. Steun aan armen was dus een gunst, en niet natuurlijk. Mensen die wel op steun konden rekenen, moesten elke dag naar het stempellokaal komen. Wie nog geld thuis had, werd gekort op de uitkering. Wie iets nieuws kocht, moest aantonen dat hij dat van steungeld had gedaan. Het regeringsbeleid was passief. Er werden wel wat steunmaatregelen voor boeren, tuinders en vissers, maar veel hielp het allemaal niet. De SDAP wilde een grote geldinjectie van 200 miljoen geven en de overheid meer greep gunnen op het bedrijfsleven, maar dit werd niet geaccepteerd. De overtuiging dat de staat een sluitende begroting moest hebben, stond haaks op deze ingreep. Elk land liet de waarde van zijn munt dalen, om meer te kunnen verkopen aan het buitenland, behalve Nederland. Pas in 1936 daalde de waarde van de gulden met 20 % en in december daalde de werkloosheid. Maar in de VS kwam in 1937 een crisis, wat alles bedierf. Nederlanders moesten de crisisjaren accepteren, maar stakingen waren onvermijdelijk. Deze werden door het kabinet met geweld afgeweerd. Vanwege de grote werkloosheid wilde de katholieke minister Romme in1937 arbeid van samenwonende en gehuwde vrouwen verbieden, uitgezonderd kostwinners. Dit voorstel werd niet aanvaard, maar als een vrouwelijke ambtenaar trouwde, was dat wel een rede voor ontslag. Na 1935 kreeg de NSB minder stemmen, omdat de partij een meer radicale en racistische inslag kreeg. De drie confessionele partijen deelden de lakens uit. Nederland was tijdens de Russische en Duitse dictaturen een parlementaire democratie gebleven. Waarom bleef de democratie in Nederland zo braaf overeind? Er zijn een aantal redenen bedacht. Door de verzuiling bleven de mensen trouw aan hun eigen vertrouwde partijen. Ook moesten mensen niks weten van ‘wilde revoluties’, dat bleek wel na de blunder van Troelstra.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.