Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Ten Oorlog

Beoordeling 8.1
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas havo | 6425 woorden
  • 22 april 2008
  • 87 keer beoordeeld
Cijfer 8.1
87 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Samenvatting ´Ten Oorlog´

Doel van dit onderwerp is om te laten zien welke maatschappelijke ontwikkelingen verantwoordelijk waren voor een aantal grote oorlogen sinds de Franse Revolutie, 1789.

Een algemene ontwikkeling is dat oorlogen in de 19de eeuw steeds meer gebeurtenissen werden waar de gehele samenleving mee te maken kreeg. Dus het waren geen oorlogen meer van privé-legertjes van een koning tegen een andere koning zoals vóór 1750, maar grote oorlogen, met grote staatslegers (dienstplichtig of beroeps) waar bijna alle burgers van de betrokken landen mee te maken kregen.

1. De Napoleontische oorlogen

Vraag: Hoe ontstond de Franse Revolutie in 1789?

1. de Franse koning Lodewijk XVI (16) roept de Staten-Generaal bij elkaar, omdat hij toestemming wil voor nieuwe belastingen. Maar de economie is al heel slecht en er heerst hongersnood;

2. Daarvoor moet hij de grondwet wijzigen en dus moeten alle drie standen (= groepen) van de maatschappij daarover beslissen.
3. De 1ste en 2de stand (geestelijken en adel) zijn voor,
4. maar de 3de stand (burgers) wil alleen vóór stemmen in ruil voor meer macht.
5. Als de koning dit niet toestaat, richten de burgers van de 3de stand in Parijs een eigen vergadering op en maken een eigen grondwet.
6. De koning probeert deze opstand van burgers de kop in te drukken door een leger naar Parijs te sturen.
7. Maar als de hongerige bevolking van Parijs dit hoort, komt zij massaal in opstand tegen de koning, adel en de kerk. Zo begint de Franse Revolutie op 14 juli 1789.

De burgers waren in 1789 beïnvloed door de ideeën van de verlichtingsfilosofen uit de 18de eeuw. Deze filosofen vonden
1. dat burgers veel meer (bestuurlijke en economische) macht moesten krijgen ipv. alleen de koning;
2. ook vonden deze filosofen dat mensen voor zichzelf moesten gaan nadenken ipv. alleen te luisteren naar de ideeën van de kerk.

Daarom (en omdat de 1ste en 2de stand bijna rijkdom hadden en de 3de stand bijna niets) was er in 1789 tijdens de revolutie zoveel haat tegen de kerk en de adel.

De Franse revolutie was in het begin een succes voor de burgers.
1. Zij kregen de macht.

2. Er kwam een nieuwe grondwet met als motto: ‘vrijheid, gelijkheid en broederschap’.
3. Veel mensen van de adel en de kerk vluchtten naar het buitenland (émigrés).
4. Daar verbleven zij vaak aan de hoven van buitenlandse vorsten die met argwaan naar de Franse Revolutie keken.
5. De buitenlandse vorsten waren namelijk bang dat in hun eigen land ook een revolutie van burgers zou uitbreken en dat zij dan ook de macht zouden moeten opgeven.

In Frankrijk kwamen de radicalen (olv. Robbespierre) aan de macht.

Vraag: wat wilden de radicalen bereiken?

1. Zij vonden dat de Franse Revolutie alleen kon overleven als ook de landen om Frankrijk heen veroverd zouden worden en daar ook de burgers aan de macht zouden komen. De Franse revolutie moest dus eigenlijk geëxporteerd worden.
2. In 1792 werd met de leuze ‘Oorlog aan de vorsten, vrede aan de volkeren’ zodoende door de radicalen de oorlog verklaard aan een aantal andere landen.

Zo ontstonden de coalitieoorlogen (1792 – 1815). Coalitie = samenwerking: Frankrijk had in deze periode steeds andere landen waarmee ze samenwerkte en vocht ook steeds tegen steeds wisselende coalities van andere landen, dus vandaar: coalitieoorlogen.

De eerste coalitieoorlog werd door Frankrijk verloren. Koning Lodewijk XVI werd als zondebok aangewezen. Lodewijk had namelijk geprobeerd te vluchten en ook waren er geheime brieven van hem aan andere Europese koningen ontdekt. Lodewijk werd als landverrader veroordeeld en in 1793 onder de guillotine onthoofd.


Ondertussen was het een rotzooitje in Frankrijk. De radicalen werden ook in eigen land steeds bloeddorstiger, terwijl de gewone burger nog steeds behoorlijk arm was en eigenlijk toch niet zoveel te zeggen had. De gemiddelde Fransman was de revolutie behoorlijk zat en wilde weer orde en rust hebben.

Van deze gevoelens maakte een succesvolle militair in 1799 gebruik: Napoleon.
1. Hij pleegde in 1799 een staatsgreep en kwam aan de macht.
2. In 1804 werd hij zelfs keizer van Frankrijk.
3. Eerst vonden de Fransen Napoleon geweldig, omdat ze hoopten dat een sterke leider weer orde, rust en welvaart in Frankrijk zou brengen.

Maar Napoleon had andere plannen: hij wilde meer grondgebied, dus moest er juist nog meer oorlog gevoerd worden en een nog groter leger komen.

Tussen 1799 en 1812 voerde Napoleon veel succesvolle oorlogen. Hij veroverde veel gebied en liet deze besturen door familieleden (bijvoorbeeld zijn broer Lodewijk-Napoleon in Nederland) of hij stelde aanhangers van Frankrijk aan het hoofd van een buitenlandse regering (= satellietstaat).

Na 1812 ging het steeds slechter met Napoleon.
1. Eerst verloor hij in 1812 veel soldaten in Rusland;
2. daarna werd hij door een coalitie van Russen, Oostenrijkers, Pruisen en Engelsen verslagen bij de Volkerenslag van Leipzig (1813). Napoleon werd gevangen genomen en naar het eiland Elba gebracht.
3. Nog 1x wist Napoleon te ontsnappen en een leger op te bouwen. Maar Napoleon werd in de slag bij Waterloo (1815) definitief verslagen en zat daarna de rest van zijn leven gevangen op het eiland St. Helena.

Vraag: welke 2 meningen over de Fransen bestonden er onder de bevolkingen van de door Frankrijk veroverde landen?

1. Vaak waren de burgers in door Frankrijk veroverde landen eerst voor de Fransen omdat ook de burgers in deze landen in eerste instantie meer macht kregen. Net als in Frankrijk werd iedereen bijvoorbeeld gelijk voor de wet; ook kregen kerk en adel veel minder macht; ook verbeterde of legde Napoleon wegen en kanalen aan in deze landen.


2. Later keerden de burgers in deze landen zich tegen Napoleon. De reden hiervoor waren:
• De burgers kregen toch niet zoveel macht, Frankrijk bepaalde alles wat er gebeurde.
• Deze landen moesten heel veel belasting betalen voor het leger en de oorlogen van Napoleon; zo ontstonden er overal economische crises.
• Veel jonge mannen moesten verplicht dienst nemen in het Franse leger
• Als er een van Napoleon leger voorbij kwam, dan moest de plaatselijke bevolking het eigen voedsel (en soms ook andere bezittingen) daaraan afstaan. Zo ontstond er veel tekort en soms zelfs hongersnood in veel landen
• Napoleon had deze landen verboden te handelen met zijn grote vijand Engeland. Dit noemde Napoleon het continentaal stelsel (= alleen nog maar handel op het vaste continent Europa en dus niet meer met het ‘eiland’ Engeland). Dit zorgde ook voor veel economische schade in veel landen.

Oorlogsvoering.

Vraag: Waarom had het Frankrijk van Napoleon zo’n sterk en succesvol leger?

1. Frankrijk ging als eerste land in Europa gebruik maken van de dienstplicht (de levée en masse = massale oproep) en zo kreeg Frankrijk het grootste leger van Europa;
2. Ook werd een bewapeningsindustrie opgezet, zodat er steeds meer en betere wapens kwamen;
3. Wetenschappers gingen zich ook steeds meer bezighouden met het uitvinden van moderne wapen;
4. andere landen wachten veel langer met moderniseren.


Economie en oorlog & Burgers en oorlog.

Vraag: De sociale en economische kosten van oorlogsvoering voor Frankrijk waren enorm. Hoe kwam dat?

1. de revolutiejaren hadden de franse economie behoorlijk uitgeput;
2. de handel en industrie (behalve dan de wapenindustrie) waren door de oorlogsvoering vrijwel tot stilstand gekomen;
3. er werden heel veel jonge mannen opgeroepen voor de dienstplicht. Deze mannen konden dan niet langer hun steentje bijdragen aan de normale economie. Alleen rijke burgers konden ontkomen aan dienstplicht door deze af te kopen met een plaatsvervanger (remplaḉantenstelsel van ‘remplacer’ = vervangen);
4. censuur van de pers: hoe langer Napoleon aan de macht was, des te minder mocht er kritisch over hem geschreven worden. Tenslotte mochten er alleen nog maar positieve berichten over Napoleon in de kranten staan.

Vraag: Welke gevolgen hadden deze enorme oorlogskosten voor de door Frankrijk veroverde landen?

1. veel belastingen;
2. plunderingen door het Franse leger. Napoleon vond namelijk dat zijn legers snel moesten zijn. Daardoor hadden zijn legers maar weinig bagage bij zich en al helemaal geen bevoorrading. De Franse soldaten moesten dus gebruik maken van het voedsel van het gebied waar ze waren. Dit leidde natuurlijk tot veel haat bij de plaatselijke bevolking;
3. het continentaal stelsel: het was verboden om handel met Engeland te voeren. Maar hierdoor ontstond er veel smokkelhandel. Veel Franse soldaten en bestuurders deden hieraan overigens ook gewoon mee (= corruptie).

4. ook veel buitenlandse jongens moesten in Franse dienst. Door de grote verliezen deserteerden er vele uit het Franse leger.
5. het ontstaan van anti-franse gevoelens en daardoor de opkomst van veel nationalistische (= eenheids) gevoelens bij jonge mensen.

Soldaten in de oorlog.

Vraag: Waarom waren er zoveel soldaten nodig voor de legers?

1. Door het gebrek aan voedsel en goede medische verzorging stierven meer soldaten dan dat er daadwerkelijk soldaten sneuvelden op het slagveld. Napoleon verbood zelfs dat gewonde soldaten in het buitenland naar Frankrijk werden vervoerd. De meeste zouden onderweg toch sterven.

De gevolgen van de oorlog in Europa.

1814: Wener congres. Olv. de Oostenrijkse regeringsleider Von Metternich verzamelden de overwinnaars (Engeland, Pruisen, Oostenrijk, Rusland) zich in Wenen.

Vraag: wat werd er besproken op het Wener congres?

1. Er moest een nieuw machtsevenwicht in Europa komen:
2. De macht van Frankrijk moest ingeperkt worden. Daarom ontstond er bijvoorbeeld een extra groot koninkrijk der Nederlanden (Nederland, België en Luxemburg samen) ten zuiden van Frankrijk. Ook werd de Duitse Bond (1815 – 1866) opgericht, een eerste stap naar eenwording van de vele Duitse staatjes.
3. De situatie moest zoveel mogelijk terug naar vóór de oorlog (= de Restauratie). Oude koningen kregen weer zoveel mogelijk hun macht terug; in Frankrijk kwam ook weer een koningshuis, alhoewel de veranderingen van de revolutie wel in het voordeel van burgers en boeren bleven bestaan

4. Er kwam een vage afspraak tussen de vorsten van Europa, opgesteld door de Russische tsaar Alexander, dat de Heilige Alliantie heette: de Europese vorsten spraken af dat ze elkaar zoveel mogelijk zouden helpen in geval van nationale en burgerlijke onrust in hun landen.
5. In de meeste staten ontstonden politiek conservatieve (= terughoudend) en economisch gematigde liberale regeringen. Kortom als er al veranderingen moesten komen, dan niet via een revolutie, maar heel geleidelijk. Dat was het doel.

2. De Krimoorlog

Maatschappelijke ontwikkelingen in Europa, 1815 – 1853

De conservatieve vorsten en regeringen, die na 1815 weer aan de macht waren gekomen in Europa, wilden zo weinig mogelijk sociale veranderingen. Hierdoor was er enige tijd rust en vrede in Europa. Maar door verschillende sociaal-economische ontwikkelingen was dit uiteindelijk niet langer mogelijk.

Vraag: Welke sociaal-economische ontwikkelingen vonden plaats in de 19de eeuw, na de Napoleontische oorlogen?

1. na de Napoleontische oorlog was overal in Europa ook de Industriële revolutie ontstaan (Engeland was al eerder geïndustrialiseerd vanaf 1750): nieuwe producten, kortere reistijden door meer spoorwegen, snellere communicatie door de telegraaf, stoommachines, betere wapens etc.
2. Hierdoor ontstonden er ook nieuwe klassen in de samenleving:
a. kooplieden en fabriekseigenaren die de gegoede burgerij werden (bourgeoisie). Zij vervingen de positie van de oude (land)adel. Hun belangen waren meer nationaal/nationalistisch (een sterk ontwikkeld vaderland) en liberaal ( = vrijemarkteconomie), dan internationaal. Zij wilden als nieuwe, rijke burgers dus ook steeds meer bestuurlijke macht hebben.
b. De arbeiders in de fabrieken werden steeds belangrijker en gingen zich steeds beter organiseren. Ook zij wilden steeds meer te zeggen hebben over hun eigen toekomst.

3. Imperialisme = het streven van grote landen om hun rijk overzee uit te breiden (= koloniën krijgen). Dit werd noodzakelijk gevonden vanwege de behoefte aan meer grondstoffen en afzetgebieden door de industriële revolutie. Hierdoor kwamen veel landen veel sneller met elkaar in conflict.
4. In 1848 waren in een aantal Europese landen burgerrevoluties uitgebroken: de burgers wilden meer vrijheid en bestuurlijke macht die paste bij hun economische macht. Er ontstonden nieuwe grondwetten, waardoor de vorsten verplicht werden hun macht echt te delen met (een deel van) de (mannelijke) bevolking. Zo waren de burgerlijke idealen van de Franse revolutie 60 jaar na hun begin eigenlijk toch nog gerealiseerd in een groot deel van Europa.

Aanleiding en oorzaak van de Krimoorlog, 1853 – 1856.

Vraag: wie waren de hoofdrolspelers in de Krimoorlog en wat waren hun belangen:

Engeland was in de 19de het sterkste land in Europa.
1. Het had de sterkste vloot en de meeste koloniën in Afrika en Azië (= Imperialisme).
2. Hierdoor was het controleren van de Middellandse Zee ook erg belangrijk (via de Middellandse Zee kon je namelijk zowel over land (Midden-Oosten) als over zee (toegang tot Atlantische Oceaan) op de routes richting Azië en Afrika komen.
3. Engeland wilde dus ook dat een land als Rusland via de Zwarte Zee geen toegang tot de Middellandse Zee had.
4. Maar op het uiterste puntje van de Zwarte Zee lag op het schiereilandje de Krim de Russische marinehaven Sebastopol. Een bedreiging voor Engeland dus.
5. Hiervoor werd aan het Turkse Rijk gevraagd om vanuit Turkse stad Constantinopel (nu: Istanboel), dat precies op de zeer smalle doorgang (= de Bosporus) tussen Zwarte Zee en Middellandse Zee lag, erop te letten dat er geen oorlogsschepen doorheen zouden varen. Dit was afgesproken in een verdrag van 1841, waarbij het Turkse Rijk in ruil daarvoor financiële steun kreeg van Engeland en Frankrijk.

Frankrijk werd ook steeds machtiger en kreeg koloniën (= Imperialisme) in Noord-Afrika (Algerije).

1. Daardoor werd controle over de Middellandse Zee voor Frankrijk ook steeds belangrijker.
2. De nieuwe Franse keizer Lodewijk-Napoleon III was door de burgerrevolutie van 1848 aan de macht gekomen. Hij was dus niet een ‘echte’ keizer in de ogen van de andere Europese vorsten (de Russische tsaar Nicolaas I vond hem bijvoorbeeld maar een ‘nepkeizer’). Daarom wilde de keizer van Frankrijk zich extra ‘bewijzen’.
3. Frankrijk had veel geld geïnvesteerd in het Turkse Rijk en wilde het Turkse Rijk extra beschermen, indien nodig.
4. Frankrijk vond ook dat zij (Katholieken) de heilige plaatsen in het Midden-Oosten (Jeruzalem) mochten beschermen. Maar de Russische tsaar vond dat de orthodoxe christenen dit recht hadden, omdat de meeste christenen in het Midden-Oosten orthodox waren en de Russische kerk de grootste orthodox-christelijke kerk was.
5. Frankrijk stuurde een oorlogsschip naar Constantinopel om dit recht op te eisen. De Turken probeerden nog wel een conflict te voorkomen, maar waren eigenlijk samen met de Fransen tegen de Russen. Daarmee was het verdrag van 1841 dus geschonden en eigenlijk waardeloos geworden.
6. Frankrijk bezette de Heilige plaatsen in het Midden-Oosten.

Het Turkse Rijk was een groot rijk dat in de 19de eeuw steeds zwakker was geworden. Dit kwam door een ouderwets leger en weinig industrialisatie. Het Turkse Rijk kon eigenlijk alleen nog maar met hulp van buitenaf overleven.
1. De Turken hadden veel gebied in de Balkan en hadden dan ook geen behoefte aan een steeds sterker Rusland, dat ook geïnteresseerd was in meer macht op de Balkan.
2. Daarom koos het Turkse Rijk steeds meer de kant van Engeland en Frankrijk.
3. Uiteindelijk verklaarde het Turkse Rijk in 1853 als eerste de oorlog aan Rusland.

Rusland wilde ook steeds meer militaire controle wilde uitoefenen op de Middellandse Zee en in de Balkan (waar de meeste volkeren, net als de Russen, ook Slavisch (= een bepaald mensenras) waren en vele ook het Orthodox-christelijke geloof hadden).
1. Door de actie van Frankrijk was Rusland zeer boos.

2. het wilde de Turken straffen door gebied op de Balkan van de Turken af te pakken. Dit gebied lag direct tegen het Oostenrijkse keizerrijk aan.
3. de Russen hadden niet verwacht dat Engeland dit de moeite waard vond om oorlog over te voeren, maar dat bleek dus een inschattingsfout.

Verloop van de Krimoorlog.

Frankrijk en Engeland besloten samen te werken en met hun oorlogsschepen de Russische marineplaats Sebastopol op de Krim te veroveren. De Turken deden ook aan hun kant mee, maar bleken zo’n ouderwets, slecht leger te hebben, dat ze niet echt een grote rol speelden.

De Krimoorlog werd de eerste oorlog waarin de media en de publieke opinie een grote rol speelden.
1. Toen Sebastopol toch niet zo snel veroverd werd als verwacht en er in de winter van 1854-55 vooral veel Engelse soldaten stierven aan ziekten, kou en stomme beslissingen van de generaals, werd daarover uitgebreid geschreven in de Engelse kranten door Engelse oorlogsjournalisten.
2. Na de oorlog werd daarom in Engeland voor het eerst censuur opgelegd aan oorlogsverslaggeving. Voortaan mocht niet zomaar alles geschreven worden over wat er in een oorlog gebeurde. Het leger en de regering gingen dit bepalen.
3. De Engelsen maakten veel fouten, omdat ze hun bevoorrading en medische verzorging niet op orde hadden waardoor er voedseltekort en besmettelijke ziekten ontstonden.
4. De beroemde Engelse verpleegster Florence Nightingale heeft ervoor gezorgd dat het Engelse leger beter voor zijn gewonde soldaten ging zorgen; ook zorgde zij ervoor dat vrouwen geaccepteerd werden als verpleegster en in dat beroep dus ook buitenshuis geld konden gaan verdienen. Daarmee speelt zij een belangrijke rol in de opkomst van de vrouwenbeweging (emancipatie) in de 19de eeuw.
5. Toch was de Krimoorlog ook een ‘moderne’ oorlog, omdat er voor het eerst gebruik werd gemaakt van moderne communicatiemiddelen, zoals de telegraaf. Zo konden bevelen en informatie heel snel worden verspreid. Ook werd voor het eerst gebruik gemaakt van ijzeren stoomschepen als oorlogsschepen.

6. het belangrijkste, economische motief voor zowel Engeland als Frankrijk was dat beiden zeker wilden zijn van de toegang tot hun koloniën.

Vraag: Wat waren de gevolgen van de Krimoorlog?

1. Rusland verloor uiteindelijk de oorlog en Sebastopol werd veroverd door de Engelsen en Fransen.
2. Rusland sloot een vrede met Engeland en Frankrijk waarin het beloofde geen vloot meer te stationeren in de Zwarte Zee (de toegang tot de Middellandse Zee); ook moest het beloven de heilige christelijke plaatsen in het Turkse Rijk, op de Balkan en in het Midden-Oosten niet langer te willen beschermen (lees: daar mochten geen Russische legers meer komen!).
3. Frankrijk telde weer mee in Europa en was weer een sterk land.
4. Oostenrijk pikte nu snel de Balkangebieden, die Rusland eerst op Turkije had veroverd, in van Rusland. Daarmee was dus ook een einde gekomen aan de Heilige Alliantie van 1815, waarmee de Europese vorsten elkaar hadden beloofd met rust te laten en/of juist elkaar te hulp te schieten bij binnenlandse problemen.
5. Daarmee bleek dus ook gelijk dat er veel tegenstrijdige belangen waren op de Balkan. Iets dat later een grote rol zou gaan spelen in de Europese politiek (lees: één van de oorzaken voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog)
6. Het Turkse Rijk bleek de ‘zieke man van Europa’ te zijn. Te zwak om op eigen benen te staan. Het zou een speelbal worden van allerlei landen die vooral hun macht op de Balkan wilden uitbreiden (lees: Oostenrijk, Rusland en een aantal Balkanvolkeren, zoals de Serviërs, Roemenen, Bulgaren).

3. De Frans-Duitse oorlog, 1870-1871.

Maatschappelijke ontwikkelingen 1856 – 1870:

Frankrijk: het leger werd in deze periode steeds minder belangrijk; de invloedrijke liberale burgers zagen hun geld en zonen liever niet verspild aan het leger. Er bestond wel dienstplicht, maar via een loterij moest slechts een aantal pechvogels echt in dienst. Ook bestond het remplaḉantensysteem nog steeds. De industriële revolutie is nog steeds bezig en de Franse economie groeit goed. De nadruk ligt wel heel sterk op de eigen, nationale economie. Frankrijk is economisch maar heel weinig internationaal georiënteerd. De Franse koloniën hebben nog geen erg grote economische betekenis, maar zijn wel belangrijk voor het aanzien en de eer van Frankrijk. Pas als Frankrijk doorkrijgt dat Pruisen een sterk en groot leger heeft, gaat het ook iets aan haar eigen leger doen. Maar dan is het al te laat.


Pruisen: deze Duitse staat industrialiseerde ook sterk in deze periode. Ook in Pruisen was er niet veel aandacht voor het leger. Dit veranderde totaal toen in 1861 Wilhelm I de nieuwe koning werd. Hij gaf, tegen de wil van het parlement in, de opdracht om het leger sterk te moderniseren en te vergroten. Hiervoor gebruikte hij zijn trouwe minister-president Otto von Bismarck. Von Bismarck was een Duits nationalist: zijn droom was dat alle zelfstandige Duitse staatjes onder leiding van Pruisen één groot Duitsland zouden worden. Om dat te kunnen bereiken, moest Pruisen natuurlijk een sterk leger hebben.

Vanaf dat moment gaat het snel:
1. 1864: Pruisen verslaat Denemarken
2. 1866: Der Brüderkrieg (= Broederoorlog, omdat Duitstalige tegen Duitstalige vochten): Pruisen voert oorlog tegen Oostenrijk om uit te maken wie de baas is in het Duitstalig gebied.
3. Pruisen wint van Oostenrijk
4. en richt in 1867 de Noord-Duitse Bond op, waarin een groot aantal Duitse staatjes olv. Pruisen nog nauwer gaan samenwerken. Oostenrijk mag zich vanaf dat moment niet meer met de Duitse staatjes bemoeien.
5. 1870: Spanje zoekt een nieuwe koning en komt uit bij een Pruisische prins.
6. Frankrijk protesteert tegen een Pruisische koning als koning van Spanje, omdat dan de macht van Pruisen wel erg sterk zou worden in Europa.
7. De Pruisische minister-president Otto von Bismarck maakt gebruik (misbruik) van deze Franse boosheid door op een oorlog aan te sturen. Von Bismarck denkt dat een oorlog tegen Frankrijk goed is voor het Duitse nationalisme en een snellere Duitse eenwording. Hij vernedert, samen met zijn koning Wilhelm I, de Franse ambassadeur.
8. De Franse keizer Lodewijk-Napoleon III kan voor zijn gevoel nu niets anders doen dan de oorlog verklaren aan Pruisen om de eer van Frankrijk te redden. Von Bismarck heeft nu zijn zin: het is oorlog!

9. Zowel de Franse als Pruisische (Duitse) bevolking hebben eigenlijk wel zin in een korte, snelle oorlog. Vooral de Duitsers zien dit als een revanche voor de Napoleontische veroveringsoorlogen van 1799 – 1813. Hieraan kun je het gegroeide nationalisme in beide landen zien.

Vraag: Hoe verloopt de Frans-Duitse oorlog?

1. Voor Frankrijk gaat het vanaf het begin al mis. Het leger is slecht georganiseerd en traag.
2. Al snel winnen de Pruisen en nemen de Franse keizer Lodewijk-Napoleon III gevangen.
3. de Franse bevolking is boos op de keizer vanwege het snelle verlies en er ontstaat een revolutie.
4. 1870: Franse burgers in Parijs roepen de Derde Republiek uit en zetten daarmee dus de keizer af.
5. Door de nieuwe burgerregering wordt besloten om de oorlog tegen de Duitsers voort te zetten.
6. nu omsingelen Duitse troepen de hoofdstad Parijs. Zo willen ze de stad uithongeren. Het duurt nog de hele winter voordat Parijs (en dus Frankrijk) definitief capituleert (= zich overgeven) in 1871. Franse vrijwilligers (Franc-tireurs) doen moedige aanvallen op het Duitse leger. Dit kostte zowel aan Duitse als Franse kant extra mensenlevens. Maar zeker in het Pruisische leger werd er niet op een dode soldaat meer of minder gekeken.
7. De enige man die zich een beetje het lot van de gewonde soldaten aantrekt, is de Zwitser Henri Dunant. Hij richt het Rode Kruis op. Dit moet een neutrale (= onpartijdige) organisatie worden die soldaten en burgers van alle partijen in een oorlog moet kunnen verzorgen. Later organiseert Dunant ook de Geneefse Conventie. Hierin wordt vastgelegd aan welke regels men zich in de oorlog (zou) moet(en) houden.


Vraag: Wat waren de gevolgen van de Frans-Duitse oorlog?

1. 1871: in de oude Franse koningsstad Versailles werd het Duitse keizerrijk uitgeroepen onder leiding van de Pruisische koning Wilhelm I, die dus keizer van Duitsland werd.
2. De Fransen hadden verloren en werden door de Duitsers vernederd (het verdrag van Frankfurt):
a. ze moesten het grondgebied Elzas-Lotharingen aan Duitsland afstaan
b. en moesten een zware schadevergoeding aan Duitsland betalen.
c. De Fransen hadden hierdoor veel wraakgevoelens naar de Duitsers. Deze Franse wraakgevoelens zouden één van de oorzaken worden voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog in 1914.
3. Duitsland was als eenheidsstaat nu in één keer ten koste van Frankrijk het machtigste land op het vasteland in Europa geworden. De industrialisatie ging nu nog veel sneller en de bevolking groeide sterk. Wel probeerde Bismarck de nieuwe machtsverhoudingen in Europa een beetje tot rust te laten komen. Hij wilde Frankrijk niet nog meer vernederen dan als was gebeurd. Maar ook wilde hij dat Duitsland snel vrienden kreeg in Europa, zodat Frankrijk het wel uit haar hoofd zou laten om te proberen wraak nemen. Daarom sloot hij in 1882 met Oostenrijk en Italië een bondgenootschap.
4. 1871: In Parijs brak na het definitieve verlies weer een revolutie uit: de Commune. Dit waren linkse revolutionairen die helemaal geen vertrouwen meer hadden in de oude bestuurders die ook onder keizer Lodewijk-Napoleon hadden geregeerd. Parijs was 5 weken lang een zelfstandig staatje in Frankrijk, maar toen werden de revolutionairen (communards) hard en bloedig verslagen door het leger van de Franse regering.
5. In de Frans-Duitse oorlog speelde aan beide kanten de propaganda in de pers een belangrijke rol. De tegenstander werd bewust zwart gemaakt en de eigen troepen opgehemeld. Ook hieraan kun je het toegenomen nationalisme in beide landen terugzien.

6. Na het verlies van de Fransen was er in de Franse pers veel kritiek op keizer Lodewijk-Napoleon III. Door het verlies kreeg de Franse pers juist meer vrijheid om kritisch te zijn en was er dus minder censuur (= de staat bepaalt wat er wel of niet in de pers mag staan).

4. De Eerste Wereldoorlog, 1914 – 1918.

Maatschappelijke ontwikkelingen 1871 – 1914:

a. In heel Europa gaat de Industriële Revolutie nog steeds verder. Rond 1900 komen nieuwe uitvindingen zoals de auto, het vliegtuig, elektriciteit en de telefoon op de markt.
b. Arbeiders komen steeds vaker in conflict met de rijke fabriekseigenaren. Vakbonden (= organisatie van arbeiders) worden opgericht.
c. Het socialisme komt op (= politieke stroming die wil dat arbeiders het beter krijgen).
d. Arbeiders in verschillende Europese landen vinden zelfs dat internationale solidariteit (= dat je elkaar steunt) tussen arbeiders belangrijker moet zijn dan nationalisme (= liefde voor je vaderland).
e. Kiesrecht voor arbeiders & vrouwen wordt een steeds belangrijker politiek thema.
f. Het onderwijs wordt steeds beter, dus mensen zijn beter geïnformeerd.
g. Kunstmest zorgt voor meer voedsel; er is betere ziektebestrijding. Hierdoor daalt het sterftecijfer en groeit de Europese bevolking.
h. De vrouwenbeweging zet haar emancipatiestrijd voort.
i. Koningen en gekozen parlementen strijden steeds vaker over de macht. Parlementen krijgen steeds meer macht.
j. De massacultuur ontstaat.


Vraag: Welke sociale, economische en politieke ontwikkelingen waren in de grote Europese landen te zien?

Duitsland
a. was door de industriële revolutie het sterkste land van Europa geworden. Het produceerde 2x zoveel staal als Engeland en Frankrijk samen.
b. De nieuwe Duitse keizer Wilhelm II (zoon van Wilhelm I, de eerste Duitse keizer) wilde ook internationaal aanzien. Dus ging Duitsland ook koloniën veroveren. Duitsland voerde dus een ‘Weltpolitik’, een wereldpolitiek om één van de sterkste landen ter wereld te worden.
c. Om niet alleen te staan in Europa, sloot Duitsland in 1882 een verbond met Oostenrijk-Hongarije en Italië, de Triple Alliantie.

Frankrijk
a. had wraakgevoelens naar Duitsland vanwege de verloren Frans-Duitse oorlog van 1870/71
b. was bang voor de kracht van Duitsland en besloot in 1894 ook een bondgenootschap aan te gaan met Rusland.
c. Dit was zeer slim van Frankrijk, want zo kwam Duitsland tussen twee vijanden, Frankrijk en Rusland, in te liggen. Als het dan weer oorlog zou worden, dan moest Duitsland op twee fronten tegelijk vechten.

Engeland
a. Was bang voor de grote ambities van Duitsland. Vooral toen Duitsland een grote en sterke oorlogsvloot ging bouwen om ook koloniën te kunnen veroveren, voelde Engeland zich bedreigd. Engeland was eeuwenlang het land met de sterkste oorlogsvloot ter wereld geweest en dat wilde het zo houden.
b. Ondanks het feit dat Engeland en Frankrijk vaak ruzie hadden over koloniën, was Duitsland voor beide landen nog gevaarlijker. Daarom sloot Engeland in 1904 al een vriendschapsverdrag met Frankrijk en in 1907 ook met Rusland.

c. Zo ontstond in 1907 het bondgenootschap tussen Engeland, Frankrijk en Rusland: de Triple Entente. Zo waren er nu dus 2 vijandige bondgenootschappen in Europa.
d. Hiermee eindigde voor Engeland de politiek van ‘splendid isolation’ (= voortreffelijke afzijdigheid). Dit was de politiek waarbij Engeland zich zo weinig mogelijk bemoeide met het vasteland van Europa.
e. Engeland gaf dus ook zijn anti-Russische politiek van de Krimoorlog op.

Turkije
a. Was nog steeds de ‘zieke oude man van Europa’: ouderwets en afhankelijk van andere landen.
b. Nationalistische ‘Jong Turken’ kwamen nu in opstand tegen het ouderwetse bestuur van de Sultan (= keizer). Zij wilden van Turkije een moderne staat maken.
c. Ook wilden zij voorkomen dat het Turkse rijk op de Balkan nog verder uit elkaar viel.

Rusland
a. telde door het bondgenootschap met Frankrijk en Engeland weer mee in Europa.
b. Verloor in 1905 in het Oosten van hun land een oorlog tegen Japan en richtte daarom maar weer al zijn aandacht op het westen: machtsuitbreiding in de Balkan.
c. De Russen waren ook bang voor een sterker en gemoderniseerd Turkije, wanneer de Jong Turken daar aan de macht zouden komen.

Oostenrijk-Hongarije
a. wilde ook steeds meer macht op de Balkan.
b. Oostenrijk had heel veel Slavische minderheden in het eigen keizerrijk wonen. De sterkste waren de Serviërs. Om deze onder de duim te houden en te voorkomen dat ze onafhankelijkheid wilden, moest Oostenrijk de macht op de Balkan wel steviger in handen krijgen. Anders zou het Oostenrijkse keizerrijk (net zoals bij het Turkse rijk toen al gebeurde) in vele aparte landjes uiteenvallen.

c. Daarom pikte Oostenrijk in 1908 het gebied Bosnië af van Turkije. Hier woonden veel Serviërs. Zo hoopten de Oostenrijkers meer controle te kunnen houden. De Serviërs in Bosnië wilden echter liever bij Servië horen.

Servië
a. was een onafhankelijk koninkrijk op de Balkan. Het had zich vrijgevochten van de Turken en wilde ook steeds meer macht op de Balkan krijgen.
b. Het zag Rusland als de grote, Slavische (= mensenras) broer met hetzelfde orthodox-christelijke geloof.
c. In 1908 was Servië woedend op Oostenrijk omdat zij Bosnië, dat naast Servië lag, wilden hebben.

Vraag: wat was de directe aanleiding van de Eerste Wereldoorlog?

1. De moord op de Oostenrijkse kroonprins en zijn vrouw in de hoofdstad van Bosnië, Sarajevo door een Bosnisch-Servische nationalist (= iemand die wilde dat Bosnië bij Servië zou gaan horen).

Vraag: Welke stappen volgden na de moord op de Oostenrijkse kroonprins?

1. Oostenrijk dacht dat Servië achter de aanslag zat.
2. Omdat Oostenrijk bang was dat Rusland Servië zou helpen, vroeg het eerst steun aan bondgenoot Duitsland.
3. Duitsland gaf Oostenrijk een ‘blanco cheque’, dwz. Oostenrijk mocht alles doen wat het wilde, want Duitsland zou hun altijd helpen.
4. toen pas durfde Oostenrijk Servië te waarschuwen en dreigde met oorlog.
5. Rusland zocht ondertussen steun bij bondgenoot Frankrijk en kreeg deze. Toen mobiliseerde (= gevechtsklaar maken) Rusland zijn leger.

6. Duitsland dacht nu dat oorlog niet meer te voorkomen was en ze moesten snel handelen, want anders zaten ze opgesloten tussen Rusland en Frankrijk in een tweefrontenoorlog. Duitsland verklaarde toen volgens het Von Schlieffenplan de oorlog aan Rusland en Frankrijk.
7. Oostenrijk verklaarde de oorlog aan Servië en Rusland.
8. Toen Duitse legers door België naar Frankrijk trokken, verklaarde Engeland, dat de Belgische neutraliteit had gegarandeerd, ook de oorlog aan Duitsland.
9. toen daarna ook Turkije (aan Duitse en Oostenrijkse kant) en uiteindelijk, in 1917, Amerika (aan Franse en Engelse kant) aan de oorlog gingen meedoen (en natuurlijk de koloniën van Engeland en Frankrijk), werd het een echte wereldoorlog

Vraag: Welke oorzaken lieten de Eerste Wereldoorlog ontstaan? Noem er drie en geef bij elk een concreet voorbeeld.

1. ruzie op de Balkan.
a. Oostenrijk had problemen met de verschillende nationale (balkan)minderheden in het eigen keizerrijk en wilde zoveel mogelijk controle hierover uitoefenen.
b. Turkije wilde ook macht behouden op de Balkan
c. Rusland wilde ten koste van vooral Oostenrijk meer macht op de Balkan krijgen. De Russen steunden de Slavische volkeren op de Balkan, vooral de Serviërs, als hun broedervolken. De Serviërs hadden ruzie met Oostenrijk over het gebied Bosnië.

2. Modern imperialisme en nationalisme.
a. doordat verschillende Europese landen koloniën wilden, werd hierover steeds vaker ruzie gevoerd, eerst voornamelijk tussen Engeland en Frankrijk.
b. Duitsland (vooral keizer Wilhelm II) wilde het machtigste land van Europa worden. Ze hadden de grootste bevolking; de beste industrie; ze gingen een grote oorlogsvloot bouwen en wilden ook koloniën. Op deze manier maakte Duitsland zowel Frankrijk als Engeland nog angstiger. Daarom besloten Engeland en Frankrijk dan maar met elkaar samen te werken.

c. Frankrijk had wraakgevoelens naar Duitsland vanwege de verloren Frans-Duitse oorlog van 1870/71.

3. wapenwedloop en militarisme.
a. om koloniën te kunnen veroveren, heb je een sterk leger en een sterke marine nodig. Tussen Duitsland en Engeland ontstond een wapenwedloop (= wedstrijd in wie de beste en meeste wapens heeft) ter zee.
b. Steeds vaker werd de industrie gebruikt om nog betere en verschrikkelijker wapens te maken.
c. Spoorwegen werden aangelegd om in geval van oorlog materieel en soldaten snel naar het front te kunnen vervoeren.
d. Iedereen voelde zich bedreigd door andere landen en daarom werd er veel geïnvesteerd in wapens.
e. Ook ontstond er in Europa een oorlogscultuur: het militarisme. Het idee was dat je problemen alleen kon oplossen als je een sterk leger had. Je moest dus ook trots op je eigen leger zijn en bereid zijn als soldaat voor je vaderland te sterven. Militarisme en nationalisme versterkten elkaar dus behoorlijk.
f. Hierdoor waren eigenlijk alle bevolkingsgroepen in alle Europese landen voor een groot en sterk leger. Ook de arbeiders. Het nationalisme (= liefde voor het vaderland) bleek dus sterker dan de internationale solidariteit tussen arbeiders uit verschillende landen.

4. De bondgenootschappen.
Er bestonden in 1914 twee bondgenootschappen in Europa:
a. De Triple Entente (geallieerden): Frankrijk, Rusland en Engeland
b. De Triple Alliantie (centralen ): Duitsland, Oostenrijk en Turkije


Voordeel: je hebt vrienden; je staat er niet alleen voor.
Nadeel: Landen worden steeds onvoorzichtiger en arroganter als ze niet alleen staan en als het dan oorlog wordt, dan zijn in één klap een heleboel landen met elkaar in oorlog (dan tikken de landen elkaar als dominostenen aan).

Verloop van de oorlog.

1. volgens het Von Schlieffenplan valt Duitsland via België Frankrijk aan.
2. Maar de Russen vallen ook gelijk Duitsland aan, dus moet Duitsland toch op 2 fronten vechten. Dit is een onverwachte tegenvaller voor Duitsland.
3. De Belgen houden stand in België, waardoor een klein Engels beroepsleger, dat in alle haast naar België was verscheept, en een Frans leger een tegenaanval op de Duitsers kunnen doen.
4. Zo komt het front in het Westen tot stilstand. Daar wordt nu 4 jaar (1914 – 1918) op bijna dezelfde plekken gevochten in Noord-Frankrijk en Zuidwest-België.
5. De soldaten van beide kanten graven zich daarom in. Het wordt een loopgravenoorlog, waarbij het door het gebruik van moderne wapens, zoals de mitrailleur, makkelijker is om te verdedigen dan aan te vallen.
6. In 1916 proberen eerst de Duitsers en daarna de Engelsen met één grote aanval te winnen. in beide gevallen mislukt dat en sterven veel soldaten voor niets. Er is geen terreinwinst. Veel soldaten aan beide kanten zijn boos op hun generaals dat ze massale en zinloze aanvallen bevelen, waarbij tienduizenden doden per dag vallen. Er zijn dan ook geregeld muiterijen ( = opstanden door soldaten), vooral in het aanvallend ingestelde Franse leger.
7. In het Oosten zijn de Duitsers en Oostenrijkers veel sterker dan de Russen. Daardoor verschuift het Oostfront al snel naar Russisch grondgebied.

8. In 1917 ontstaat er in Rusland een burgeroorlog & revolutie. De Russen moeten nu eerst hun eigen problemen oplossen en willen dus niet meer meedoen aan de 1ste Wereldoorlog. De communisten komen aan de macht (gesteund door Duits geld) en sluiten met Duitsland een aparte vrede (vrede van Brest-Litovsk).
9. Dit is zeer gunstig voor Duitsland. Duitsland hoeft nu niet meer op 2 fronten te vechten en kan al zijn legers in het westen inzetten.
10. Maar in 1917 gaat ook Amerika meedoen aan de kant van de Engelsen en Fransen. Duitse onderzeeboten vielen namelijk Amerikaanse schepen aan op de Atlantische oceaan (= onbeperkte duikbotenoorlog). Dit moesten de Duitsers wel doen, omdat de Engelse marine de Duitse havens hadden geblokkeerd (Engelse zeeblokkade). Daardoor ontstonden er allemaal tekorten in Duitsland. Daarom moesten Duitse duikboten wel alle schepen, dus ook Amerikaanse, met producten voor de geallieerden aanvallen om toch nog een beetje gelijke kansen te houden.
11. Deze Amerikaanse overmacht is teveel voor Duitsland. Op 11 november 1918 om 11 uur ’s ochtends is er de wapenstilstand. Keizer Wilhelm II vlucht naar het neutrale Nederland en in Duitsland komt voor het eerst een democratisch gekozen regering aan de macht.
12. Het verdrag van Versailles wordt gesloten;

Vraag: wat stond er in het Verdrag van Versailles?Zie: a t/m f.
a. De Amerikaanse president Wilson bracht het volgende in
• Zelfbeschikkingsrecht: het recht van een volk om een eigen land en onafhankelijkheid te hebben. Hierbij wilde Wilson de minderhedenproblematiek in Europa oplossen. Maar dit lukte niet. In de vele nieuwe landen die ontstonden, woonden toch nog minderheden zonder eigen land.
• Democratie
• De volkenbond: organisatie die als doel dat landen met elkaar praten ipv. oorlog voeren.

b. De Franse premier Clemenceau wilde wraak nemen op Duitsland
• Frankrijk kreeg het gebied Elzas-Lotharingen terug

• In het Duitse Rijnland (tegen de Franse grens) mochten geen Duitse legers meer liggen.
• Duitsland verliest zijn koloniën
• Herstelbetalingen
• Duitsland mocht nog maar een heel klein leger hebben
• Duitsland kreeg schuld van de oorlog

c. De Engelse premier David Lloyd George was een stuk realistischer dan de Franse premier. Hij wilde Duitsland niet al te onrechtvaardig behandelen, want anders zou dat weer tot Duitse wraakgevoelens leiden. Maar Frankrijk kreeg toch z’n zin.

d. Het keizerrijk Oostenrijk-Hongarije hield op te bestaan en viel uit elkaar in verschillende landen (Oostenrijk, Hongarije, Tsjecho-Slowakije, Joegoslavië)

e. Turkije verloor veel grondgebied

f. Rusland verloor voor straf ook gebied omdat het de geallieerden tijdens de oorlog in de steek had gelaten.

In Versailles mochten alleen de winnaars komen. De grote verliezer Duitsland moest het verdrag verplicht onderteken nadat het al opgesteld was. Dit verdrag was zeer vernederend voor Duitsland en daarom werd het in Duitsland ook wel het ‘dictaat van Versailles’ genoemd. Het ondertekenen van het verdrag werd gedaan door vertegenwoordigers van de nieuwe democratische burgerregering. Duitse oud-officieren – die helemaal niets met burgers en democratie hadden – deden net of dit niet had gehoeven en zo ontstond de dolkstootlegende: het verzinsel dat de nieuwe Duitse burgerregering landverraders waren en dat het Duitse leger nog best had kunnen doorvechten en dus ook verraden was door de eigen regering.

Amerika is ook heel teleurgesteld in het slechte verdrag van Versailles. De Amerikaanse politiek keert zich na de 1ste WO af van Europa (= isolationisme). De gedachte is dat het ruziënde Europa maar zijn eigen problemen moet oplossen. Amerika wordt zelfs geen lid van de door de eigen Amerikaanse president Wilson bedachte Volkenbond.


Later ging Hitler (in de jaren ’20 en ’30) misbruik maken van dit vernederende verdrag en de dolkstootlegende om in Duitsland aan de macht te komen.

Oorlogsvoering in de 1ste Wereldoorlog.

• De 1ste WO was een totale oorlog: de hele maatschappij, burgers en soldaten, hadden er mee te maken. Er vielen zowel burgerslachtoffers als soldatendoden. Vrouwen namen op de fabriek de plaats in van de mannen die als soldaat aan het front vochten. Daardoor was de 1ste WO toch ook weer goed voor de emancipatie.
• Alle deelnemende landen maken voor het eerst massaal gebruik van moderne propaganda. Via kranten, film en posters wordt het eigen land en de eigen soldaten opgehemeld (= nationalistische gevoelens opwekken) en wordt de vijand als een barbaar en slechterik voorgesteld. Zo wordt de publieke opinie (= wat de meerderheid van het volk) ervan vindt steeds belangrijker voor regeringen.
• De hele economie stond in dienst van de oorlog, oorlogseconomie. De staat bepaalde wat er geproduceerd (wapens enz.) moest worden, geleide economie. Er was dus geen vrije economie.
• Door de Industriële Revolutie waren de wapens nog dodelijker en verschrikkelijker: krachtige kanonnen, mitrailleur, gifgas, tanks, vlammenwerper, vliegtuig. Hierdoor is de loopgravenoorlog een verschrikkelijk bloedige en wrede oorlog. Zeker als je bedenkt dat de generaals nog heel vaak bevel gaven tot een massale aanval.
• Wel werd de verzorging van gewonde soldaten beter. Achter het front werden ziekenhuizen opgericht en soldaten kregen geregeld verlof.

REACTIES

J.

J.

Bij deel 4 WO I staat dat de triple Aliantie besaat uit: Duitsland, Oostenrijk en Turkije. Maar Turkije moet Italie zijn.

15 jaar geleden

S.

S.

Je hebt m'n leven gered met deze samenvatting. Thanks haha.

15 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.