Samenvatting geschiedenis H9 – Suriname
Paragraaf 1 – Suriname ontstaat als slavenkolonie
Suriname komt in Nederlandse handen
Suriname is een deel van Guyana, de oude naam voor gebied tussen mondingen Amazone Orinoco. De Spanjaarden verkenden in 1499 de kust. Later zochten ze tevergeefs naar El Dorado (goudland). Fransen, Britten en Nederlanders vestigden zich als eerst aan de “wilde” kust. De Zeeuwen stichtten als eerste enkel kolonies in Guyana. Suriname werd door de Britten als kolonie gesticht en legden daar suikerplantages aan. Tijdens de oorlog tussen de Republiek en Groot-Brittannië veroverde de Zeeuwse vloot de Britse kolonie Suriname. Na besprekingen besloten dat Suriname van Nederland zou worden en “geruild” zou worden tegen nieuw Amsterdam, later New York. Daarna bleef Suriname in Nederlands bezit totdat Zeeland de kolonie aan de West-Indische-Compagnie (WIC). Een jaar later werd de kolonie doorverkocht aan de Geoctrooieerde Sociëteit van Suriname. Deze sociëteit was een gemeenschappelijk bezit van de WIC. Daarna nam Nederland de macht over van Suriname, stelde een Gouverneur aan en sloot vrede met de indianen. De Gouverneur bevorderde het stichten van plantages. De landbouw wordt in plantages georganiseerd
De plantage week sterk af van Europese landbouwbedrijven: - de plantage was veel groter. - het werk werd verricht door grote aantallen slaven. - er werd slechts een product verbouwd. - het doel was het maken van winst met het geïnvesteerd kapitaal. Door deze punten kon men in de dun bevolkte tropische gebieden toch winst maken. Toen de Zeeuwen Suriname veroverden waren er al ongeveer 170 plantages. Die bevonden zich allemaal aan de rivier. Later werd aan de kust het moeras ingepolderd. Later was het aantal plantages opgelopen tot 500. Na 1770 kwam er een achteruitgang. Door het absenteïsme, dat is dat de plantages worden bestuurt van mensen die niet eens in Suriname zijn. De plantages worden bestuurt door mensen die door de directeuren zijn aangesteld. Zij hebben ook administrators aangesteld voor de financiële zaken. Die hebben er belang bij om op korte termijn winst te maken, maar ze verliezen dan het oog voor wat er op de lange termijn moet gebeuren. De 2e oorzaak is dat er steeds meer plantages kwamen waardoor de prijzen sterk daalden en zo de concurrentie niet aankonden. Zo werden er in de loop van de tijd veel plantages opgeheven. Toen de slavenhandel werd afgeschaft in 219 waren er nog maar 219 plantages over in Suriname. Slaven, slavinnen en hun meesters
De aanvoer en verkoop van slaven was tot 1734 het monopolie van de WIC. Daarna werden er afspraken over gemaakt, maar die werden niet nagekomen.
De meeste slaven waren veldslaven. Zij werkten op plantages onder leiding van opzichters. Er waren ook ambachtsslaven en huisslaven. Zij hielden zich bezig met ambachten en het huishouden. De slaven waren niet helemaal rechteloos. De Gouverneur van Sommeldijck had de plantagewetten gemaakt. Veel meesters hielden zich er niet aan.
Bij verzet werden de slaven streng gestraft. Alleen waren de blanken met 3000 tegen de 45000 slaven. Dus als de slaven in opstand zouden komen zouden de blanken kansloos zijn. Dus er kwam een gespleten persoonlijkheid bij de blanken. Tegen blanken waren ze aardig, maar tegen slaven heel hard. Bij deze blanken ontstonden veel vooroordelen tegen de zwarten, de blanke voelden zich superieur, hetgeen dat nu nog steeds bestaat.
Vrije gekleurde en weggelopen slaven
Veel blanken namen slaven in huis als huidhoudster en vriendin. De slavinnen en kinderen die uit deze verhoudingen werden geboren kregen soms de vrijheid. Ook slaven die iets speciaals hadden gedaan kregen de vrijheid. De meeste vrijgelatenen trokken naar Paramaribo. Zo ontstond er een bovenlaag van blanken, een onderlaag van slaven en een midden laag van vrije gekleurde. Af en toe vluchtten er ook slaven of kwam er op een plantage een opstond en vermoordden de slaven de blanken, de slaven vluchtten dan naar het binnenland. Daar in de moerassen waren ze veilig. Deze werden marrons genoemd. Er waren 3 groepen, de Djoeka’s, de Saramacceners en de Moetoeari’s, slaven die dorpen stichtten. Deze overvielen plantages om aan wapens te komen, zo ontstond er een dreiging voor de slaven-houders. Er werd vrede gesticht met de 3 groepen maar de Boni’s bleven tot 1793 met de strijd doorgaan. Marrons worden de bosnegers genoemd. Paragraaf 2 – Aziaten worden Surinamers De afschaffing van de slavernij
In Brits Guyana werd de slavernij in 1834 afgeschaft, in Frans Guyana in 1848. In Suriname gebeurde dat pas in 1863. In Nederland werd er gedemonstreerd tegen de slavernij door de Christelijken en de liberalen.Toen de slavernij was afgeschaft werden de slaven vrijgelaten. Er werd wel afgesproken dat ze 10 jaar met een contract moesten blijven werken. Dat voorkwam dat de ex-slaven massaal wegtrokken en dat er een economische crisis ontstond. De plantagehouders kregen voor elke vrijgelaten slaaf een schadevergoeding van 300 gulden. De plantages hadden dus 10 jaar om andere arbeidskrachten te zorgen. Toen de 10 jaar was afgelopen trokken de meeste slaven weg en begonnen een boerderijtje. Maar velen trokken naar Paramaribo voor werk. Vanwege de werkgelegenheid doordat Europese bedrijven naar Suriname kwamen. De komst van de Hindoestanen
Om er voor te zorgen dat de plantages na Staatstoezicht genoeg arbeidskrachten hadden, kwam de Nederlandse regering met de Britten overeen dat ze in India arbeiders (Hindoestanen) mochten werven. Ze sloten dan een contract voor 5 jaar. De levensomstandigheden en gezondheid van deze contractarbeiders was slecht en er stierven er veel. Ook kwamen er veel in opstand tegen hun directeuren. Toen die periode was afgelopen keerden er 11700 Hindoestanen terug naar India. De anderen ruilden hun gratis terugreis voor een stukje grond in Suriname. De Hindoestanen vormden in Suriname een gesloten groep. Ze spraken hun eigen taal, ze woonden bij elkaar, ze hadden ook dezelfde gewoonten. Door hard te werken konden de Hindoestanen bereiken dat hun kinderen konden studeren. Velen bleven daar en gingen er steeds meer invloed uitoefenen. De komst van de Javanen
De geschiedenis van de Javanen lijkt veel op die van de Hindoestanen, zij werden ook als contractarbeiders naar Suriname gehaald. In tegenstelling tot de Hindoestanen bleven de Javanen na afloop van het contract op de plantages werken. Pas na het opheffen van de plantages gingen ze zich als zelfstandige boeren vestigen. Vaak kregen ze een deel van de plantage om op te verbouwen. De grote meerderheid van de Javanen was Moslim. Die gebruiken bleven een grote rol spelen. Na de 2e WO werd de afzondering van de Javanen minder. De lagere functies werden echter wel door de Javanen gevuld. Paragraaf 3 – Suriname wordt onafhankelijk Suriname zelfstandig binnen het Koninkrijk der Nederlanden
Na de 2e WO begon de dekoloniseren van de koloniën. In Nederlands-Indië boden de nationalisten verzet tegen de Nederlanders. In Suriname was er minder sprake van. In Suriname hadden de meeste bevolkingsgroepen gemeenschappelijke ervaring opgedaan. Het gevoel van Surinamer te zijn kwam echter alleen voor bij de creolen. De creolen, Hindoestanen en de Javanen richtten een eigen politieke partij op. De creolen wilden onafhankelijkheid. De anderen niet. Er waren ook nieuwe verhoudingen met Nederland. Suriname kreeg zelfbestuur in het binnenlandse aangelegeheden, maar Nederland zou de defensie en buitenlandse zaken blijven doen. Dat werd vastgelegd in het Statuut voor het Koninkrijk. Suriname wordt een onafhankelijke republiek
In de jaren ’60 en ’70 streven de creolen steeds meer naar zelfstandigheid. De Hindoestanen en Javanen warren daartegen omdat ze bang waren dat de creolen dan zouden overheersen. Deze angst werd nog groter bij rassenontlusten waar vooral Hindoestanen slachtoffer werden. De leider van de creools partij, Joop Pengel, wilde samen met de andere bevolkingsgroepen verbroedering hebben. Na zijn dood kwam hier een eind aan. Toen het Nederlandse kabinet ook instemde voor onafhankelijkheid op korte termijn emigreerden veel mensen naar Nederland. Toen Suriname onafhankelijk werd, op 25 november 1975, bleven de rassenrellen uit. In december werd Suriname toegelaten tot de VN en in 1977 tot de organisatie van Amerikaanse Staten (OAS).
Paragraaf 4 – Een revolutie die mislukt
Militairen grijpen de macht
Toen Suriname onafhankelijk werd stond het economisch sterk. De bauxietindustrie zorgde voor bijna 75% van de export. De emigratie werd ook minder. Enkele jaren later werd de regering beschuldigd van corruptie, vriendjespolitiek, verkeerde besteding van het geld, waardoor het aantal emigranten weer steeg. Daarna werd er door een groep onderofficieren een staatsgreep gepleegd. De bevolking wilde niks anders dan dat. Desi Bouterse bleek een sterke man onder de militairen en had banden met de marxistische staten Grenada en Cuba. In Suriname werd het verzet tegen Bouterse vooral gevoerd door de Moedervakbond. Bouterse dreef het verzet met harde hand terug. De mensen die tegen Bouterse waren werden naar Ford Zeelandia gebracht en gemarteld en daarna doodgeschoten, de decembermoorden. Veel mensen waren geschokt. Nederland gaf ook geen ontwikkelingshulp mee. Toen werden de economische problemen groter nadat de bauxietindustrie was ingestort. En er kwam nog een probleem bij. Een groepje bosnegers was een guerrillaoorlog in Oost Suriname gaan voeren. Het verzet werd geleid door Ronnie Brunswijk, een vroegere lijfwacht van Bouterse. Zij maakten de bauxietindustrie deels kapot. Het leger van Bouterse kon het junglecommando niet verslaan
Terugkeer naar de democratie
Tegenover al deze problemen wilde Bouterse meer steun van de bevolking. Daarom liet hij verkiezingen houden die door een partij waarin de oude creoolse, Hindoestaanse en Javaanse politieke partijen samen werkten. Deze regering, geleidt door Henck Arron kon echter niks doen wat tegen de zin van Bouterse was. Bouterse zette de regering af en hield in 1991 nieuwe regeringen. Deze verkiezing werd gewonnen door de partij die zich het nieuwe front noemde. Ronald Venetiaan was daarvan de President. Dit was de eerste regeringsleider die na de staatsgreep werkelijk macht had. Daarna trad Bouterse af. De strijd met het Junglecommando was ook ten einde gekomen. Van 1996 tot 2000 was Jules Wijdenbosch aan de macht, een aanhanger van Bouterse. Hij kwam aan de macht omdat hij zich vooral richtte op de onderste bevolkingsgroep. De economische situatie werd nog slechter. Grote economische problemen
In de jaren ’70 brak er in het Westen een economische crisis uit. Daardoor werd de vraag naar bauxiet af. Doordat de legale export afnam ontstond er een illegale export waardoor enkelen heel erg rijk werden. Er kwam inflatie waardoor de mensen het moeilijk kregen. De regering gaf teveel uit aan het te grote ambtenarenstelsel waardoor er weinig geld overbleef voor onderwijs en gezondheidszorg. Door de afschaffing van de slavernij was de export sterk gedaald, die nu van de boerenbedrijfjes af kwam. In 1992 werd er tussen Suriname en Nederland een raamverdrag gesloten, dit betekende een nauwere samenwerking en de ontwikkelingshulp te hervatten. Vooralsnog vond Nederland de Surinaamse plannen voor economisch herstel te vaag. Verschillen tussen de Bevolkingsgroepen
Ik Suriname is er alle bevolkingsgroepen een groot samenhorigheid gevoel dat wel eens leidt tot vriendjespolitiek en kliekvorming. - In de bovenlaag bevinden zich in verhouding meer creolen en Hindoestanen dan andere mensen. - In de middenlaag bestaat grotendeels uit Creolen en Hindoestanen. - In de onderlaag zitten de Creolen, Javanen, Indianen en Bosnegers. Op cultureel gebied zijn er veel verschillen tussen de bevolkingsgroepen, bijvoorbeeld met feestdagen. Ook worden er veel verschillende talen gesproeken. De belangrijkste zijn: Indiaans, Bosnegercreools, Sranan Tongo (Creools), Javaans, Chinees. Iedereen leert op school Nederlands. Een deel van de Creolen wil Nederlands vervangen door Sranan Tongo, die veel Surinamers spreken. Alleen mensen vrezen dan dat ze de banden met de Westerse cultuur zouden kunnen verliezen, als Sranan Tongo de Nederlandse Taal zou vervangen. Paragraaf 5 – Suriname en Latijns-Amerika Contacten tussen Suriname en Brits Guyana
De Britten veroverden de koloniën van Nederland en gaf na de Overwinning van Napoleon Suriname terug aan Nederland. De andere gebieden werden Brits Guyana. Er bleven altijd contacten tussen Suriname en Brits Guyana bestaan. Veel slaven vluchtte na de afschaffing van de slavernij naar Brits Guyana. Nadat Brits Guyana onafhankelijk was geworden ontstond er een conflict over de grensrivier de Corantijn. Toen de economische situatie in Brits Guyana slecht was vluchtte veel mensen naar Suriname voor werk. Toen de economie in Suriname verslechterde gingen ze weer terug naar Brits Guyana. Contacten tussen Suriname en Frans Guyana
Tussen Suriname en Frans Guyana bestaan sinds de jaren ’70 veel contacten. Toen in Frans Guyana werd begonnen met de bouw van een Europees ruimtestation gingen veel Surinamers daarheen en vonden werk in de bouw. Toen er een Burgeroorlog in Suriname uitbrak vluchtten veel mensen uit Suriname. Daarna gingen ze weer terug. Met Frans Guyana zijn nog steeds onopgeloste grensconflicten. Contacten tussen Suriname en de andere landen in die regio
Pas na de onafhankelijkheid van Suriname kwamen er contacten tussen Suriname met andere landen in die regio.
- Op militair-technisch gebied en telecommunicatie gebied kwam er met Brazilië een uitgebreide samenwerking.
- In 1975 werd er met Venezuela een verdrag van samenwerking gesloten.
- In 1993 werden ze lid van de Caribean Communicatie (CARICOM).
- Er trokken veel arbeiders naar Curaçao om in de olie-industrie te werken. Later keerden vele terug na inkrimping van de industrie op Curaçao
Suriname is een deel van Guyana, de oude naam voor gebied tussen mondingen Amazone Orinoco. De Spanjaarden verkenden in 1499 de kust. Later zochten ze tevergeefs naar El Dorado (goudland). Fransen, Britten en Nederlanders vestigden zich als eerst aan de “wilde” kust. De Zeeuwen stichtten als eerste enkel kolonies in Guyana. Suriname werd door de Britten als kolonie gesticht en legden daar suikerplantages aan. Tijdens de oorlog tussen de Republiek en Groot-Brittannië veroverde de Zeeuwse vloot de Britse kolonie Suriname. Na besprekingen besloten dat Suriname van Nederland zou worden en “geruild” zou worden tegen nieuw Amsterdam, later New York. Daarna bleef Suriname in Nederlands bezit totdat Zeeland de kolonie aan de West-Indische-Compagnie (WIC). Een jaar later werd de kolonie doorverkocht aan de Geoctrooieerde Sociëteit van Suriname. Deze sociëteit was een gemeenschappelijk bezit van de WIC. Daarna nam Nederland de macht over van Suriname, stelde een Gouverneur aan en sloot vrede met de indianen. De Gouverneur bevorderde het stichten van plantages. De landbouw wordt in plantages georganiseerd
De plantage week sterk af van Europese landbouwbedrijven: - de plantage was veel groter. - het werk werd verricht door grote aantallen slaven. - er werd slechts een product verbouwd. - het doel was het maken van winst met het geïnvesteerd kapitaal. Door deze punten kon men in de dun bevolkte tropische gebieden toch winst maken. Toen de Zeeuwen Suriname veroverden waren er al ongeveer 170 plantages. Die bevonden zich allemaal aan de rivier. Later werd aan de kust het moeras ingepolderd. Later was het aantal plantages opgelopen tot 500. Na 1770 kwam er een achteruitgang. Door het absenteïsme, dat is dat de plantages worden bestuurt van mensen die niet eens in Suriname zijn. De plantages worden bestuurt door mensen die door de directeuren zijn aangesteld. Zij hebben ook administrators aangesteld voor de financiële zaken. Die hebben er belang bij om op korte termijn winst te maken, maar ze verliezen dan het oog voor wat er op de lange termijn moet gebeuren. De 2e oorzaak is dat er steeds meer plantages kwamen waardoor de prijzen sterk daalden en zo de concurrentie niet aankonden. Zo werden er in de loop van de tijd veel plantages opgeheven. Toen de slavenhandel werd afgeschaft in 219 waren er nog maar 219 plantages over in Suriname. Slaven, slavinnen en hun meesters
Veel blanken namen slaven in huis als huidhoudster en vriendin. De slavinnen en kinderen die uit deze verhoudingen werden geboren kregen soms de vrijheid. Ook slaven die iets speciaals hadden gedaan kregen de vrijheid. De meeste vrijgelatenen trokken naar Paramaribo. Zo ontstond er een bovenlaag van blanken, een onderlaag van slaven en een midden laag van vrije gekleurde. Af en toe vluchtten er ook slaven of kwam er op een plantage een opstond en vermoordden de slaven de blanken, de slaven vluchtten dan naar het binnenland. Daar in de moerassen waren ze veilig. Deze werden marrons genoemd. Er waren 3 groepen, de Djoeka’s, de Saramacceners en de Moetoeari’s, slaven die dorpen stichtten. Deze overvielen plantages om aan wapens te komen, zo ontstond er een dreiging voor de slaven-houders. Er werd vrede gesticht met de 3 groepen maar de Boni’s bleven tot 1793 met de strijd doorgaan. Marrons worden de bosnegers genoemd. Paragraaf 2 – Aziaten worden Surinamers De afschaffing van de slavernij
In Brits Guyana werd de slavernij in 1834 afgeschaft, in Frans Guyana in 1848. In Suriname gebeurde dat pas in 1863. In Nederland werd er gedemonstreerd tegen de slavernij door de Christelijken en de liberalen.Toen de slavernij was afgeschaft werden de slaven vrijgelaten. Er werd wel afgesproken dat ze 10 jaar met een contract moesten blijven werken. Dat voorkwam dat de ex-slaven massaal wegtrokken en dat er een economische crisis ontstond. De plantagehouders kregen voor elke vrijgelaten slaaf een schadevergoeding van 300 gulden. De plantages hadden dus 10 jaar om andere arbeidskrachten te zorgen. Toen de 10 jaar was afgelopen trokken de meeste slaven weg en begonnen een boerderijtje. Maar velen trokken naar Paramaribo voor werk. Vanwege de werkgelegenheid doordat Europese bedrijven naar Suriname kwamen. De komst van de Hindoestanen
Om er voor te zorgen dat de plantages na Staatstoezicht genoeg arbeidskrachten hadden, kwam de Nederlandse regering met de Britten overeen dat ze in India arbeiders (Hindoestanen) mochten werven. Ze sloten dan een contract voor 5 jaar. De levensomstandigheden en gezondheid van deze contractarbeiders was slecht en er stierven er veel. Ook kwamen er veel in opstand tegen hun directeuren. Toen die periode was afgelopen keerden er 11700 Hindoestanen terug naar India. De anderen ruilden hun gratis terugreis voor een stukje grond in Suriname. De Hindoestanen vormden in Suriname een gesloten groep. Ze spraken hun eigen taal, ze woonden bij elkaar, ze hadden ook dezelfde gewoonten. Door hard te werken konden de Hindoestanen bereiken dat hun kinderen konden studeren. Velen bleven daar en gingen er steeds meer invloed uitoefenen. De komst van de Javanen
De geschiedenis van de Javanen lijkt veel op die van de Hindoestanen, zij werden ook als contractarbeiders naar Suriname gehaald. In tegenstelling tot de Hindoestanen bleven de Javanen na afloop van het contract op de plantages werken. Pas na het opheffen van de plantages gingen ze zich als zelfstandige boeren vestigen. Vaak kregen ze een deel van de plantage om op te verbouwen. De grote meerderheid van de Javanen was Moslim. Die gebruiken bleven een grote rol spelen. Na de 2e WO werd de afzondering van de Javanen minder. De lagere functies werden echter wel door de Javanen gevuld. Paragraaf 3 – Suriname wordt onafhankelijk Suriname zelfstandig binnen het Koninkrijk der Nederlanden
Na de 2e WO begon de dekoloniseren van de koloniën. In Nederlands-Indië boden de nationalisten verzet tegen de Nederlanders. In Suriname was er minder sprake van. In Suriname hadden de meeste bevolkingsgroepen gemeenschappelijke ervaring opgedaan. Het gevoel van Surinamer te zijn kwam echter alleen voor bij de creolen. De creolen, Hindoestanen en de Javanen richtten een eigen politieke partij op. De creolen wilden onafhankelijkheid. De anderen niet. Er waren ook nieuwe verhoudingen met Nederland. Suriname kreeg zelfbestuur in het binnenlandse aangelegeheden, maar Nederland zou de defensie en buitenlandse zaken blijven doen. Dat werd vastgelegd in het Statuut voor het Koninkrijk. Suriname wordt een onafhankelijke republiek
In de jaren ’60 en ’70 streven de creolen steeds meer naar zelfstandigheid. De Hindoestanen en Javanen warren daartegen omdat ze bang waren dat de creolen dan zouden overheersen. Deze angst werd nog groter bij rassenontlusten waar vooral Hindoestanen slachtoffer werden. De leider van de creools partij, Joop Pengel, wilde samen met de andere bevolkingsgroepen verbroedering hebben. Na zijn dood kwam hier een eind aan. Toen het Nederlandse kabinet ook instemde voor onafhankelijkheid op korte termijn emigreerden veel mensen naar Nederland. Toen Suriname onafhankelijk werd, op 25 november 1975, bleven de rassenrellen uit. In december werd Suriname toegelaten tot de VN en in 1977 tot de organisatie van Amerikaanse Staten (OAS).
Toen Suriname onafhankelijk werd stond het economisch sterk. De bauxietindustrie zorgde voor bijna 75% van de export. De emigratie werd ook minder. Enkele jaren later werd de regering beschuldigd van corruptie, vriendjespolitiek, verkeerde besteding van het geld, waardoor het aantal emigranten weer steeg. Daarna werd er door een groep onderofficieren een staatsgreep gepleegd. De bevolking wilde niks anders dan dat. Desi Bouterse bleek een sterke man onder de militairen en had banden met de marxistische staten Grenada en Cuba. In Suriname werd het verzet tegen Bouterse vooral gevoerd door de Moedervakbond. Bouterse dreef het verzet met harde hand terug. De mensen die tegen Bouterse waren werden naar Ford Zeelandia gebracht en gemarteld en daarna doodgeschoten, de decembermoorden. Veel mensen waren geschokt. Nederland gaf ook geen ontwikkelingshulp mee. Toen werden de economische problemen groter nadat de bauxietindustrie was ingestort. En er kwam nog een probleem bij. Een groepje bosnegers was een guerrillaoorlog in Oost Suriname gaan voeren. Het verzet werd geleid door Ronnie Brunswijk, een vroegere lijfwacht van Bouterse. Zij maakten de bauxietindustrie deels kapot. Het leger van Bouterse kon het junglecommando niet verslaan
Terugkeer naar de democratie
Tegenover al deze problemen wilde Bouterse meer steun van de bevolking. Daarom liet hij verkiezingen houden die door een partij waarin de oude creoolse, Hindoestaanse en Javaanse politieke partijen samen werkten. Deze regering, geleidt door Henck Arron kon echter niks doen wat tegen de zin van Bouterse was. Bouterse zette de regering af en hield in 1991 nieuwe regeringen. Deze verkiezing werd gewonnen door de partij die zich het nieuwe front noemde. Ronald Venetiaan was daarvan de President. Dit was de eerste regeringsleider die na de staatsgreep werkelijk macht had. Daarna trad Bouterse af. De strijd met het Junglecommando was ook ten einde gekomen. Van 1996 tot 2000 was Jules Wijdenbosch aan de macht, een aanhanger van Bouterse. Hij kwam aan de macht omdat hij zich vooral richtte op de onderste bevolkingsgroep. De economische situatie werd nog slechter. Grote economische problemen
In de jaren ’70 brak er in het Westen een economische crisis uit. Daardoor werd de vraag naar bauxiet af. Doordat de legale export afnam ontstond er een illegale export waardoor enkelen heel erg rijk werden. Er kwam inflatie waardoor de mensen het moeilijk kregen. De regering gaf teveel uit aan het te grote ambtenarenstelsel waardoor er weinig geld overbleef voor onderwijs en gezondheidszorg. Door de afschaffing van de slavernij was de export sterk gedaald, die nu van de boerenbedrijfjes af kwam. In 1992 werd er tussen Suriname en Nederland een raamverdrag gesloten, dit betekende een nauwere samenwerking en de ontwikkelingshulp te hervatten. Vooralsnog vond Nederland de Surinaamse plannen voor economisch herstel te vaag. Verschillen tussen de Bevolkingsgroepen
Ik Suriname is er alle bevolkingsgroepen een groot samenhorigheid gevoel dat wel eens leidt tot vriendjespolitiek en kliekvorming. - In de bovenlaag bevinden zich in verhouding meer creolen en Hindoestanen dan andere mensen. - In de middenlaag bestaat grotendeels uit Creolen en Hindoestanen. - In de onderlaag zitten de Creolen, Javanen, Indianen en Bosnegers. Op cultureel gebied zijn er veel verschillen tussen de bevolkingsgroepen, bijvoorbeeld met feestdagen. Ook worden er veel verschillende talen gesproeken. De belangrijkste zijn: Indiaans, Bosnegercreools, Sranan Tongo (Creools), Javaans, Chinees. Iedereen leert op school Nederlands. Een deel van de Creolen wil Nederlands vervangen door Sranan Tongo, die veel Surinamers spreken. Alleen mensen vrezen dan dat ze de banden met de Westerse cultuur zouden kunnen verliezen, als Sranan Tongo de Nederlandse Taal zou vervangen. Paragraaf 5 – Suriname en Latijns-Amerika Contacten tussen Suriname en Brits Guyana
De Britten veroverden de koloniën van Nederland en gaf na de Overwinning van Napoleon Suriname terug aan Nederland. De andere gebieden werden Brits Guyana. Er bleven altijd contacten tussen Suriname en Brits Guyana bestaan. Veel slaven vluchtte na de afschaffing van de slavernij naar Brits Guyana. Nadat Brits Guyana onafhankelijk was geworden ontstond er een conflict over de grensrivier de Corantijn. Toen de economische situatie in Brits Guyana slecht was vluchtte veel mensen naar Suriname voor werk. Toen de economie in Suriname verslechterde gingen ze weer terug naar Brits Guyana. Contacten tussen Suriname en Frans Guyana
Tussen Suriname en Frans Guyana bestaan sinds de jaren ’70 veel contacten. Toen in Frans Guyana werd begonnen met de bouw van een Europees ruimtestation gingen veel Surinamers daarheen en vonden werk in de bouw. Toen er een Burgeroorlog in Suriname uitbrak vluchtten veel mensen uit Suriname. Daarna gingen ze weer terug. Met Frans Guyana zijn nog steeds onopgeloste grensconflicten. Contacten tussen Suriname en de andere landen in die regio
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden
N.
N.
ik vind dat niet goed
wand wat er staat is niet goed
ik vind het ook niet erg verstandig
wat er staat te veel
12 jaar geleden
Antwoorden