Geschiedenis samenvatting, hoofdstuk 2 en 3.
Hoofdstuk2 Oudheid ‘Tijd van Grieken en Romeinen’ (3000v.Chr.- 500n.Chr.)
§1 De Griekse wereld.
850 v. Chr. → ontstaan polis (Griekse benaming stadstaat) dat werd bestuurd door edelen.
750 v. Chr. → bevolking trok weg uit polis door voedseltekorten ivm sterke bevolkingsgroei.
→ kolonisatie; burgers konden in andere gebieden graan gaan verbouwen en dat leveren aan hun moederland. Waardoor kolonisatie later niet meer nodig werd. Maar het stichten van koloniën werd ook moeilijk gemaakt door machtige rijken, zoals de Perzen.
Tussen 499 v. Chr. en 479 v. Chr. → twee Perzische oorlogen.
→ allebei verslagen door de Grieken.
→ de Grieken werden hierdoor sterker en bewezen dat ze ondanks de conflicten, goed konden samenwerken.
Democratie in Athene → Vrijheid en gelijkheid centraal
→ alleen voor mannen met burgerschap
→ wie mee wou beslissen moest aanwezig zijn in de volksvergadering.
→ Burger zijn in Athene hield in dat je politiek (functioneren als burger in de polis) actief moet zijn.
Tegenstanders democratie → rijke mensen veel macht kwijt ivm lotingen functies.
→ veel rijke mensen trokken hierdoor naar Sparta (die niet democratisch was)
Griekse kunst (met name Athene) → klassiek (van blijvende waarde)
→ voorbeeld voor latere kunstenaars en architecten.
Filosofie en wetenschap → mythes en godenverhalen, waarin een natuurverschijnsel werd verklaard.
→ denken over mens → aard, karakter, lichaam en ziektes.
Peloponnische oorlog: → 431 – 404 v. Chr.
→ Sparta VS Athene
→ het Spartaanse leger bestond uit hoplieten (rijke mannen met goede bewapening.
→ Athene verloor.
Er kwam een oligarchie (regering van kleine groep rijken)→ was niet geliefd in Athene en werd verdreven, er was weer een democratie. Griekenland was zo verzwakt door de oorlog. In 338 v. Chr. greep Philippos de macht → einde poleis.
§2 Het hellenisme.
Philippos begon oorlogen tegen Perzië. Tijdens de voorbereidingen werd hij vermoord. → Alexander de Grote opvolger. Hij ging door met de oorlogsplannen.
→ veroverde tot in India waar zijn soldaten weigerden.
Hellenisme → doordat de Grieken hun taal en gewoonten doorgaven werd het over de hele wereld verspreid.
Alexandrië → opgericht door Alexander de Grote in 331v. Chr. vanwege gunstige ligging, had een goede verbinding met zee en het vruchtbare achterland.
→ werd de stad van de wetenschap.
Jodendom → oudste monotheïstische godsdienst.
→ werden uit hun land weggehaald om als slaven aan het werk te gaan
→leefden vanaf toen in een diaspora (volk dat is verspreid over vele landen.)
§3 Imperium Romanum.
31 v. Chr. → Einde hellenistische periode → overwinning Romeinen op Egyptische koningin Cleopatra.
509 v Chr. → Rome een republiek
Imperium Romanum (Romeins Rijk)→ de Romeinen hadden heel wat delen veroverd, vooral Carthago was een lastig obstakel.
Romeinen namen de Griekse cultuur over en gebruikten de goedgeleerde Grieken als slaven.
Verbeteringen Romeinen: Boogconstructie en beton.
Bestuur Romeinen: 100man → twee consuls (leiding leger), één jaar in dienst daarna in de senaat.
Maar doordat de legers voor langere tijden in buiten Italië vechten werden de generaals belangrijker en de consuls werden ex-consuls. →soldaten vochten voor hun generaal en niet voor hun land.
→ burgeroorlogen, generaals vochten om steeds machtiger te worden.
Pompeius en Caesar, machtigste generaals. →oorlog in 49 v. Chr. Caesar won! →werd vermoord.
Zijn adoptiezoon nam hem over Augustus na veel burgeroorlogen zorgde hij weer voor rust en die rust duurde tot 476 n. Chr.
Het christendom→ begonnen door geboorte Jezus Christus, werd later gekruisigd, maar had veel aanhangers die zijn boodschap verspreidden. Werden in 64 beschuldigd van brand en daarna mochten veel leiders de christenen niet, rond de eerste eeuw sloten zich vooral armen aan. Later werden de groepen beter georganiseerd.
106 → Dacië(huidig Roemenië) werd toegevoegd aan het Romeinse rijk.
Limes → verdedigingssysteem van legioenskampen, wachttorens en kleinere kampen langs de Rijn en Donau. → hielden zo de Germanen een beetje tegen.
Wanneer er een land of gebied veroverd was hielden ze hun leiding.→ kregen van de Romeinen in ruil voor meewerking luxe producten en voorrechten →Romeins burgerrecht.
Romanisering → de Grieks-Romeinse cultuur en kunst werd over het veroverde gebied verspreid. Elke stad had alles wat een Romeinse stad had.
§4 De late oudheid.
Crisis bij de Romeinen → 3e eeuw → door inflatie, soldatenkeizers moesten hun bemanning steeds hogere soldij geven en de Germanen kregen steeds hoger afkoopsommen. Het zilver in de munten werden steeds minder. → De christenen waren de oorzaak hiervan dachten veel mensen.
Ze hadden door naastenliefde veel geld, waardoor steeds meer mensen zich aansloten bij het christendom. In 250 moesten de christen staatsgoden offeren → er ontstonden conflicten onderling. Zorgde voor teveel onrust → weer afgeschaft.
Keizer Diocletianus (284-305) → einde chaos door tetrarchie → rijk in vier stukken onderverdeeld in Keizer, een Augustus en daaronder een Caesar.
→verandering belasting: inwoners hoefden geen grondbezit belasting meer te betalen in ruil voor dat ze hun hele leven op hun grond bleven. → Het hofstelsel → horigen en lijfeigenen waren in bezit van hun heer in ruil voor bescherming.
306 → Constantijn de Grote werd Augustus → was geen Caesar.
312→ won slag bij de Milvische brug → werd Keizer was Romeinse rijk.
→ keerpunt voor de Christenen, ze werden niet meer vervolgd. Maar de keizer bemoeide zich wel met het christendom. → sterke groei.
391 → christendom staatsgodsdienst.
Volkverhuizingen: → 5e en 6e eeuw
→ Germanen trokken het Romeinse rijk binnen en stichtten zelfstandige koninkrijken.
→ steden werden kleiner iedereen weer terug naar het platte land.
De Germaanse soldaten werden steeds belangrijker → van soldaat tot generaal.
476 → Germaanse generaal zette de keizer af → einde West Romeinse rijk → begin middeleeuwen.
Hoofdstuk3 Vroege middeleeuwen ‘Tijd van de monniken en ridder’ (500-1000)
§1 Leenheren en leenmannen.
Door het wegvallen van het Romeinse rijk kwamen er volksverhuizingen → de Germanen vielen de steden binnen → er was geen bescherming om ze tegen te kunnen houden. → Handel verdween.
Vazallen → krijgslieden of hofdienaren, moesten in ruil voor buit of levensonderhoud hun koning bijstaan ‘met raad en daad’ → moesten verplicht een eed van trouw afleggen aan hun heer (de krijgsheer of koning)
De samenvatting gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden