Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Tijdvak 4 paragraaf 1

Beoordeling 0
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 496 woorden
  • 25 maart 2016
  • nog niet beoordeeld
Cijfer
nog niet beoordeeld

Geschiedenis H4 §1 samenvatting

Vanaf de 11e eeuw leefde de handel op. Dit was grotendeels het gevolg van toegenomen opbrengsten in de landbouw. Dit had 3 oorzaken:

  1. Boeren bedachten het drieslagstelsel. Elk jaar werd er één van de drie opgedeelde stukken land braak gelegd. Op die manier konden de stukken land op hun beurt ‘uitrusten’.
  2. Mensen namen woeste gronden in als landbouwgrond. Deze ontginning leidde tot een grote toename van het aantal akkers.
  3. Er werden betere middelen gebruikt om het land te bewerken, zoals ijzeren ploegen en paarden in plaats van ossen.

 

Door de grote hoeveelheid voedsel kon de bevolking groeien en nam de handel toe. Er ontstonden markten op strategische plaatsen (waterwegen, kruisingen van belangrijke landwegen, etc.) en jaarmarkten, waar een opleving van langeafstandshandel te zien was. De opbloeiende handel had een aantal gevolgen:

  1. Handelssteden gingen nauw met elkaar samenwerken. Zo ontstond er in de 12e eeuw de Hanze. Aangesloten steden hielpen elkaar bij de bescherming van kooplieden.
  2. Koningen en andere machtshebbers gingen zich actief bemoeien met de handel. Markten bevorderde de welvaart, dus probeerden ze de handel te stimuleren door onder andere te zorgen voor meer veiligheid.
  3. Er ontstond een groeiende vraag naar geld. In de 13e eeuw werden er weer gouden munten geslagen en kwam de geldeconomie tot stand. Er ontstonden in de Italiaanse handelssteden ook de eerste banken.

 

Door de handel ontstonden in de late middeleeuwen steeds meer steden. Handelaren stichtten gemeenschappen op plekken waar relatief rijke afnemers leefden en goed bereikbaar waren. Bewoners van de gemeenschappen begonnen met de landheer te onderhandelen over privileges. Ze vroegen om:

  1. Tolvrijheid. Handelaren hoefden geen belasting te betalen als ze hun spullen door het gebied van de landheer vervoerden.
  2. Het recht om markten te houden.
  3. Het recht om een verdedigingsmuur om hun gebied te bouwen.

Als burgers dit soort rechten kregen hadden ze stadsrecht. Leenheren kregen hiervoor belasting en militaire steun voor terug.

 

 

Een stad met stadsrechten was relatief onafhankelijk van de leenheer. Er konden bijvoorbeed wetten gemaakt worden. In de middeleeuwse steden werd onderscheid gemaakt tussen twee soorten groepen mensen:

  1. De burgerij. Dit waren mensen met burgerrecht. Binnen die groep waren meestal een aantal rijke, machtige families die de belangrijkste bestuursfuncties vervulden. Dit waren patriciërs.
  2. Meestal ongeschoolde en arme mensen zonder burgerrecht, die vooral werden gebruikt voor sjouwwerk en andere rotklusjes.

 

Om concurrentie te voorkomen, stichtten handelaren en later ook ambachtslieden speciale verenigingen. De leden beoefenden allemaal hetzelfde beroep en als je niet aangesloten was bij zo’n gilde mocht je het beroep ook niet beoefenen.

Door de groeiende zelfstandigheid van de steden nam de macht van de adel af en verzwakte het feodale stelsel. Burgers in steden konden zichzelf beschermen en hun vrijheid kopen van hun landheer.

Tussen de 14e en 15e eeuw nam de bevolkingsomvang enorm af. De belangrijkste oorzaak hiervoor was de Zwarte Dood. Dit leidde tot een crisis in de landbouw. Toch stortte niet de hele economie in.

 

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.