Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Staatsinrichting van Nederland module 2

Beoordeling 8.7
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vmbo | 869 woorden
  • 13 mei 2016
  • 12 keer beoordeeld
Cijfer 8.7
12 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Paragraaf 1, 1848, het jaar van grote veranderingen

 

1815 kreeg Nederland een grondwet die de koning veel macht gaf.

 

De liberalen in Nederland wilden dit veranderen.

 

Liberaal Johan Adolf Thorbecke wilde in 1844 al een aantal veranderingen in die grondwetten zetten om de burgers meer rechten en macht te geven.

Dit kon pas in 1848.

 

Thorbecke, de voorman van de liberalen, ging hiermee aan de slag.

  • Grondrechten
  • Ministeriële verantwoordelijkheid
  • De koning werd onschendbaar
  • Het censuskiesrecht werd ingevoerd

Vooral de gegoede burgerij, bankiers en fabrikanten steunden de liberalen.

 

Liberale regeringen deden veel voor ondernemers, zoals veel vrijheid op het gebied van economie.

 

De armere arbeiders hadden hier weinig aan.

 

Paragraaf 2, Socialistische ideeën

                    

Vanaf 1870 kwam de industrialisatie in Nederland goed op gang.

 

Dit bracht veel problemen voor de arbeiders met zich mee. Dit noemen we de sociale kwestie.

 

De liberalen vonden dat het niet de taak was van de overheid om de situatie van de arbeiders te verbeteren. Zij zeggen, wanneer iemand hard genoeg werkt, krijgen ze het van zelf beter.

 

De socialisten kwamen op voor de arbeiders. De socialisten baseerden hun ideeën op de theorie van Karl Marx.

 

In Nederland had je twee stromingen binnen het socialisme.

SDB (Revolutie, F.D.Nieuwenhuis)                      SDAP (Democratisch, P.J.Troelstra)

De SDAP wilde via het verkrijgen van stemrecht veel voor de arbeiders gaan betekenen. Zij kregen in Nederland van de arbeiders de meeste steun.

Paragraaf 3, Kerk en school

 

Met de wijziging van de grondwet werd vrijheid van onderwijs in de grondwet opgenomen.

 

Alleen openbare scholen werden gefinancierd door de overheid.

 

Bijzondere scholen moesten hun eigen financiering regelen.

 

Confessionelen richtten hun eigen politieke partijen op.

ARP (1878) was de politieke partij van de protestanten. ->kiesrecht voor het mannelijke hoofd van het gezin.

 

RKSP (1926) is de politieke partij voor de katholieken.

 

Tegenwoordig hebben we het CDA. Dat is een samenvoeging van de ARP, KVP  (RKSP) en de CHU.

 

Paragraaf 5, Op weg naar een eerlijker bestuur

 

Met de wijziging van de grondwet in 1848 kreeg Nederland een parlementair regeringsstelsel.

 

Nederland was nog geen echte democratie, want er was censuskiesrecht.

 

De emancipatie van arbeiders, protestanten en katholieken zorgde voor de opkomst van de verzuiling.

 

In de pacificatie van 1917 werden drie belangrijke zaken geregeld.

  • Algemeen kiesrecht
  • Gelijkstelling van openbaar en bijzonder onderwijs
  • Stelsel van evenredige vertegenwoordiging

 

Bij het stelsel van evenredige vertegenwoordiging worden de zetels naar verhouding van het aantal stemmen verdeeld.

 

Paragraaf 6, Geen vrouwen in de politiek

 

In 1917 kregen vrouwen alleen passief kiesrecht.

 

Passief kiesrecht = verkiesbaar

Actief kiesrecht = zelf stemmen

 

Pas in 1919 kregen vrouwen ook het actief kiesrecht.

 

Tijdens de eerste feministische golf vroegen de feministen steeds meer aandacht voor de achtergestelde positie van de vrouwen.

 

Er werd verschillend gedacht over het vrouwenkiesrecht.

 

Socialisten wilden wel het vrouwenkiesrecht. Confessionelen vonden dat stemmen de taak was van de man.

 

Na de invoering van het algemeen kiesrecht in 1919, werd Nederland een parlementaire democratie.

 

Paragraaf 7, Beslissingen nemen in Nederland

 

Het Nederlands parlement bestaat uit de Eerste en Tweede Kamer.

 

De Tweede Kamer wordt direct gekozen door het volk.

 

De Eerste Kamer wordt gekozen door de leden van de Provinciale Staten.

 

De Tweede Kamer heeft een wetgevende taak. Ze mogen zelf wetten maken en aanpassen. Ook controleren ze de ministers.

 

Wetten worden door de Tweede Kamer aangenomen als meer dan de helft (meer dan de helft van 150=76) van de leden het mee eens zijn.

 

Daarna gaat de wet naar de Eerste Kamer voor goedkeuring. Zij toetsen de wet aan de grondwet.

 

Daarna zet de koning een handtekening onder de wet.

 

Paragraaf 9, Rechten van burgers, plichten voor de overheid.

 

Met de wijziging van de grondwet in 1848 werden een aantal grondrechten in de grondwet opgenomen.

 

Grondrechten zijn basisrechten waar iedereen recht op heeft. De grondrechten die in de grondwet van 1848 zijn opgenomen, zijn klassieke grondrechten. Hier moet de overheid niets doen.

  • Vrijheid van meningsuiting
  • Vrijheid van godsdienst
  • Recht op gelijke behandeling
  • Recht op privacy
  • Recht van vereniging, vergadering en betoging

 

 

In 1983 werd de grondwet aangevuld met sociale grondrechten. Hier moet de overheid wel wat doen.

  • Bestaanszekerheid
  • Onderwijs
  • Woonruimte
  • Voldoende en goede medische verzorging
  • Bewoonbaar land
  • Werk
  • Rechtsbijstand
  • Bescherming door de overheid

 

Paragraaf 10, Rechtspraak in een rechtsstaat.

 

In een rechtsstaat is de burger beschermd tegen onrecht van de overheid en tegen onrecht van andere burgers.

 

Een rechtsstaat heeft vier kenmerken:

  • Iedereen krijgt dezelfde straf voor hetzelfde misdrijf
  • De rechters zijn onafhankelijk
  • Je kan alleen veroordeeld worden voor strafbare feiten
  • Ook de rechters moeten zich houden aan de wet

 

Voor kleine overtredingen kom je niet voor de rechter, maar voor grote misdrijven wel.

 

Dit staat allemaal beschreven in het wetboek van strafrecht.

 

Als je weinig geld hebt, heb je recht op rechtsbijstand, want in een rechtsstaat heeft iedereen recht op verdediging.

 

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.