13. De opkomst van handel en ambacht die de basis legde voor het herleven van een agrarisch-urbane samenleving
Na het jaar 1000 kwam er een eind aan de plunderingen door de Vikingen en Slavische stammen en ontstonden er overal steden. Europa kreeg weer een landbouwstedelijke samenleving. Een voorbeeld van zo’n stad is Hamburg, waar veel handel werd gedreven omdat ze in de Duitse Hanze zaten. Middeleeuwse steden hadden hooguit enkele duizenden inwoners. Sommige waren voormalig Romeinse steden, maar er kwamen ook veel nieuwe steden aan de rivieren. Er waren vaak geen verharde wegen, dus er werd gehandeld via waterwegen. Door het einde van de agressieve invasies kregen nederzettingen de kans om te groeien. Tussen 1000 en 1300 verdubbelde de Europese bevolking zich. Woeste natuur werd gekapt om plaats te maken voor landbouw. De landbouwmethoden werden verbeterd: tweeslagstelsel à drieslagstelsel, paarden werden gebruikt en er kwam nieuwe gereedschap. Boeren produceerden meer voedsel dan ze nodig hadden, gingen zich specialiseren en het overschot verkopen. Er kwamen ook ambachten die spullen maakten en verkochten. Zo groeiden kleine handelsnederzettingen uit tot steden. Er ontstond een geldeconomie en munten werden weer belangrijk.
14. De opkomst van de stedelijke burgerij en de toenemende zelfstandigheid van steden (1000-1500)
Steden werden soms door onheil getroffen en er gingen meer mensen dood dan er werden geboren. Desondanks groeiden de steden, omdat er steeds meer mensen vanaf het platteland kwamen. De steden hadden van een graaf, hertog of koning stadsrechten gekregen, met een eigen bestuur, het recht om tol te heffen en een stadsmuur te bouwen. In ruil voor die privileges droegen de steden belasting af. Vorsten en hoge edelen werden afhankelijk van de belastingen van de steden en profiteerden van de groeiende economie. De macht van de burgerij nam toe en de macht van de lage edelen nam af omdat horigheid en hofstelsel langzaam verdwenen. Burgers konden na een jaar en een dag in de stad gewoond te hebben burgerrecht kopen. Ze konden daarna lid worden van de schutterij of een gilde. Elke ambachtsman moest lid zijn van een gilde, die beroepsopleidingen regelde, lette op de kwaliteit en andere leden ondersteunden. De machtigste burgers waren de rijke kooplieden. De veiligheid in steden nam iets toe door stadsmuren met ophaalbruggen, maar ze moesten zich nog steeds verdedigen tegen rovers, plunderaars, legertjes van agressieve edelen en vijandige steden.
15. Het begin van staatsvorming en centralisatie (1000-1500)
In de 11e eeuw in Frankrijk hadden koningen alleen macht in Parijs en omgeving. In de loop der jaren breidden de koningen hun macht uit. Na een gewonnen oorlog met Engeland had de Franse koning veel macht. Rond 1500 hief hij in zijn hele koninkrijk belastingen en kondigde vanuit Parijs nationale wetten af die overal golden. Het bestuur was gecentraliseerd.
In Duitsland was er weinig centralisatie, er was niet eens een hoofdstad. Duitse koningen lieten zich in Rome tot keizers van het Heilige Roomse Rijk kronen. Hoge edelen bleven echter wel de baas in hoge gebieden. Het koningschap was niet erfelijk en daarom kozen hoge edelen soms expres zwakke vorsten.
Engeland was in 1066 veroverd door de Normandische hertog Willem de Veroveraar. Hij gaf grote delen in leen aan edelen, maar kon dit wel onder controle houden. Engeland was het best georganiseerde koninkrijk in de middeleeuwen.
Nederland was eerst verdeeld in hertogdommen. Rond 1430 kwamen de meeste Nederlanden onder één vorst: Filips van Bourgondië/Filips de Goede. Hij begon met het instellen van een centraal bestuur met als hoofdstad Brussel. In 1477 stierf Filips zoon en opvolger Karel de Stoute en hij liet alleen een dochter na. Bourgondie werd bij Frankrijk gevoegd. Zijn dochter Maria trouwde met Maximiliaan van Habsburg en de Nederlanden kwamen bij het Habsburgse huis.
Staatsvorming en centralisatie kwamen vooral door de groeiende economie. Koningen konden door belastingen ambtenaren en soldaten betalen, maar maakte hen ook afhankelijk van de burgers. In 1215 dwongen de edelen de Engelse koning Jan zonder Land de Magna Carta te tekenen, dat hem aan regels bond. Later werd daar een parlement voor gevormd met de adel, geestelijkheid en burgerij.
16. Het conflict in de christelijke wereld over de vraag of de wereldlijke dan wel de geestelijke macht het primaat behoorde te hebben (1075-14e eeuw)
Bisschoppen in het Duitse rijk ontvingen van de keizer de investituur. De keizer had hun benoeming in handen en schakelde bisschoppen ook in bij het bestuur. Bisschoppen waren afhankelijk van de koning en daardoor betrouwbaarder dan hoge edelen. Ook trouwden bisschoppen niet dus voor het leenstelsel waren zij aantrekkelijker, zodat het land van de koning niet zomaar erfelijk door ging naar de zonen van de bisschop. In 1075 stelde paus Gregorius VII dat de paus als vertegenwoordiger van Christus boven de wereldlijke heersers stond en de wereldlijke heersers hem moesten gehoorzamen. Paus Gregorius VII vond dat de koning geen bisschoppen mocht benoemen. Keizer Hendrik IV benoemde zijn eigen bisschop van Milaan, terwijl de paus al een andere bisschop had benoemd. Hendrik weigerde zijn ongelijk te erkennen en werd door de paus in de ban gedaan. Duitse vorsten kwamen in opstand tegen Hendrik en hij ging naar Canossa om bij Gregorius VII om vergeving te smeken. In 1122 deed de keizer in het Duitse rijk afstand van de investituur.
Ook in Frankrijk ontstond er een strijd over de benoeming van bisschoppen, maar ook over geld. Bonifatius was de laatste paus die probeerde de Franse koning aan zich te onderwerpen, deze strijd was afgelopen in 1303 na zijn dood. De koningen hadden teveel macht om de strijd te winnen.
De paus was de hoogste geestelijke macht en bepaalde wat het juiste geloof was. In de 12e eeuw werd er een speciale rechtbank opgericht tegen ketters, de inquisitie.
17. De expansie van de christelijke wereld, onder andere in de vorm van de kruistochten (1095-1492)
In 1095 riep paus Urbanus II de christenen op om onderling geweld te staken en zich aan te sluiten bij een gewapende tocht om Jeruzalem te veroveren op de islam. In 1096 ging de eerste kruistocht van start en in 1099 veroverden ze Jeruzalem, waarbij ze veel joden en moslims vermoordden. Veel meer Europese landen werden christelijk, zo ook Polen en Scandinavie. In het zuiden gingen opkomende steden handel drijven met de islamitische wereld en verjoegen de islamitische heersers.
De samenvatting gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden
A.
A.
Je ziet al vanaf het begin dat je goed hebt geleerd
5 jaar geleden
Antwoorden